ECLI:NL:RBAMS:2024:4216

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
10933436 \ CV EXPL 24-1622
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van restant geldlening met rente en incassokosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BridgeFund B.V. en een gedaagde die procedeerde in persoon. BridgeFund vorderde het restant van een geldlening van € 19.860,-, die op 23 januari 2023 was afgesloten, vermeerderd met rente en incassokosten. De gedaagde had de vorderingen van BridgeFund niet betwist, maar verklaarde dat hij niet in staat was om te betalen. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van BridgeFund, gezien het gebrek aan verweer van de gedaagde, in beginsel toegewezen konden worden. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 16.193,76 aan hoofdsom, € 736,85 aan contractuele rente, en € 2.939,16 aan buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van € 2.090,83. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10933436 \ CV EXPL 24-1622
Vonnis van 7 juni 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRIDGEFUND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. H.H.M. Meijroos,
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam]
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna BridgeFund en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 februari 2024, met producties,
- het proces-verbaal van mondeling antwoord van 23 februari 2024,
- het tussenvonnis van 8 maart 2024 waarin de mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Bij e-mail van 8 mei 2024 heeft BridgeFund de rechtbank - samengevat - bericht dat partijen i) afzien van een mondelinge behandeling en ii) eenstemmig verzoeken vonnis te wijzen in deze zaak. [gedaagde] heeft dezelfde dag per e-mail laten weten dat hij hiermee akkoord is.
1.3.
Daarna is bepaald dat vandaag een vonnis wordt uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben op 23 januari 2023 een overeenkomst van geldlening (hierna: de overeenkomst) gesloten voor een bedrag van € 19.860,- (inclusief rente en opslag) ter financiering van de bedrijfsactiviteiten van de eenmanszaak van [gedaagde] , [handelsnaam] .
2.2.
In de overeenkomst is een aflossingsschema opgenomen waarin is bepaald op welke wijze [gedaagde] voornoemd bedrag aan BridgeFund moet terugbetalen.
2.3.
[gedaagde] is op enig moment gestopt met terugbetalen. Het restant van de geldlening bedraagt € 16.193,76.
2.4.
Bij brieven van 28 november 2023 en 14 december 2023 heeft BridgeFund [gedaagde] gesommeerd om het restant van de geldlening, vermeerderd met rente en incassokosten aan haar te betalen. [gedaagde] heeft dat niet gedaan.

3.Het geschil

3.1.
BridgeFund vordert – samengevat – dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld tot betaling van € 16.193,76, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] heeft de vorderingen van BridgeFund niet betwist, maar heeft toegelicht dat hij die vorderingen niet kan betalen.

4.De beoordeling

4.1.
Nu [gedaagde] de vorderingen van BridgeFund niet heeft betwist, kunnen die in beginsel worden toegewezen. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
4.2.
BridgeFund vordert – samengevat – dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 16.193,76 aan hoofdsom, vermeerderd met i) € 2.939,16 aan buitengerechtelijke incassokosten en ii) de over de hoofdsom tussen 28 november 2023 en 31 januari 2024 verschenen contractuele rente van € 736,85. Deze bedragen zullen als onbestreden worden toegewezen.
4.3.
Verder vordert BridgeFund dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de contractuele rente van 2% per maand over het bedrag van € 16.193,76 met ingang van 1 februari 2024 tot aan de dag van volledige betaling. Ook deze vordering wordt als onbestreden toegewezen. Bij deze stand van zaken behoeven de ((nog) meer) subsidiaire rentevorderingen die BridgeFund in dit verband heeft ingesteld, geen bespreking.
4.4.
Het door BridgeFund gevorderde bedrag van € 11,00 voor leges handelsregister wordt afgewezen, nu een vergoeding daarvoor reeds in de proceskostenveroordeling is opgenomen.
4.5.
De door BridgeFund gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen, nu [gedaagde] de verschuldigdheid daarvan op grond van de tussen hen gesloten overeenkomst niet heeft betwist en geen termen aanwezig zijn om tot (ambtshalve) matiging van de gevorderde vergoeding over te gaan.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
16.193,76
- buitengerechtelijke incassokosten
2.939,16
+
totaal
19.132,92
- betalingen
0,00
-/-
Totaal
19.132,92
4.7.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van BridgeFund worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding: € 140,83
- griffierecht: € 1.409,00
- salaris gemachtigde: € 406,00 (1,00 punt x tarief: € 406,00)
- nakosten:
€ 135,00(plus de kosten zoals vermeld in de beslissing)
- totaal: € 2.090,83
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan BridgeFund van € 16.193,76,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan BridgeFund van € 736,85 aan contractuele rente,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan BridgeFund van € 2.939,16 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan BridgeFund van de contractuele rente van 2% per maand over € 16.193,76 met ingang van 1 februari 2024 tot aan de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.090,83, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Voetelink, kantonrechter, bijgestaan door mr. J.D. Tameris, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.