ECLI:NL:RBAMS:2024:4211

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
10870027 \ CV EXPL 24-345
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en ontbinding van aanneemovereenkomst in het kader van verbouwingswerkzaamheden

In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, DE INTERIEURLOODS B.V., betaling van een openstaande factuur van € 20.182,80 van [gedaagde 1], een VOF die een restaurant exploiteert. De vordering is gebaseerd op een aanneemovereenkomst voor verbouwingswerkzaamheden die door Interieurloods zijn uitgevoerd. Gedurende de werkzaamheden zijn er drie facturen voldaan, maar de laatste factuur is niet betaald omdat partijen een mondelinge afspraak hadden gemaakt dat betaling pas zou plaatsvinden na het verhelpen van een lijst met gebreken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Interieurloods niet in verzuim is geraakt, omdat [gedaagde 1] onvoldoende gelegenheid heeft geboden om de gebreken te herstellen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde 1] in schuldeisersverzuim verkeert en dat de vordering van Interieurloods tot betaling van de laatste factuur toewijsbaar is. Daarnaast heeft Interieurloods aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten, die ook zijn toegewezen, zij het tot een lager bedrag dan gevorderd. In reconventie heeft [gedaagde 1] de ontbinding van de aanneemovereenkomst gevorderd, maar deze vordering is afgewezen omdat Interieurloods niet in verzuim was. De proceskosten zijn toegewezen aan Interieurloods, zowel in conventie als in reconventie.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10870027 \ CV EXPL 24-345
Vonnis van 12 juli 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
DE INTERIEURLOODS B.V.,
gevestigd in Urk,
eisende partij (hierna:
Interieurloods),
gemachtigde: mr. L.A.H.M. Creemers,
tegen

1.[gedaagde 1] VOF,

en haar vennoten,
2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
alle drie gevestigd of wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partijen (hierna samen:
[gedaagde 1], en de vennoten afzonderlijk als:
[gedaagde 2]en
[gedaagde 3])
gemachtigde: mr. M.L. Winters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 december 2023, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 21 maart 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 mei 2024 en de daarin vermelde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Interieurloods is een aannemersbedrijf onder leiding van [naam] . [gedaagde 1] exploiteert een restaurant in [woonplaats] onder de handelsnaam [handelsnaam] .
2.2.
Partijen legden in maart 2023 contact over verbouwingswerkzaamheden van Interieurloods aan het restaurant van [gedaagde 1] . [gedaagde 1] zou eind april 2023 open gaan.
2.3.
Op 6 maart 2023 heeft Interieurloods een offerte uitgebracht met een aanneemsom van € 20.505 (excl. btw).
2.4.
Interieurloods heeft verbouwingswerkzaamheden verricht en [gedaagde 1] heeft drie facturen voldaan. Gedurende de werkzaamheden werd de opdracht uitgebreid met meerwerk. Interieurloods heeft op 23 mei 2023 een meerwerkoverzicht verstuurd.
2.5.
[gedaagde 1] is eind april 2023 opengegaan. De verbouwingswerkzaamheden waren toen nog niet afgerond.
2.6.
Op 7 juli 2023 wordt namens Interieurloods per whatsapp aan [naam] een lijst met zeventien nog af te maken punten gestuurd. Vervolgens heeft Interieurloods op 11 juli 2023 een vierde en laatste factuur verstuurd van € 20.182,80. Partijen spraken mondeling af dat Interieurloods eerst de lijst met punten zou oppakken en dat [gedaagde 1] pas daarna zou overgaan tot betaling van de laatste factuur. Deze afspraak heeft [gedaagde 2] per e-mail bevestigd.
2.7.
De gebreken op de lijst van 7 juli 2023 zijn tot op heden niet verholpen en de laatste factuur van 11 juli 2023 is niet voldaan.
2.8.
[gedaagde 1] heeft Bouw Combinatie Eemnes (BCE) een bouwkundige opname laten doen, waarvan op 31 januari 2024 een rapport verscheen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Interieurloods vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde 1] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van:
I € 20.182,80 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 30 november 2023, een en ander het bedrag van € 25.000 niet te boven gaand,
II € 1.181,96 inclusief btw, althans een in goede justitie vast te stellen bedrag, aan buitengerechtelijke kosten,
III de proceskosten, inclusief nakosten.
3.2.
[gedaagde 1] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Interieurloods. Daarbij verlangt [gedaagde 1] een veroordeling van Interieurloods in de proceskosten, inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis.
in reconventie
3.3.
[gedaagde 1] vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I de aanneemovereenkomst ontbindt zonder terugleveringsverplichting van de materialen aan Interieurloods door [gedaagde 1] ,
II Interieurloods veroordeelt tot betaling van € 24.999 inclusief btw, uiterlijk binnen twee weken na dit vonnis,
III Interieurloods veroordeelt in de proceskosten, inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis.
3.4.
Interieurloods voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde 1] . Volgens Interieurloods moet [gedaagde 1] worden veroordeeld in de proceskosten, inclusief nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis.

4.De beoordeling

4.1.
Aangezien de vordering in reconventie tot ontbinding van de aanneemovereenkomst van invloed is op de conventie, zal de kantonrechter eerst de reconventie behandelen.
in reconventie
Grondslag van de vordering
4.2.
Op zitting heeft de advocaat van [gedaagde 1] de grondslag van haar vordering als volgt toegelicht en bijgesteld. Primair vordert [gedaagde 1] een vervangende schadevergoeding, beperkt tot € 24.999, in plaats van nakoming van de aanneemovereenkomst. De spreekaantekeningen gelden als omzettingsverklaring in de zin van artikel 6:87 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Interieurloods is in verzuim als gevolg van uitgestelde opleveringen in combinatie met de expliciet aangekondigde opening van [gedaagde 1] restaurant op 26 juni 2023. Die datum houdt een fatale termijn in. Daarnaast kan verzuim worden aangenomen uit het feit dat [gedaagde 2] [naam] per whatsappbericht van 7 juli 2023 heeft aangesproken op een lijst met gebreken, die naderhand niet zijn hersteld. Dat er in dat whatsappbericht geen concrete termijn voor herstel werd gegeven, is verschoonbaar. Tot slot geldt dat verzuim niet nodig is, omdat acht moet worden geslagen op de tenzij-clausule uit artikel 7:759 lid 1 BW. Daaruit volgt dat verzuim voor een aanspraak op schadevergoeding niet is vereist, omdat gezien het rapport van BCE van [gedaagde 1] niet kon worden gevergd dat nog gelegenheid werd gegeven voor herstel door Interieurloods.
4.3.
Subsidiair stelt [gedaagde 1] dat de aanneemovereenkomst buitengerechtelijk voor 80% is ontbonden bij reconventionele eis. Naar de kantonrechter begrijpt verlangt [gedaagde 1] een verklaring voor recht hiervan of dat de kantonrechter alsnog tot een gerechtelijke ontbinding overgaat zoals vermeld in het petitum in reconventie. Vanwege de ontbinding moet 80% van de verbintenissen over en weer ongedaan worden gemaakt. Het verzuim moet conform de hiervoor beschreven primaire grondslag worden aangenomen, aldus steeds [gedaagde 1] .
4.4.
Interieurloods betwist dat zij haar werk ondeugdelijk heeft verricht. Ze stelt zich op het standpunt dat zij onvoldoende gelegenheid heeft gekregen om een en ander te herstellen. Op zitting heeft Interieurloods desgevraagd toegelicht dat zij akkoord ging met het afwerken van de lijst van 7 juli 2023 en dat daarna de laatste betaaltermijn door [gedaagde 1] zou worden voldaan. Rond 7 juli 2023 was de elektricien echter op vakantie en daarna was het bouwvak. Toen Interieurloods aan de slag wilde gaan in september, werd dat door [gedaagde 2] geweigerd, aldus Interieurloods.
Interieurloods is niet in verzuim
4.5.
Om de vordering van [gedaagde 1] te kunnen toewijzen is – zowel voor de primaire grondslagen als subsidiaire grondslagen – vereist dat Interieurloods in verzuim is. De kantonrechter oordeelt dat daarvan geen sprake is. In de offerte is geen fatale oplevertermijn opgenomen. De opening van [gedaagde 1] restaurant kan niet zonder meer als fatale termijn worden aangemerkt. [gedaagde 2] heeft op zitting toegelicht dat hij van tevoren – toen de verbouwingsplannen nog beperkt waren – een opleverdatum wilde afspreken voor eind maart 2023, maar dat dat te kort dag was. Vervolgens hebben partijen gesproken over eind april 2023. Maar Interieurloods heeft dit niet als harde deadline begrepen en ook niet hoeven begrijpen. Bovendien is er steeds meerwerk bijgekomen waarmee de opdracht groter werd en dus ook de duur van de werkzaamheden langer werd. Uit hoe partijen zich hebben gedragen blijkt ook niet dat zij beiden in de veronderstelling waren dat het om een fatale termijn ging. Het whatsappbericht van 7 juli 2023 waarin [gedaagde 1] Interieurloods aanspreekt op een lijst met punten gaf partijen aanleiding af te spreken dat Interieurloods dit zou herstellen en dat [gedaagde 1] nadien de laatste factuur zou voldoen, zo hebben zij beiden bevestigd. Over een fatale termijn komt in de correspondentie tussen partijen niets terug. [gedaagde 1] heeft pas voor het eerst na het rapport van BCE te kennen gegeven de opening van het restaurant als harde deadline te zien, toen ontevredenheid ontstond over het verrichte werk. Daarmee kan niet gesproken worden over een afspraak voor een fatale termijn die tussen partijen is komen vast te staan. Artikel 7:759 lid 1 BW is niet van toepassing. Deze bepaling gaat over gebreken na oplevering. In onderhavige zaak is nog niet opgeleverd. De opdracht werd nog door Interieurloods uitgevoerd, waarbij Interieurloods de lijst met gebreken zou aanpakken en [gedaagde 1] daarna de laatste factuur zou betalen. [gedaagde 1] heeft geen ingebrekestelling verstuurd. Toen Interieurloods begin september voorstelde om tot herstel over te gaan, werd dit door [gedaagde 1] geweigerd, zoals blijkt uit de hierna weergegeven correspondentie.
4.6.
Interieurloods schreef op 6 september 2023 per whatsapp het volgende:
‘Goedemiddag, wij zouden graag vrijdag ochtend langs willen komen om de laatste punten op de lijst af te kunnen ronden anders gaat het wel erg lang duren. Zie jij kans dat je rond uur of 9/10 langs komt om het te besprken? [ [naam] ]’
4.7.
[gedaagde 1] reageerde op 7 september 2023 per whatsapp als volgt:
‘wij hebben meerdere malen de kans en tijd gegeven om de werkzaamheden af te maken die al wekenlang niet worden afgemaakt ofwel geen communicatie over is geweest. Bepaalde werkzaamheden hebben wij ook al bij andere mensen neergelegd omdat het simpelweg te lang heeft geduurd en wij niet zo lang konden wachten en jullie ook niks meer lieten horen.
Ik vind het dan ook wel goed zo en mooi geweest. Er zijn talloze werkzaamheden die niet naar wens zijn uitgevoerd en waar wij opnieuw mensen voor moeten roepen om het naar wens te krijgen. Oplevering zou eind april zijn, we zijn pas eind juni open gegaan(en vraag me niet wat voor werkzaamheden er nog moeten gebeuren) en nu zitten we al in september en dan wil je het wel even snel afmaken. Je hoeft wat mij betreft het niet komen afmaken of meer langs te komen. We hebben al een hoop geld betaald en een hoop geld mis gelopen voor een zaak die half is afgemaakt.’
Conclusie in reconventie
4.8.
[gedaagde 1] heeft Interieurloods dus onvoldoende gelegenheid tot herstel geboden waardoor Interieurloods niet in verzuim is geraakt. Bij gebrek aan verzuim kunnen in reconventie de ontbinding (vordering I) en schadevergoeding (vordering II) niet worden toegewezen. [gedaagde 1] zal in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Interieurloods tot op heden begroot op € 543,00 (1,00 punt aan salaris gemachtigde x tarief € 543,00).
4.9.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals onder de beslissing vermeld.
in conventie
[gedaagde 1] kan geen beroep op opschorting doen omdat zij in schuldeisersverzuim verkeert
4.10.
Tussen partijen is niet in geschil dat Interieurloods de werkzaamheden op de facturen heeft verricht. Volgens [gedaagde 1] is dit werk niet naar behoren verricht en dienen de gebreken uit de lijst van 7 juli 2023 nog verholpen te worden. Uit het whatsappbericht dat hiervoor onder 4.7 staat, blijkt dat [gedaagde 1] niet alleen geen herstelmogelijkheid heeft geboden, maar ook dat [gedaagde 1] het door Interieurloods gedane aanbod daartoe heeft afgeslagen. Daarmee werd het voor Interieurloods feitelijk onmogelijk om de gebreken uit de lijst van 7 juli 2023 te herstellen en is [gedaagde 1] in schuldeisersverzuim geraakt. Dat heeft gevolgen voor de verplichting om de laatste factuur te betalen.
4.11.
De afspraak om pas te hoeven betalen als het laatste werk is verricht, kan worden gezien als contractuele opschortingsgrond. Ingeval van opschorting bepaalt artikel 6:54 aanhef en onder a BW dat geen bevoegdheid tot opschorting bestaat voor zover de nakoming van de verbintenis van de wederpartij wordt verhinderd door schuldeisersverzuim. Als je zelf verhindert dat de voorwaarde intreedt waardoor je betaling verschuldigd wordt, kun je je redelijkerwijs niet op die voorwaarde beroepen om niet te hoeven betalen. Daarom kan [gedaagde 1] zich niet beroepen op de afspraak dat zij pas zou betalen nadat de laatste herstelwerkzaamheden zouden zijn verricht. De vordering tot nakoming van de laatste factuur van € 20.182,80 van Interieurloods zal dus worden toegewezen.
4.12.
Interieurloods heeft ook verzocht [gedaagde 1] te veroordelen in de wettelijke handelsrente over de hoofdsom. Omdat het om een betalingsverplichting op grond van een handelsovereenkomst gaat en [gedaagde 1] dit deel van de vordering verder niet heeft betwist, wordt dit toegewezen.
4.13.
Interieurloods maakt daarnaast aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Aan de daarvoor geldende wettelijke eisen is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 1.181,96 is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 976,83 bij € 20.182,80 in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom € 976,83 toe.
4.14.
De vorderingen van Interieurloods zijn zo ingestoken dat het de bedoeling is om onder de wettelijke kantonrechtersgrens van € 25.000 te blijven; anders zou de kantonrechter zich onbevoegd moeten verklaren. Omdat ook buitengerechtelijke kosten meetellen voor die grens begrijpt de kantonrechter de vordering zo dat de hoofdsom plus wettelijke handelsrente gemaximeerd wordt tot € 25.000 min de buitengerechtelijke kosten van € 976,83 = € 24.023,17.
4.15.
[gedaagde 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie, aan de zijde van Interieurloods tot op heden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
106,73
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
543,00
(2,00 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.193,73
4.16.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals onder de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van € 20.182,80, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 30 november 2023, tot een maximumbedrag van € 24.023,17 is bereikt,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van € 976,83 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten van € 2.193,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke/BTAG [1] kosten van betekening als [gedaagde 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst het gevorderde af,
5.7.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten van € 543,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke/BTAG kosten van betekening als [gedaagde 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.8.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Huber, rechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2024.

Voetnoten

1.Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders.