ECLI:NL:RBAMS:2024:4207

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
13/322411-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving

Op 11 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving van zijn partner. De feiten vonden plaats op 2 december 2023 in Aalsmeer, waar de verdachte zijn partner meerdere keren heeft geschopt en geslagen, terwijl zij op de grond lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen, wat resulteerde in een klaplong en andere verwondingen bij de aangeefster. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen als bewijs gebruikt, evenals de medische rapporten die de ernst van de verwondingen bevestigden. De verdachte ontkende de intentie om zwaar letsel toe te brengen, maar de rechtbank oordeelde dat zijn handelen getuigde van opzet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 139 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 180 uur. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de aangeefster en de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere strafblad en de positieve ontwikkeling tijdens de voorlopige hechtenis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/322411-23
Datum uitspraak: 11 juli 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. D. Jironet Loewe, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.M.A. Kersten, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 2 december 2023 te Aalsmeer, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , zijn (verdachtes) levensgezel/partner, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- een of meerdere malen (met kracht) voornoemde [slachtoffer] op/tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag en/of waardoor die [slachtoffer] het bewustzijn verloor) en/of
- een of meerdere malen (met kracht) voornoemde [slachtoffer] in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of
- in een wurggreep, althans bij haar keel en/of nek heeft vastgepakt en/of gehouden en/of
- aan de haren van voornoemde [slachtoffer] heeft getrokken
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 2 december 2023 te Aalsmeer, althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door (in de woning van hem (verdachte)),
- voornoemde [slachtoffer] (meerdere malen) tegen te houden wanneer zij de slaapkamer en/of woning tracht te ontvluchten en/of
- voornoemde [slachtoffer] een of meerdere malen (met kracht) te trappen en/of schoppen op/tegen het lichaam (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag en/of waardoor die [slachtoffer] het bewustzijn verloor) en/of
- voornoemde [slachtoffer] een of meerdere malen (met kracht) te slaan in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of lichaam en/of
- het aanbrengen van een wurggreep, althans het bij de keel en/of nek vastpakken en/of vasthouden van voornoemde [slachtoffer] en/of
- aan de haren te trekken van voornoemde [slachtoffer] en/of
- de telefoon van voornoemde [slachtoffer] af te pakken en/of weg te nemen en/of
- (terwijl voornoemde [slachtoffer] zichzelf had opgesloten op de wc) tegen voornoemde [slachtoffer] te zeggen dat zij het niet moest flikken weg te gaan en dat hij alle deuren op slot zou doen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) de deur(en) op slot te doen en de woning te verlaten.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir – op het standpunt gesteld dat beide feiten kunnen worden bewezen. Zij heeft daartoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd. Gelet op de intensiteit en de frequentie van het trappen, was er onder feit 1 een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dit wordt bevestigd door het feit dat aangeefster een klaplong en gekneusde ribben heeft opgelopen. Ook het grijpen bij de keel kan worden gekwalificeerd als poging tot zware mishandeling.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich – onder verwijzing naar haar pleitnota – op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. Volgens de raadsvrouw kan enkel het slaan in het gezicht en het trappen tegen de benen worden bewezen, zodat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de intentie had om aangeefster zwaar lichamelijk toe te brengen. Er is dus geen sprake van vol opzet. Evenmin heeft verdachte door zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aanvaard, zodat ook van voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel geen sprake is geweest. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 1 december 2023 was uitgegaan in Amsterdam. De volgende dag werd ze door haar vriend (verdachte) gebeld. Hij zei dat ze naar hem toe moest komen, omdat hij met haar wilde praten. Aangeefster is vervolgens naar zijn woning in [plaats] gegaan. Eenmaal in zijn slaapkamer werd verdachte boos. Aangeefster wilde de slaapkamerkamer uit gaan en kreeg plotseling een harde klap tegen haar linkerslaap. Verdachte ging voor de deur van zijn slaapkamer staan, zodat deze werd geblokkeerd. Aangeefster vroeg of verdachte haar naar buiten wilde laten gaan. Verdachte zei: ‘Nee, ik wil met je praten”. Toen verdachte een glaasje water voor aangeefster ging halen in de badkamer, rende zij de trap af. Verdachte rende achter haar aan. Toen aangeefster halverwege de trap was, voelde zij dat ze aan haar haren werd getrokken. Aangeefster wist zichzelf los te rukken en is zittend de trap afgegleden. Beneden wilde ze de voordeur open maken, maar dat lukte niet direct. Aangeefster voelde de arm van verdachte om haar nek en werd met kracht naar achteren getrokken. Het lukte aangeefster om los te komen en zij rende weg waarna zij beiden in de keuken stonden. Verdachte zei dat hij de telefoon van aangeefster wilde zien en pakte hij haar telefoon uit haar tas. Toen verdachte in haar telefoon keek flipte hij. Ineens lag aangeefster op de keukenvloer. Ze weet niet meer hoe ze op de grond terecht was gekomen. Ze zag en voelde dat verdachte op haar aan het intrappen was. Hij trapte op haar bovenbenen, tegen haar rechter zijkant en tegen haar ribben aan de rechterkant van haar lichaam. Aangeefster is een paar seconden “even weg” geweest. Ze huilde en smeekte of verdachte wilde ophouden omdat ze zoveel pijn had. Het trappen ging met veel kracht. Verdachte had geen schoenen aan. Het lukte aangeefster om naar de wc te rennen en zichzelf op te sluiten. Verdachte stond voor de deur van de wc en schreeuwde: "Ik moet even weg, ik doe alle deuren op slot en flik het niet om weg te gaan.” Aangeefster voelde op dat moment veel pijn en ze kreeg bijna geen lucht. Ze hoorde dat verdachte naar buiten ging en dat de voordeur op slot werd gedraaid. Aangeefster is vervolgens via het keukenraam naar buiten geklommen. Ze is naar de buurvrouw van nummer [huisnummer] gelopen, die vervolgens een ambulance heeft gebeld. [2]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat er een meisje aanbelde. Zijn vrouw deed de deur open. Het meisje vertelde dat ze in elkaar was geslagen door de buurjongen. Ze vertelde dat ze was geschopt, geslagen en dat hij haar had opgesloten. Ze was via het raam naar buiten gevlucht. Ze hield haar handen in haar zij en het leek alsof zij daar pijn had. In haar nek zag getuige een rode plek. [3]
Getuige [getuige 2] , de buurvrouw van nummer [huisnummer] , heeft verklaard dat ze zag dat de vriendin van haar buurjongen zijn huis binnenliep. Kort na haar binnenkomst hoorde ze dat zij de naam van de buurjongen riep. Getuige hoorde dat de vriendin schreeuwde: “Stop stop stop hou nou op. Stop stop. Niet doen ik wil weg, ik wil weg.” Het gegil was heftig. Getuige zag dat de deur nog open stond en dat de vriendin naar buiten wilde gaan. Toen ze dit probeerde pakte de buurjongen haar beet en trok haar terug naar binnen de woning in. [4]
Het dossier bevat een brief van ziekenhuis Amstelland van 3 december 2023. Hieruit blijkt dat aangeefster een nacht opgenomen is geweest in het ziekenhuis vanwege een klaplong rechts, waarvoor zij een thoraxdrain kreeg. [5] Uit de letselrapportage van de GGD Amsterdam van 14 december 2023 volgt dat aangeefster naast de klaplong een rode huidverkleuring in de hals had, op het gehele linkerbeen bloeduitstortingen en dat ook het rechterbeen en de knie verkleurd was door bloeduitstortingen. [6]
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij probeerde om met aangeefster in gesprek te gaan, maar dat hij geen reactie kreeg. Om die reden heeft verdachte aangeefster boven in de slaapkamer tegengehouden toen zij de kamer wilde verlaten en heeft hij haar één klap gegeven. Aangeefster wilde weg en is naar beneden gegaan. Verdachte heeft haar op de trap proberen tegen te houden en haar beneden in de gang beetgepakt, omdat hij niet wilde dat ze weg zou gaan. Aangeefster riep dat zij weg wilde. Hij heeft aangeefster niet naar buiten gelaten en hij heeft de deur dichtgedaan. Verdachte heeft zonder toestemming in de telefoon van aangeefster gekeken. Door wat hij zag werd hij nog bozer. Aangeefster viel flauw en toen heeft hij haar een trap gegeven. Hij weet niet meer precies waar hij aangeefster trapte, omdat het in een waas gebeurde. Misschien heeft hij haar vaker getrapt, maar dat kan hij zich niet meer herinneren. Toen aangeefster op de wc zat, is verdachte weggegaan en hij heeft de voordeur op slot gedaan. Hij heeft tegen haar gezegd dat ze niet weg mocht gaan en op hem moest wachten. Verdachte had een afspraak met zijn broer. Hij heeft haar telefoon meegenomen omdat hij nog meer wilde lezen. [7]
Verdachte ontkent dat hij aangeefster in een wurggreep heeft gehouden en dat hij haar aan haar haren heeft getrokken.
Oordeel over feit 1
De rechtbank is van oordeel dat het slaan in het gezicht en het trekken aan de haren geen poging tot zware mishandeling oplevert, zodat verdachte van die onderdelen wordt vrijgesproken. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte aangeefster in een wurggreep heeft gehouden, althans bij de nek/keel heeft vastgepakt op een wijze die tot zwaar lichamelijk letsel had kunnen leiden, daarvoor schiet de feitelijke omschrijving van de gedraging in de aangifte te kort. Verdachte zal daarom ook van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Op grond van de aangifte, het letsel van aangeefster en de verklaring van verdachte op de zitting, acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangeefster met kracht meerdere malen op/tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt, terwijl zij op de grond lag. De rechtbank kan op basis van het dossier echter niet vaststellen dat aangeefster door deze gedraging het bewustzijn is verloren, zodat verdachte van dat onderdeel wordt vrijgesproken.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte een poging tot zware mishandeling opleveren. Hiervoor moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster.
Verdachte heeft blijkens de hiervoor uiteengezette feiten en omstandigheden fors geweld op aangeefster uitgeoefend. Dat aangeefster als gevolg van de door verdachte gepleegde geweldshandelingen geen zwaarder letsel heeft opgelopen is niet te danken aan verdachte, maar aan haar eigen handelen, namelijk haar wegvluchten naar de WC en uit de woning, en aan medisch ingrijpen. Daarnaast geeft het letsel van aangeefster, de bloeduitstortingen op haar benen, op haar knie en haar rechterflank én de klaplong, een indicatie van de hevige kracht en intensiteit waarmee verdachte aangeefster heeft mishandeld.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aard van de gepleegde geweldshandelingen door verdachte, de plek waarop dit geweld werd uitgeoefend (haar hele lichaam met uitzondering van haar hoofd), de hevige kracht waarmee hij aangeefster meerdere malen heeft getrapt en geschopt terwijl zij (weerloos) op de grond lag en uit het door haar opgelopen letsel, volgt dat het niet anders kan dat verdachte (vol) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster. De rechtbank acht de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Oordeel over feit 2De rechtbank is op grond van de aangifte, de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] en de verklaring van verdachte op de zitting van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangeefster. De rechtbank acht met uitzondering van het aanbrengen van een wurggreep en het veroorzaken van bewustzijnsverlies, alle ten laste gelegde gedragingen bewezen en oordeelt dat deze gedragingen van verdachte bij elkaar maakten dat aangeefster feitelijk en gevoelsmatig geen kant op kon.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de rubriek 3.3. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
op 2 december 2023 te Aalsmeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , zijn (verdachtes) partner, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meerdere malen met kracht voornoemde [slachtoffer] op/tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt terwijl die [slachtoffer] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 2 december 2023 te Aalsmeer, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door (in de woning van hem (verdachte)),
- voornoemde [slachtoffer] meerdere malen tegen te houden wanneer zij de slaapkamer en woning tracht te ontvluchten, en
- voornoemde [slachtoffer] meerdere malen met kracht te trappen en/of schoppen op/tegen het lichaam terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, en
- voornoemde [slachtoffer] eenmaal met kracht te slaan in het gezicht, en
- het bij de nek vastpakken en vasthouden van voornoemde [slachtoffer] , en
- aan de haren te trekken van voornoemde [slachtoffer] , en
- de telefoon van voornoemde [slachtoffer] weg te nemen, en
- (terwijl voornoemde [slachtoffer] zichzelf had opgesloten op de wc) tegen voornoemde [slachtoffer] te zeggen dat zij het niet moest flikken weg te gaan en dat hij alle deuren op slot zou doen, en
- vervolgens de deur op slot te doen en de woning te verlaten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 19 dagen, met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast dient aan verdachte een taakstraf van 120 uur te worden opgelegd.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte een first offender is en dat de voorlopige hechtenis een diepe impact op hem heeft gehad. Verdachte heeft zich goed gehouden aan de schorsingsvoorwaarden en hij heeft hard gewerkt om zijn leven tijdens de schorsing weer op de rit te krijgen. Verder moet rekening worden gehouden met het geslaagde mediationtraject. De raadsvrouw heeft verzocht om een gevangenisstraf van 19 dagen met aftrek van voorarrest en een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht een ambulante behandeling.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsontneming van zijn vriendin. Verdachte heeft aangeefster mishandeld door haar, terwijl zij op de grond lag, meerdere malen tegen het lichaam te schoppen en te trappen. Ten gevolge van dit geweld heeft aangeefster een klaplong opgelopen en meerdere bloeduitstortingen aan de rechter zijde van haar lichaam, haar bovenbenen en haar knie. Ook heeft verdachte aangeefster met geweld tegengehouden toen zij probeerde aan hem te ontkomen door eerst uit zijn slaapkamer en vervolgens uit de woonkamer te vluchten. Met zijn handelen heeft verdachte een verregaande inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster en haar angst aangejaagd. Verdachte mag van geluk spreken dat zijn handelen geen ernstigere gevolgen heeft. Nadat aangeefster zich had weten te onttrekken aan verdachte door zich op te sluiten op het toilet, heeft verdachte haar gezegd dat ze niet mocht vertrekken, heeft hij na het verlaten van de woning de voordeur op slot gedraaid en is hij zonder zich te bekommeren om de toestand van aangeefster weggegaan. Aangeefster bleek op dat moment dringend medische hulp nodig te hebben. Hoewel verdachte zegt verantwoording te nemen, toont verdachte onvoldoende inzicht in eigen handelen door op zitting te verklaren dat zijn handelen een reactie was op het overschrijden van grenzen door aangeefster. Dit vindt de rechtbank kwalijk en zorgelijk.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 14 mei 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het adviesrapport van Reclassering Nederland van 19 juni 2024. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen en een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod, een locatieverbod, het meewerken aan dagbesteding en het meewerken aan schuldhulpverlening. In een aanvullende e-mail van 26 juni 2024 heeft de reclassering laten weten dat de reclassering voornoemd advies wijzigt, in die zin dat het contact- en locatieverbod niet meer als bijzondere voorwaarden worden geadviseerd.
De op te leggen straf – afwijking van de eis van de officier van justitie
Kijkend naar andere rechterlijke uitspraken in zaken waarin vergelijkbaar letsel werd toegebracht, acht de rechtbank in de zaak van verdachte in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van ten minste zes maanden op zijn plaats. Het feit dat sprake is van partnergeweld in de huiselijke sfeer en aangeefster een jong meisje is zijn in dit verband strafverzwarende omstandigheden.
De rechtbank ziet desondanks aanleiding om in het voordeel van verdachte daarvan af te wijken. De voorlopige hechtenis is al ruim een half jaar geschorst onder voorwaarden. Verdachte heeft zich goed aan deze voorwaarden gehouden, zo blijkt uit een terugkoppeling van de reclassering. Verdachte heeft inmiddels een mediation-traject met aangeefster met goed gevolg afgerond. Hij lijkt van plan zijn leven een positieve wending te geven en heeft voor zichzelf ook doelen gesteld. De rechtbank ziet geen meerwaarde in het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die deze ingezette lijn zou doorkruisen. In die zin volgt de rechtbank de officier van justitie.
Niettemin is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie geen recht doet aan de ernst van de feiten. Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden ziet de rechtbank dan ook aanleiding om bij de straftoemeting ten nadele van verdachte af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd en aan verdachte een hogere taakstraf opleggen.
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf op waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest (19 dagen) en vindt daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 120 dagen, met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Hieraan worden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden gekoppeld. Daarnaast acht de rechtbank een taakstraf van 180 uren op zijn plaats.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 63, 282 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
poging tot zware mishandeling;
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstrafvoor de duur van
139 (honderdnegenendertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot 120 (honderdtwintig) dagenvan deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde moet zich volgens afspraak melden bij Reclassering Nederland op het volgende adres Oostvest 60 te Haarlem, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Veroordeelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
2.
Ambulante behandeling
Veroordeelde werkt mee aan de reeds opgestarte ambulante behandeling uitgevoerd door de Forensische Polikliniek de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
3.
Dagbesteding
Veroordeelde wordt verplicht om mee te werken aan een traject gericht op dagbesteding in de vorm van opleiding en/of werk, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
4.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 180 (honderdtachtig) uren,met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen.
Heft op het – geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Dekkers, voorzitter,
mrs. M.A. Boerhorst en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juli 2024.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.PV aangifte [slachtoffer] , p. 1 009 t/m 1 012 (tweede alinea).
3.PVB, p. 1 079.
4.PV van verhoor getuige [getuige 2] , p. 1 072 (tweede alinea).
5.Een geschrift, te weten een brief d.d. 3 december 2023 van arts-assistent chirurgie [naam] , mede namens chirurg [naam] van ziekenhuis Amstelland, p. 1 015 t/m 1 016.
6.Een geschrift, te weten een letselrapportage d.d. 14 december 2023 van [naam] , AIOS Forensische geneeskunde bij de GGD Amsterdam, p. 1 081 t/m 1 088.
7.Verklaring van verdachte op de zitting van 27 juni 2024.