Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
2. de besloten vennootschap
3. de stichting administratiekantoor
2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
1.De procedure
2.De feiten
- [eiser 1] ,
- [eiser 2] ,
- STAK Founders,
- Plantwijck,
- Stichting Administratiekantoor Personeel (hierna: STAK Personeel),
- Bakinvest in Marqt B.V. (hierna: Bakinvest),
- Triodos OGF Luxco S.à.r.l (hierna: Triodos) en
- Coöperatieve Social Impact Ventures NL Fund I U.A. (hierna: SIV).
dealteamgevormd, bestaande uit onder andere [naam 1] (totdat Founders c.s. eventueel een bod zou uitbrengen), [gedaagde 3] , [naam 3] en [naam 4] . Gedurende het verkoopproces hield [naam 3] de andere leden van het
dealteamop de hoogte van het verkoopproces, zoals welke biedingen door welke partij waren gedaan.
in binding documentatie, ongeclausuleerd en ondertekend vastligt” voordat het bod van Jumbo zou komen te vervallen.
fully binding en fully funded offer”uiterlijk zondag 29 september 2019 binnen moest zijn.
fully funded en binding offer” op 4 oktober 2019 te laat zou zijn, omdat de vereiste documentatie voor verkoop in dat geval niet op tijd ‘
tekenklaar’ zou zijn.
due diligenceonderzoek en dat Albert Heijn twee Marqt-winkellocaties kon overnemen.
drag along-recht van artikel 10.4 van de SHA gekozen voor het bod van Udea. Dit bod was weliswaar lager dan dat van Jumbo, maar scoorde hoger op de ‘impact’-factor, te weten behoud van het gedachtegoed van Marqt.
3.Het geschil
drag along-recht heeft uitgeoefend, waardoor Founders c.s. haar aandelen in Marqt gedwongen moest verkopen en overdragen, en schade heeft geleden,
€ 3 miljoen,
otherwise connected’ was aan Udea en op grond van de uitzondering in artikel 10.4 dus geen gebruik mocht maken van het
drag along-recht. Daarnaast is het volgens Founders c.s. naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Plantwijck het
drag along-recht heeft uitgeoefend, omdat Plantwijck daarmee een zeer nadelige prijs voor de gewone aandeelhouders heeft afgedwongen. Ook bestond er volgens Founders c.s. geen noodzaak tot verkoop, heeft Plantwijck tijdens het verkoopproces contact gehad met en vertrouwelijke informatie doorgespeeld aan Udea, is het merk van Marqt onder Udea vrijwel verdwenen, is geen recht gedaan aan de posities van medewerkers en leveranciers, en is het gedachtegoed van Marqt verkwanseld. Door deze omstandigheden – die Founders c.s. ook verwijt aan [gedaagde 2] als bestuurder van Plantwijck – is de verkoopprijs van Marqt bijna € 35 miljoen te laag uitgevallen. Founders c.s. zou daardoor ongeveer € 14 miljoen te weinig voor haar aandelen hebben ontvangen.
4.De beoordeling
drag along-recht van artikel 10.4 van de SHA mocht uitoefenen, en daarmee de aandeelhouders van Marqt mocht dwingen om hun aandelen te verkopen en over te dragen aan Udea Beheer.
drag along-recht uitoefent, de kopende partij op geen enkele manier zakelijk verbonden mag zijn aan die aandeelhouder (‘
provided that such third party is not an Affiliate or otherwise connected with any Post 1 October Dragging Shareholder’). Volgens Founders c.s. viel Udea onder de uitzondering van ‘
otherwise connected’, omdat tijdens het verkoopproces de aan Plantwijck gelieerde onderneming Willem&Drees is overgenomen door de aan Udea gelieerde onderneming Ekomenu. Plantwijck c.s. voert aan dat zij niet verbonden is geweest aan Udea in de zin van de SHA en dat zij dus gebruik mocht maken van het
drag along-recht.
otherwise connected’ sluit de rechtbank aan bij de tekst en de ratio van de gehele overeenkomst, omdat partijen niet hebben onderhandeld over deze specifieke bepaling voordat zij de SHA zijn aangegaan. De SHA is gesloten nadat de aandeelhouders unaniem hadden besloten om te streven naar een verkoop van Marqt, omdat aan het einde van 2019 meerdere kredieten moesten worden terugbetaald en een aantal aandeelhouders met Marqt wilde stoppen. Dat streven is opgenomen in artikel 10 van de SHA. De ratio van artikel 10.4 van de SHA is dat een aandeelhouder na 1 oktober 2019 zijn mede-aandeelhouders kan dwingen hun aandelen aan een derde over te dragen onder gelijke voorwaarden als hij zelf heeft bedongen. De uitzondering van ‘
otherwise connected’moet in die context worden uitgelegd. Dat betekent dat een aandeelhouder geen beroep op artikel 10.4 van de SHA toekomt als er tussen hem en de koper een zodanig verband bestaat dat de bedongen voorwaarden daardoor kunnen zijn beïnvloed, in die zin dat zij niet
at arm’s lengthzijn.
otherwise connected´was aan Udea. Of Plantwijck na 2019 al dan niet een groter aandeel heeft verkregen in één van de betrokken ondernemingen – zoals Founders c.s. stelt – doet er niet toe, omdat het gaat om de datum waarop het
drag along-recht werd uitgeoefend.
drag along-recht waren overeengekomen, Plantwijck in de gegeven omstandigheden daarvan geen gebruik mocht maken. De rechtbank begrijpt dat Founders c.s. het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar vindt dat Plantwijck een beroep heeft gedaan op artikel 10.4 van de SHA.
drag along-recht uitoefenen. De rechtbank zal haar oordeel toelichten aan de hand van de verwijten die Founders c.s. Plantwijck maakt.
asset deal,door slechts twee winkels van Marqt te verkopen. Dat was mogelijk op grond van artikel 10.1 van de SHA en dan zou Founders c.s. niet de kans zijn ontnomen om gebruik te maken van haar kooprecht van artikel 10.7 van de SHA. Het bod van Founders c.s. in samenwerking met Hanos zou veel beter zijn geweest voor iedereen.
drag along-recht kon worden uitgeoefend. Uit het dossier volgt dat toen de aandeelhouders hadden besloten om het verkoopproces te starten, Marqt verkeerde in een financieel moeilijke situatie. Dat blijkt alleen al uit de e-mail van de accountant van Marqt (zie onder 2.11). Marqt moest immers vóór het einde van dat jaar meerdere kredieten aflossen. Om die reden hebben de aandeelhouders afgesproken dat het verkoopproces uiterlijk eind 2019 moest zijn afgerond. ING heeft dat proces begeleid en Founders c.s. is steeds op de hoogte gehouden, onder andere doordat [naam 1] in het
dealteamzat en tijdens aandeelhoudersvergaderingen de gedane biedingen werden besproken. Er was dus sprake van een zorgvuldig en transparant verkoopproces. De deadline om een redelijk overnamebod te accepteren werd in mei 2019 gesteld op 1 oktober 2019, onder andere omdat ACM toestemming moest verlenen en werd verwacht dat dit enkele maanden zou duren. Vanaf het begin was dus al duidelijk dat 1 oktober 2019 een cruciale datum was. Daarom was een termijn voor de biedingen afgesproken, in eerste instantie 16 juli 2019, die daarna een aantal keer is verlengd. Bij de laatste verlenging is expliciet aangegeven dat een bod zou worden geaccepteerd tijdens de aandeelhoudersvergadering van 4 oktober 2019. Ook heeft ING bij [naam 1] benadrukt dat een “
fully funded en binding offer”op 4 oktober 2019 “
tekenklaar”zou moeten zijn (zie onder 2.19). Founders c.s. heeft zich toen dus moeten realiseren dat haar bod uiterlijk op die datum onvoorwaardelijk en bindend moest zijn en dat verder uitstel voor een onvoorwaardelijk bod niet zou worden verleend.
asset dealeen mogelijkheid was. Albert Heijn heeft pas op 3 oktober 2019 een (overigens slechts voorwaardelijk) bod gedaan voor het overnemen van twee winkellocaties van Marqt. Er is niet gebleken dat een andere partij geïnteresseerd was in een dergelijke transactie, terwijl het nog maar de vraag was of met de opbrengst van de twee winkellocaties Triodos en SIV uitgekocht hadden kunnen worden.
drag along-recht in te roepen en met de gestelde schade, en heeft dus geen betrekking op de ingestelde vorderingen.
drag along-recht niets verkeerds heeft gedaan, waardoor [gedaagde 2] al helemaal geen (persoonlijk ernstig) verwijt kan worden gemaakt. De vorderingen tegen [gedaagde 2] worden dan ook afgewezen.
5.De beslissing
mr. F.L. Bolkestein, rechters, bijgestaan door mr. R. Hafith, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2024.