ECLI:NL:RBAMS:2024:4137

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
C/13/690765 / FA RK 20-6374
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over afstamming en omgangsregeling met betrekking tot minderjarige

Op 10 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de afstamming en omgangsregeling van de minderjarige Prabhu Twesha. Verzoeker, Sarukan Kulasekaram, heeft verzocht om vaststelling van zijn biologische vaderschap en om een omgangsregeling met de minderjarige. De rechtbank heeft eerder, op 21 april 2021, bepaald dat de vrouw en de man, de verweerders, medewerking moesten verlenen aan een DNA-onderzoek om het vaderschap vast te stellen. Dit onderzoek is echter door de verweerders geweigerd, wat heeft geleid tot een dwangsom van € 500,- per dag voor elke dag dat zij hun medewerking weigerden, met een maximum van € 10.000,-. De rechtbank heeft in deze beschikking geconcludeerd dat verzoeker de biologische vader is van Twesha, omdat de verweerders hardnekkig hebben geweigerd om mee te werken aan het DNA-onderzoek. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het in het belang van Twesha is dat zij voorlichting krijgt over haar afstamming en dat verzoeker op de hoogte wordt gehouden van haar ontwikkeling. De rechtbank heeft de verzoeken van verzoeker voor een informatieregeling en omgangsregeling toegewezen, maar heeft de omgangsregeling afgewezen omdat de verweerders niet meewerken. De rechtbank heeft dwangsommen opgelegd voor het niet naleven van de informatieplicht en de voorlichting aan Twesha.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Privaatrecht Team Familie en Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/690765 / FA RK 20-6374 (HE / MG)
Beschikking van 10 juli 2024 betreffende een informatie- en omgangsregeling
in de zaak van:
Sarukan
KULASEKARAM,
wonende te Beverwijk,
hierna te noemen: ‘verzoeker’,
advocaat mr. N.H. Fridsma te Heemskerk,
tegen
[verweerder 1] , en
[verweerder 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna afzonderlijk te noemen: ‘de vrouw’ en ‘de man’, en gezamenlijk ‘verweerders’,
advocaat mr. M.L. Neuteboom-van Asselt te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 21 april 2021 heeft deze rechtbank bepaald dat de vrouw en de man binnen vier weken na het de beschikking hun medewerking dienen te verlenen aan een DNA onderzoek door Verilabs om vast te kunnen stellen of verzoeker de biologische vader is van de minderjarige, op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat zij weigeren hun medewerking te verlenen aan een dergelijk onderzoek, met een maximum van € 10.000,-. De rechtbank heeft het verzoek met betrekking tot de omgangsregeling en vakantie- en feestdagen regeling aangehouden in afwachting van het DNA onderzoek, laatstelijk tot 24 juli 2023.
1.2.
De rechtbank heeft nadien kennisgenomen van de volgende stukken:
  • een F9-formulier met begeleidend schrijven van verweerders, ingekomen op 19 mei 2021;
  • een F9-formulier met begeleidend schrijven van verzoeker, ingekomen op 20 mei 2021;
  • een F9-formulier met begeleidend schrijven en bijlagen van verweerders, ingekomen op 21 mei 2021;
  • het schrijven van Verilabs, ingekomen op 21 juli 2021;
  • het schrijven van Verilabs, ingekomen op 15 september 2021;
  • een F9-formulier van verzoeker, ingekomen op 12 november 2021;
  • een F9-formulier met bijlage van verzoeker, ingekomen op 22 december 2021;
  • een F9-formulier van verweerders, ingekomen op 10 februari 2022;
  • een F9-formulier met begeleidend schrijven en bijlagen van verweerders, ingekomen op 15 maart 2022;
  • het schrijven van Verilabs, ingekomen op 26 augustus 2022;
  • een F9-formulier met bijlage van de verzoeker, ingekomen op 3 april 2023;
  • een afschrift van de uitspraak van de Hoge Raad van 31 maart 2023, ingekomen op 3 april 2023;
  • een F9-formulier van de verzoeker, ingekomen op 10 juli 2023;
  • het schrijven van Verilabs, ingekomen op 5 januari 2024;
  • het F9-formulier met bijlage van verzoeker, ingekomen op 18 april 2024;
  • het F9-formulier van verweerders, ingekomen op 19 april 2024.
1.3.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 april 2024.
Verschenen zijn:
  • verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de advocaat van verweerders;
1.4.
Van de zijde van verweerders pleitnotities voorgedragen. Deze zijn aan het procesdossier toegevoegd.
1.5.
Na de mondelinge behandeling zijn, zoals afgesproken, nog de volgende stukken ontvangen:
  • het F9-formulier met bijlage van verzoeker, ingekomen op 29 april 2024;
  • het F9-formulier met bijlage van verweerders, ingekomen op 17 mei 2024;
  • de e-mail van de advocaat van verweerders, ingekomen op 7 juni 2024.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Voor de vaststaande feiten verwijst de rechtbank naar de beschikking van 21 april 2021, welke hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
2.2.
Op dit moment dient de rechtbank nog (naar Nederlands recht) te beslissen over de door verzoeker verzochte statusvoorlichting, de informatie- en omgangsregeling.
Hoger beroepsprocedures
2.3.
Verweerders zijn tegen de beschikking van 21 april 2021 in hoger beroep gegaan. Het gerechtshof Amsterdam (hierna: ‘het Hof’) heeft bij beschikking van 14 december 2021 de beschikking van 21 april 2021 vernietigd voor zover de vrouw en de man een termijn van vier weken is gegeven na de beschikking om hun medewering te verlenen aan de vaststelling van het biologisch vaderschap van verzoeker ten opzichte van de minderjarige en heeft opnieuw rechtdoende bepaald dat de vrouw en man binnen drie maanden na het wijzen van de beschikking hun medewerking dienen te verlenen aan de vaststelling van het biologisch vaderschap van verzoeker ten opzichte van de minderjarige door middel van een DNA-onderzoek en veroordeelt de vrouw en de man tot betaling van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat zij weigeren hun medewerking te verlenen aan een dergelijk onderzoek, met een maximum van € 10.000,-. uitspraak gedaan. Het Hof heeft de beschikking voor het overige bekrachtigd.
2.4.
Verweerders hebben vervolgens cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft op 31 maart 2023 arrest gewezen waarin het beroep is verworpen en bepaald dat de door het Hof bepaalde termijn van drie maanden ingaat op de datum van de uitspraak.
Bevoegdheid Nederlandse rechter
2.5.
Verweerders stellen dat zij naar een onbekend ander land zijn verhuisd en Twesha sinds 17 mei 2021 buiten Europa haar gewone verblijfplaats heeft. Volgens verweerders is er daarom sprake van een uitzonderingsituatie en is de Nederlandse rechter onbevoegd. Zij stellen – onder verwijzing naar jurisprudentie – dat de Nederlandse rechter over onvoldoende informatie beschikt om een afgewogen beslissing te kunnen nemen. Zij stellen dat het in het belang van Twesha is dat niet de Nederlandse rechter, maar de rechter van het land waar zij haar gewone verblijfplaats heeft de verzoeken behandelt.
2.6.
Verzoeker voert verweer en stelt dat het feit dat Twesha niet meer in Nederland woont, niet betekent dat de Nederlandse rechter niet langer bevoegd is. Verzoeker voert aan dat verweerders zelf met de noorderzon zijn vertrokken en weigeren nadere informatie te verstrekken. Zij zijn ook niet op de mondelinge behandeling verschenen, waardoor het onduidelijk is waar Twesha verblijft.
2.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 8 lid 1 van de Verordening betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 (hierna: ‘Brussel II-bis’) bepaalt:
‘Ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid zijn bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt.’
2.8.
Verzoeker heeft zijn verzoekschrift op 30 september 2020 ingediend. Uit de registers van de burgerlijke stand blijkt dat Twesha op dat moment haar gewone verblijfplaats in [woonplaats] had. Zoals reeds overwogen in de beschikking van 21 april 2021, is de Nederlandse rechter dan ook bevoegd.
2.9.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben verweerders onvoldoende onderbouwd dat er van de internationale hoofdregel van artikel 8 lid 1 Brussel II-bis moet worden afgeweken. Het is immers de eigen keuze van verweerders geweest om zich elders te vestigen. Daarbij komt dat verweerders weigeren hun gewone verblijfplaats concreet te maken en hebben zij enkel gesteld dat zij in ‘een ver land buiten Europa’ wonen, zonder nadere onderbouwing.
Inhoudelijke beoordeling
2.10.
Deze rechtbank heeft bij beschikking van 21 april 2021 (op straffe van een dwangsom) een DNA onderzoek gelast. Verweerders hebben hiertegen beroep ingesteld bij het Hof en daarna cassatie bij de Hoge Raad. Ondanks dat de vrouw in alle instanties is veroordeeld haar medewerking te verlenen aan het gelaste DNA onderzoek, heeft zij dat geweigerd tot op heden. De advocaat van verweerders heeft tijdens de mondelinge behandeling opgemerkt dat niet is komen vast te staan dat verzoeker de biologische vader is van Twesha.
2.11.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoeker aangegeven dat hij – gelet op de weigerachtige houding van verweerders – niet verwacht dat de vrouw in de toekomst wel haar medewerking aan een DNA onderzoek zal verlenen. Verzoeker stelt dat de rechtbank daarom de conclusie kan verbinden die haar gerade voorkomt, die volgens verzoeker is dat hij de biologische is van Twesha.
2.12.
Vooropgesteld acht de rechtbank het onbegrijpelijk dat de vrouw – ondanks de beschikking van deze rechtbank, een beschikking van het Hof en het arrest van de Hoge Raad – hardnekkig heeft geweigerd heeft haar medewerking te verlenen aan het gelaste DNA onderzoek. Dat de vrouw stelt dat niet is komen vast te staan dat verzoeker niet de biologische vader is, volgt de rechtbank dan ook niet, omdat dat het directe gevolg is van de weigerachtige houding van de vrouw zelf. Nu de vrouw niet heeft meegewerkt aan het DNA onderzoek, kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij gerade acht. Gelet op de ingediende stukken en het hardnekkig weigeren van de vrouw om – met kennelijk geen ander doel dan het verhullen van de identiteit van de biologische vader – mee te werken aan het DNA onderzoek, concludeert de rechtbank dat
Sarukan
KULASEKARAM, geboren op 10 februari 1984 te Chavakacheheri, Sri Lanka
de biologische vader is van
Twesha
PRABHU, geboren op 17 maart 2020 te Amstelveen.
Statusvoorlichting
2.13.
Verzoeker verzoekt de vrouw te gelasten statusvoorlichting aan Twesha te geven. Verzoeker verzoekt de rechtbank een termijn te stellen waarbinnen zij Twesha door middel van foto’s ervan op de hoogte stelt dat hij haar biologische vader is, op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per keer of dagdeel dat dit niet wordt nagekomen, met een maximum van € 250,000,-.
2.14.
Verweerders betwisten dat verzoeker de biologische vader is van Twesha en stellen dat het niet in het belang van Twesha is om haar in te lichten over haar vermeende status. Zij voeren aan dat Twesha al een vader heeft die haar vanaf haar geboorte samen met de vrouw opvoedt. Voorts stellen verweerders dat het niet te controleren is of zij – wanneer de rechtbank dat oplegt – Twesha zullen voorlichten over haar status. Volgens verweerders kan er dan ook geen dwangsom aan worden verbonden.
2.15.
De rechtbank acht het in het belang van Twesha dat er statusvoorlichting plaatsvindt en zal beslissen dat verweerders Twesha uiterlijk op haar 18e verjaardag zullen voorlichten, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag, met een maximum van € 25.000,-. Het is namelijk in het belang van Twesha’s (identiteits)ontwikkeling dat zij weet van wie zij afstamt. De rechtbank zal daarom deze beschikking publiceren en deze beperkt anonimiseren (waarbij de namen, geboortedata en geboorteplaatsen van Twesha en verzoeker niet zullen worden geanonimiseerd), zodat Twesha in de toekomst in de gelegenheid is om via openbare bronnen haar afstamming te herleiden.
Informatieregeling
2.16.
Verzoeker heeft aanvullend verzocht een informatieregeling vast te stellen, waarbij de vrouw verzoeker vier maar per jaar informeert over Twesha, op straffe van een dwangsom van € 2.000,- per overtreding, met een maximum van € 200.000,-.
2.17.
Verweerders voeren verweer tegen de verzochte informatieregeling en stellen dat het niet in het belang van Twesha is om verzoeker te informeren.
2.18.
De rechtbank acht het in het belang van Twesha dat verzoeker haar ontwikkeling kan volgen. De rechtbank zal daarom een informatieregeling vaststellen waarbij verweerders verzoeker twee keer per jaar (steeds voor 1 juli en 1 januari) schriftelijk zullen informeren als na te melden, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag met een maximum van € 100.000,-.
Omgangsregeling
2.19.
Verzoeker verzoekt – na wijziging van zijn oorspronkelijke verzoek – een omgang te bepalen waarbij Twesha met ingang van 2025 twee maal per jaar minimaal twee opeenvolgende weken bij verzoeker doorbrengt en een videobelregeling vast te leggen waarbij hij twee keer per week via Facetime contact met Twesha zal hebben, op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per keer of dagdeel dat dit niet wordt nagekomen met een maximum van € 250.000,-.
2.20.
Verweerders voeren verweer. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van verweerders aangegeven dat de wijziging van het verzoek door verzoeker in strijd is met de goede procesorde, omdat het aangepaste verzoek de dag voor de mondelinge behandeling is ingediend. Inhoudelijk voeren verweerders aan dat het niet in het belang van Twesha is om (via Facetime of fysiek) contact met verzoeker te hebben. Volgens verweerders zal contact enkel zorgen voor chaos en spanningen bij Twesha zelf en haar familie, wat niet in het belang is van haar ontwikkeling.
2.21.
De rechtbank staat de wijziging van het verzoek toe, nu het een vermindering van het oorspronkelijke verzoek van verzoeker betreft. Aanvankelijk verzocht verzoeker een omgang waarbij verzoeker eenmaal in de veertien dagen van vrijdagavond 17:00 uur tot zondagmiddag 17:00 uur omgang met Twesha zou hebben, alsmede op zijn geboortedag zijnde 10 februari en de helft van alle feestdagen en vakanties, waarbij de verzoeker de minderjarige zou halen en brengen).
2.22.
De rechtbank acht het in het belang van Twesha dat zij omgang zal hebben met verzoeker, zodat zij hem kan leren kennen, omdat dat belangrijk is voor haar identiteitsontwikkeling. De rechtbank acht het – gelet op de houding van de vrouw en de verhuizing van verweerders naar een onbekend land – echter niet aannemelijk dat er omgang zal plaatsvinden. Als omgang zou plaatsvinden dient dit begeleid en opgebouwd te worden om tegemoet te komen aan de belangen van Twesha. Dit kan niet zonder medewerking van de vrouw. Nu vrouw hardnekkig weigert om zelfs maar te erkennen dat verzoeker de vader is van de minderjarige, zijn de verwachtingen van rechtbank, dat zij mee zal werken aan een omgangsregeling, niet erg hoog gespannen. Daarom zal de rechtbank het verzoek van verzoeker afwijzen, hoewel zij wel van oordeel is dat omgang in het belang van de minderjarige is.
Dwangsommen
2.23.
Verweerders voeren tot slot over het algemeen nog aan dat de door verzoeker verzochte dwangsommen excessief hoog zijn. Volgens verweerders beschikken zij niet over genoeg vermogen om de dwangsommen te kunnen betalen en zal – wanneer verzoeker de dwangsommen zal incasseren – dit zijn weerslag hebben op onder andere de kosten van verzorging en opvoeding van Twesha. Zij verzoeken daarom de dwangsommen te matigen tot een maximaal van € 500,- per dag/overtreding en een algeheel maximum van € 10.000,-.
2.24.
De rechtbank volgt verweerders niet en zal de dwangsommen zoals hiervoor bepaald vastleggen. De rechtbank acht het juist door de houding van verweerders (hardnekkig weigeren, het zich onttrekken aan rechterlijke beslissingen en het feit dat zij geen duidelijkheid verschaffen) niet aannemelijk dat verweerders zonder verbeuring van dwangsommen deze beschikking zullen nakomen. Het argument dat de dwangsommen wanneer zij worden geïncasseerd hun weerslag zouden hebben op het gezinsinkomen van verweerders volgt de rechtbank niet, omdat verweerders enkel dwangsommen zullen verbeuren voor zover zij zich niet houden aan hetgeen is bepaald.
2.25.
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank:
- bepaalt dat verweerders Twesha uiterlijk op haar 18e verjaardag zullen voorlichten dat verzoeker haar biologische vader is, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag, met een maximum van € 25.000,-;
- bepaalt een informatieregeling waarbij verweerders verzoeker twee keer per jaar (steeds voor 1 juli en 1 januari) schriftelijk zullen informeren (minimaal 1 A4 in lettergrootte type 12 getypt) over:
  • de ontwikkeling, gezondheid en welbevinden van Twesha door vermelding van doktersbezoeken en andere medici/therapeuten en (para)medische behandelingen van Twesha,
  • hobby’s, sport, dagbesteding en activiteiten, met drie duidelijke (informele) recente foto’s waarop Twesha goed zichtbaar is en die een inzage gegeven in haar dagelijkse leven;
  • zodra Twesha onderwijs volgt over de schoolprestaties door een kopie van het schoolrapport en minimaal één werkstukje/tekening;
op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag met een maximum van € 100.000,- per keer;
- wijst af het meer of anders verzochte;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. J.H.J. Evers, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.T.W. Gerritsen-Heine, griffier, op 10 juli 2024. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).