Op 9 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de advocaat-generaal bij het hof van beroep Antwerpen, België. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 2001, die in België een vrijheidsstraf van 30 maanden heeft opgelegd gekregen. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 25 juni 2024 gehoord, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.M. Timorason. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak op grond van de Overleveringswet met 30 dagen verlengd.
De verdediging heeft aangevoerd dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de zitting en de betekening van het arrest niet correct heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betekening op een postadres van een daklozenopvang heeft plaatsgevonden, wat de kans op een correcte uitreiking in persoon minimaliseert. De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid en dat er geen garantie is verstrekt zoals bedoeld in artikel 12, sub d, OLW.
Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen, zodat de uitvaardigende justitiële autoriteit de mogelijkheid krijgt om een verzetsgarantie te verstrekken. De rechtbank heeft tevens bevolen de opgeëiste persoon op een nader te bepalen datum en tijdstip op te roepen, met tijdige kennisgeving aan de raadsvrouw. Deze uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.