ECLI:NL:RBAMS:2024:4124

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
C/13/741189 / HA ZA 23-960
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en vernietiging van overeenkomst wegens dwaling in vastgoedobligatieproject

In deze zaak vorderden Medi Pharma Limburg B.V. en [eiser 2] schadevergoeding van Vermogensbeheer Pro B.V. (VBP) en andere gedaagden, naar aanleiding van een misleidend prospectus dat door VBP was uitgegeven voor de uitgifte van vastgoedobligaties. De eisers stelden dat zij op basis van dit prospectus, dat beloofde dat de gelden zouden worden geïnvesteerd in sociale woningbouwprojecten in Ierland, een bedrag van € 200.000 hadden geïnvesteerd. Echter, de gelden waren niet aangewend voor het aangegeven doel en de beloofde zekerheden ontbraken. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst tussen [eiser 2] en VBP vernietigbaar was op grond van dwaling, omdat VBP had nagelaten relevante informatie te verstrekken over de betrokkenheid van een persoon met een justitieel verleden op het gebied van beleggingsfraude. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden onrechtmatig hadden gehandeld door deze informatie te verbergen. De rechtbank kende een schadevergoeding van € 164.000 toe aan Medi Pharma, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van investering. De gedaagden werden ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/741189 / HA ZA 23-960
Vonnis van 10 juli 2024
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEDI PHARMA LIMBURG B.V.,
gevestigd te Meerssen,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. S.R. Markus te Leiden,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VERMOGENSBEHEER PRO B.V.,
gevestigd te Langbroek,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats 2] ,
4.
[gedaagde 4],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. P.W. Snoeker te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Medi Pharma, [eiser 2] , VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 februari 2024;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 29 mei 2024 en de daarin vermelde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 2] is enig aandeelhouder en statutair bestuurder van Medi Pharma.
2.2.
Een op 10 juni 2020 door VBP (toen nog Eurofonds B.V. geheten) gepubliceerd prospectus Eurofonds vastgoedobligatie opent na de inhoudsopgave, voor zover hier van belang, als volgt:
GEACHTE INVESTEERDER,
Dit Prospectus bevat essentiële informatie over de Eurofonds vastgoedobligatie die wordt uitgeschreven door Eurofonds B.V.
De Eurofonds vastgoedobligatie is uniek in zijn soort en wordt eenmalig geëmitteerd voor een selecte groep van maximaal 200 Obligatiehouders.
Wat deze obligatie uniek maakt, is dat u als belegger dubbele zekerheid geniet: naast het vastgoed dat als onderpand dient, bent u tegelijkertijd ook 25 jaar lang verzekerd van huurinkomsten dankzij een door de Ierse regering afgegeven garantie.
Dit geeft de Eurofonds vastgoedobligatie een bijzonder laag risicogehalte, terwijl toch kan worden geprofiteerd van een bovengemiddelde vaste rente, oplopend tot wel 9% per jaar.
(…)
Indien u inschrijving voor deze emissie overweegt, dan raden wij u aan om dit Prospectus eerst zorgvuldig door te nemen. Met name in hoofdstuk 9 wordt u uitgebreid geïnformeerd over de karakteristieken van deze belegging.
(…)
Met vriendelijke groet,
[gedaagde 3] & [gedaagde 4] .
Hoofdstuk 1 (Belangrijke informatie) luidt, voor zover hier van belang:
Potentiële Obligatiehouders in de Eurofonds Obligatie worden er nadrukkelijk op gewezen dat aan het beleggen in deze Obligatie financiële risico’s zijn verbonden. Aan iedere vorm van beleggen zijn risico’s verbonden. In Hoofdstuk 4 van dit Prospectus worden de relevante risico’s beschreven.
(…)
1.4
VERGUNNINGPLICHT EN PROSPECTUSTOETSING
De Vennootschap beschikt niet over een vergunning van de AFM voor het aanbieden van effecten en het Prospectus is niet getoetst door de AFM.
Op deze aanbieding is de vrijstelling van art. 1 lid 4 Prospectusverordening van toepassing omdat de minimale deelname ten minste € 100.000,- bedraagt.
Voor deze aanbieding geldt geen meldplicht bij de AFM. Er is wel een informatiedocument opgesteld met essentiële beleggersinformatie. Dit informatiedocument is op aanvraag verkrijgbaar bij de Vennootschap.
Hoofdstuk 2 (Definities) luidt, voor zover hier van belang:
Aanbieder
De Vennootschap, zijnde de Uitgevende Instelling van de Obligaties.
Beheerder
De Vennootschap kent geen aparte Beheerder. Eurofonds B.V. is de Beheerder. De Directie is de (rechts)persoon die het beheer voert en is daarom verantwoordelijk voor het administratieve, financiële, technische en commerciële beheer van de Vennootschap (deze taken kunnen ook onderscheidenlijk zijn toebedeeld aan verschillende partijen).
(…)
Beleggingsobject
Eurofonds Feeder (UK) Ltd. gevestigd in Engeland aan (…) London W15 3PW en ingeschreven bij het Companies House onder nummer (…), waarvan alle aandelen worden gehouden door de Vennootschap.
Bewaarder
De Bewaarder is de Stichting International Real Estate, gevestigd aan (…) te Hilversum en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer (…), deze stichting opereert geheel onafhankelijk van Eurofonds B.V.
(…)
Directie
Het bestuur van de Vennootschap.
Emissie
Uitgifte van 200 Obligaties van € 100.000,- per Obligatie.
(…)
Initiatiefnemer
De aandeelhouders van de Vennootschap die schuldbewijzen in de vorm van Obligaties aanbiedt aan het publiek. Tevens zijn zij de auteur van het Prospectus.
(…)
Uitgevende instelling:
De Vennootschap: Eurofonds B.V.
Vastgoedvennootschap
Manustin Holding II Ltd. gevestigd aan (…) Dublin 4, Ierland en geregistreerd bij het Registrar of Companies onder nummer (…), zijnde de Ierse vennootschap die het vastgoed in eigendom heeft.
Vennootschap
Eurofonds B.V. (…).
Hoofdstuk 3 (Samenvatting) luidt, voor zover hier van belang:
3.4
STRUCTUUR EN DOEL
De initiatiefnemers van de Vennootschap zijn de aandeelhouders. De Vennootschap heeft geen aparte Beheerder. Deze Obligatielening wordt uitgeschreven voor de financiering van het kapitaal van het Beleggingsobject. Dit kapitaal wordt indirect geïnvesteerd in sociale woningbouwprojecten in Ierland in samenwerking met Manustin Holdings II Limited.
3.5
JURIDISCHE STRUCTUUR
Eurofonds B.V. (de Vennootschap) is een Besloten Vennootschap waarvan alle aandelen worden gehouden door de Initiatiefnemers, Prof. Dr. [gedaagde 3] (via [gedaagde 2] B.V.) en de heer [gedaagde 4] . De Vennootschap geeft Obligaties uit aan de Obligatiehouders, die vermogen in de vorm van een geldlening verschaffen aan de Vennootschap. Het ontvangen bedrag wordt, na aftrek van de fondskosten, geïnvesteerd in het Beleggingsobject. De geldstromen worden nader toegelicht in Hoofdstuk 10.
3.6
RISICO
Aan beleggen zijn risico’s verbonden. Een hoger dan gemiddeld rendement is soms gekoppeld aan een hoger risico. Het is daarom verstandig kennis te nemen van de in het Prospectus genoemde risico’s.
Hoofdstuk 4 (Risico) luidt, voor zover hier van belang:
Aansprakelijkheid
De waarde van de Obligatie kan geheel of gedeeltelijk tenietgaan. Dit beleggingsrisico is inherent aan het beleggen via een Obligatie. De Vennootschap en/of de Directie kunnen niet aansprakelijk worden gesteld voor dit risico.
Beheer en management
De Directie is de bestuurder van de Vennootschap. Feitelijk is het functioneren en opereren van de Directie afhankelijk van de specifieke kennis en ervaring van de natuurlijke personen die in hun hoedanigheid als Directie het directiebeleid uitvoeren.
Hoofdstuk 5 (Eurofonds B.V.) luidt, voor zover hier van belang:
50% van de aandelen in de Vennootschap wordt gehouden door Prof. Dr. [gedaagde 3] , via zijn vennootschap [gedaagde 2] B.V. en 50% wordt gehouden door de heer [gedaagde 4] .
Beide aandeelhouders zijn getoetst op betrouwbaarheid en geschiktheid door zowel de Autoriteit Financiële Markten als De Nederlandsche Bank.
(…)
De Vennootschap houdt alle aandelen in het Beleggingsobject en heeft daarmee een overeenkomst gesloten voor de samenwerking tussen beide vennootschappen.
Hoofdstuk 6 (Directie) luidt, voor zover hier van belang:
De directie van Eurofonds B.V. en het beheer van de Eurofonds Obligatie zijn in handen van Prof. Dr. [gedaagde 3] en de heer [gedaagde 4] . Zij zijn gezamenlijk bevoegd.
(…)
De heer [gedaagde 3] studeerde algemene economie voordat hij promoveerde op bankentoezicht aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Bij MeesPierson werkte hij als vermogensbeheerder en beleggingsanalist voor de Europese financiële sector. Hij werd Hoofd Strategie en Onderdirecteur research bij IRIS, een samenwerkingsverband tussen Rabobank en Robeco, en vervolgens Hoofd Onderzoek bij de Autoriteit Financiële Markten. Daarnaast is de heer [gedaagde 3] sinds 2007 parttime hoogleraar Corporate Finance aan Nyenrode Business Universiteit.
De heer [gedaagde 3] is getoetst op betrouwbaarheid en geschiktheid door zowel de Autoriteit Financiële Markten als De Nederlandsche Bank.
(…)
[gedaagde 4] werkte sinds 1977 bij verschillende banken, waaronder Van Lanschot Bankiers en Theodoor Gilissen Bankiers. Als commissionair in effecten was hij tevens een groot aantal jaren werkzaam op de vloer van de effectenbeurs, waar hij verantwoordelijkheid had voor Engelse en Amerikaanse professionele beleggers.
Daarnaast had hij verschillende bestuursfuncties bij een verscheidenheid aan verenigingen en stichtingen, vaak als penningmeester of voorzitter. [gedaagde 4] heeft tevens in het bestuur gezeten van twee pensioenfondsen, waaronder de Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot. Ook nu nog is hij onder andere lid van de Raad van Toezicht van pensioenfonds PHJ.
De heer [gedaagde 4] is getoetst op betrouwbaarheid en geschiktheid door zowel de Autoriteit Financiële Markten als De Nederlandsche Bank.
Hoofdstuk 8 (Zekerheden) luidt, voor zover hier van belang:
Samenvatting zekerheden voor Obligatiehouders:
  • de inkomsten van het Beleggingsobject via de Vastgoedvennootschap zijn gegarandeerd door de Ierse regering;
  • vastgoed als onderpand;
  • pandrecht op de aandelen in de Vennootschap;
  • blokkering op winstuitdeling of kapitaalonttrekking door de aandeelhouders;
  • instemmingsrecht bij verkoop van de aandelen in het Beleggingsobject.
Hoofdstuk 9 (De belegging) luidt, voor zover hier van belang:
Informatie over de aandeelhouders van Manustin Holdings II Ltd.
[naam 5]
is een carrièreondernemer met meer dan 15 jaar ervaring in financiën, gestructureerde investeringen, bankieren en technologie. Zijn Family Office ‘465’ heeft investeringen in meer dan 90 bedrijven (…) en is sterk gericht op technologie. (…).
[naam 5] is voorzitter van de onlinebank NEO in Europa en wordt in het VK gereguleerd door de FCA, aangezien hij ook de voorzitter is van de Xenfin Group, een gespecialiseerd dienstverlenings- en technologiebedrijf dat voornamelijk actief is in de deviezenklasse die hij in 2009 is begonnen. Tevens heeft hij een uitgebreide vastgoedportefeuille van vastgoedontwikkelaars en -investeerders in het VK, Duitsland en de VS.
(…)
De beleggingsstrategie in het kort
Eurofonds B.V. investeert eigen vermogen in het kapitaal van Eurofonds Feeder (UK) Ltd. (het Beleggingobject). Deze gelden worden vervolgens doorgeleend aan onze Ierse lokale partner, de Vastgoedvennootschap Manustin Holdings II Ltd., om bestaande woningen op te kopen en deze vervolgens zo te verbouwen dat het eindproduct voldoet aan de eisen voor het in aanmerking komen van de
Enhanced Long Term Social Housing Leasing Schemevoor sociale woningbouw.
Nadat het vastgoed voor deze regeling is goedgekeurd hierin is ondergebracht, ontvangt onze partner automatisch een gegarandeerde lease voor de termijn van 25 jaar. Daarna wordt het vastgoed (inclusief de gegarandeerde lease voor 25 jaar) doorverkocht aan institutionele investeringsmaatschappijen, die bereid zijn om bovenop de waarde van het vastgoed een aanzienlijke opslag te betalen voor het inkopen van 25 jaar aan gegarandeerde (huur)inkomsten.
Op het moment dat het geïnvesteerde geld weer vrijkomt, wordt dit aangewend om investeerders af te betalen (rente en aflossing) en zal met een eventueel surplus aan inkomsten wederom bestaand vastgoed worden aangekocht om het hele proces te herhalen.
Het in het prospectus opgenomen organogram vermeldt dat de directie van Eurofonds Feeder (UK) Ltd. (hierna: VBP Feeder) bestaat uit [naam 5] (hierna: [naam 5] ) en VBP.
2.3.
Nadat [eiser 2] belangstelling had getoond voor de obligaties is hij namens VBP driemaal gebeld door een zich [naam 1] noemende persoon. Op 14 juli 2020 heeft [eiser 2] thuis een gesprek gehad met [gedaagde 4] .
2.4.
[eiser 2] heeft vervolgens twee obligaties (met een looptijd van 5 jaar en een rentevergoeding van 9% per jaar) gekocht en op 24 juli 2020 EUR 200.000,00 overgemaakt aan de bewaarder, Stichting International Real Estate.
2.5.
Bij e-mailbericht van 19 september 2020 hebben [gedaagde 3] en [gedaagde 4] , voor zover hier van belang, aan de obligatiehouders (onder wie [eiser 2] ) geschreven:
Eurofonds is in het nieuws en helaas niet in positieve zin. Wij doelen met name op een artikel in het Financieele Dagblad van vandaag (…). (De tekst vindt u als bijlage bij deze mail). Wij kunnen ons voorstellen dat het artikel vragen oproept. Hieronder willen wij u als directie van Eurofonds toelichten dat hiervoor geen reden is.
Het Financieele Dagblad heeft een artikel gepubliceerd waarin [gedaagde 3] uitgebreid geciteerd wordt.
Het artikel gaat in op de betrokkenheid van een medewerker van Eurofonds waarbij zijn justitieel verleden wordt genoemd. Naar aanleiding van het artikel hebben wij onmiddellijk de relatie met deze medewerker beëindigd. Voor alle duidelijkheid: hij had geen leidinggevende functie, hij had geen beslissingsbevoegdheid, hij hield zich niet bezig met het beleid en had niets van doen met cliëntengelden, noch met de administratie. Zijn rol was commercieel en operationeel ondersteunend. Hoe dan ook, zijn betrokkenheid bij Eurofonds is verleden tijd.
In het interview komt ook kort de administratie van Eurofonds in Ierland aan de orde. In tegenstelling tot wat in het artikel gesuggereerd wordt, is deze administratie wel degelijk op orde. De administratie en de compliance zijn ingericht op een wijze die voldoet aan de strengste normen. Deze administratie en alle zekerheden voor de beleggers worden daarnaast ook nog eens bewaakt door de in het Verenigd Koninkrijk gereguleerde bewaarder Prosper Capital.
Vanwege de druk waar [gedaagde 3] de laatste weken onder stond door de veelheid aan vragen van het FD kwam dit onderwerp niet goed tot uiting in het interview. Van belang is te vermelden dat het traject vanaf het moment dat het geld van obligatiehouders is ontvangen tot het moment waarop daadwerkelijk vastgoed is gekocht rond de zes weken in beslag neemt. De hypothecaire inschrijvingen zijn daardoor ook pas na inschrijving beschikbaar.
De robuuste juridische structuur van Eurofonds, de zorgvuldige wijze waarop de administratie is ingericht en de professionele governance voldoen aan alle eisen op het gebied van zorgvuldigheid en integer bestuur. Wij willen u op het hart drukken dat uw investering in goede handen is, uw geld is beschermd.
2.6.
[gedaagde 2] is op 18 december 2020 als statutair bestuurder van VBP vervangen door [naam 2] (hierna: [naam 2] ).
2.7.
Bij e-mailbericht van 7 januari 2021 heeft [gedaagde 4] , voor zover hier van belang, aan de obligatiehouders (onder wie [eiser 2] ) geschreven:
Het is 2021 en dit jaar zal Eurofonds een nieuwe start maken onder de naam Vermogensbeheer Pro B.V. Dit om definitief met ons verleden af te rekenen. Graag informeren wij u over de huidige stand van zaken en het productaanbod dat wij hebben uitgebreid.
Ten eerste hebben wij uit eigen beweging onze bewaarder Stichting IRE vervangen door de Stichting Obligaties Langbroek. De reden hiervoor is dat de bestuurders van de nieuwe bewaarder onder toezicht staan van De Nederlandsche Bank. Dit is voor u als bestaande participant beter en uiteraard is dit ook voor nieuwe participanten een extra geruststellende gedachte. Uw geld wordt met dezelfde zorgvuldigheid behandeld maar nu echter door een bewaarder met een vergunning. De bewaarder in het Verenigd Koninkrijk is reeds gereguleerd, nu is de Nederlandse bewaarder dat ook.
(…)
Ten derde hebben wij ook goed nieuws voor wat betreft de vastgoed exit-strategie van onze partner Manustin Holdings II. Zoals u weet heeft onze partner reeds een overeenkomst met een institutionele partij die zich contractueel verbonden heeft om ter waarde van €30 miljoen aan vastgoed met leasingclausule af te nemen. Daar heeft zich nu een pensioenfonds uit London bij aangesloten die aan heeft gegeven om tot maximaal €150 miljoen aan vastgoed te willen afnemen.
2.8.
[gedaagde 4] is op 10 september 2021 uit functie getreden als statutair bestuurder van VBP.
2.9.
Bij e-mailbericht van 15 september 2022 hebben [gedaagde 4] en [naam 2] , voor zover hier van belang, aan de obligatiehouders (onder wie [eiser 2] ) geschreven:
In 2020 heeft u geïnvesteerd in Vastgoedobligatie VBP I resp. II die door Vermogensbeheer Pro B.V. is uitgeschreven waarvan de voorwaarden in het bijbehorende prospectus staan beschreven. Zoals u weet zijn de gelden vervolgens aangewend om, voor meerdere jaren, te worden geïnvesteerd in sociale woningbouwprojecten in Ierland, dit in samenwerking met Manustin Holdings II.
Naar aanleiding van overleg met die partner zijn de afgelopen maanden helaas een aantal (knel)punten naar boven gekomen (zie ook de bijgesloten brief in het Engels van [naam 5] ), onder meer over de continuïteit en levensvatbaarheid voor de langere termijn van het
Long Term Leasing Plan(…) in Ierland. Hoe zich dat ontwikkelt, is voor het moment onduidelijk.
(…)
De diverse (knel)punten overziende acht Vermogensbeheer Pro B.V. het raadzaam om niet af te wachten hoe die (knel)punten zich ontwikkelen, maar integendeel om alle obligaties, alsmede tot nu toe opgekomen onbetaalde rente, vervroegd terug te gaan betalen/af te lossen. Vervroegde aflossing is ook als mogelijkheid genoemd in het prospectus (…) en in de bijbehorende obligatievoorwaarden (…). Wij moeten u minimaal 15 en maximaal 30 dagen van tevoren op de hoogte stellen voordat de aflossing aan u wordt betaald.
Wij zijn met [naam 5] overeengekomen om per ultimo september af te lossen. Daarmee betalen wij u de hoofdsom en de verschuldigde rente tot en met de maand september tussen 5 en 10 werkdagen na 30 september.
Voor nu rest ons nog te vermelden dat onze bewaarder, de Stichting Obligaties Langbroek, akkoord is met vervroegde terugbetaling/aflossing.
2.10.
Bij akte, gedateerd 1 november 2022, heeft [eiser 2] zijn obligaties, alle rechten uit hoofde van de obligaties, de vorderingen die samenhangen met de obligaties en de rechten ten opzichte van derden (waaronder de bestuurders van VBP) overgedragen aan Medi Pharma.
2.11.
In april 2023 heeft [naam 5] aan [gedaagde 4] en [naam 2] verteld dat hij de obligatie-inleg niet heeft belegd in sociale huurwoningen in Ierland maar in
asset backed loansvia een investeringsmaatschappij in Zuid-Afrika.
2.12.
Bij vonnis in kort geding van 1 december 2023 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank zijn de door Medi Pharma ten laste van [gedaagde 3] en [gedaagde 4] gelegde conservatoire beslagen opgeheven.

3.Het geschil

3.1.
Medi Pharma en [eiser 2] vorderen dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
primair
I. voor recht verklaart dat er sprake is van een oneerlijke handelspraktijk in de zin van artikel 6:193b Burgerlijk Wetboek (BW) en/of een misleidende handelspraktijk in de zin van artikel 6:193c BW van VBP door de uitgifte van het Eurofondsprospectus;
II. de tussen [eiser 2] en VBP gesloten overeenkomst (tot deelname in obligaties van VBP) vernietigt;
III. VBP, [gedaagde 4] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk veroordeelt tot het betalen (van schadevergoeding) aan Medi Pharma, althans [eiser 2] , van EUR 230.009,44, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2020, althans vanaf 17 oktober 2023, tot de dag van volledige betaling;
subsidiair
I. voor recht verklaart dat VBP (als bestuurder van VBP Feeder) onrechtmatig tegenover [eiser 2] heeft gehandeld;
II. VBP, [gedaagde 4] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk veroordeelt tot het betalen (van schadevergoeding) aan Medi Pharma, althans [eiser 2] , van EUR 230.009,44, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2020, althans vanaf 17 oktober 2023, tot de dag van volledige betaling;
meer subsidiair
I. de tussen [eiser 2] en VBP gesloten overeenkomst (tot deelname in obligaties van VBP) vernietigt op grond van dwaling;
II. VBP veroordeelt tot het betalen (van schadevergoeding) aan Medi Pharma, althans [eiser 2] , van EUR 230.009,44, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2020, althans vanaf 17 oktober 2023, tot de dag van volledige betaling, althans VBP veroordeelt het bedrag van EUR 200.000,00 binnen een week na betekening van het vonnis te betalen aan Stichting International Real Estate, althans Stichting Obligaties Langbroek, op verbeurte van een dwangsom van EUR 5.000,00 voor iedere dag dat VBP hiermee in gebreke blijft tot een maximum van EUR 200.000,00;
III. [gedaagde 4] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk veroordeelt tot het betalen (van schadevergoeding) aan Medi Pharma, althans [eiser 2] , van EUR 230.009,44, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2020, althans vanaf 17 oktober 2023, tot de dag van volledige betaling, waarbij geldt dat de onder I en II meer subsidiair gevorderde bedragen het bedrag van EUR 230.009,44 niet overstijgen;
uiterst subsidiair
[gedaagde 4] en [gedaagde 3] hoofdelijk veroordeelt tot het betalen (van schadevergoeding) aan Medi Pharma, althans [eiser 2] , van EUR 230.009,44, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2020, althans vanaf 17 oktober 2023, tot de dag van volledige betaling;
in alle gevallen met hoofdelijke veroordeling van VBP, [gedaagde 4] , [gedaagde 2] en [gedaagde 2] (de nakosten daaronder begrepen) en in de beslagkosten.
3.2.
Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 29 mei 2024 heeft mr. Markus bij die gelegenheid verklaard:
Aan het petitum (blz. 70 van de dagvaarding) moet worden toegevoegd: “althans ontbindt”. Dit is geen nieuwe vordering, ik corrigeer slechts een omissie. Op dit punt is ook al verweer gevoerd.
Blijkens het proces-verbaal heeft mr. Snoeker vervolgens verklaard:
Ontbinding toevoegen aan het petitum gaat zo niet. Als u dat toestaat, wil ik daarover nog een akte nemen.
Indien en voor zover hieraan wordt toegekomen, zal de rechtbank op dit punt een beslissing nemen.
3.3.
Zoals uit het petitum blijkt, hebben Medi Pharma en [eiser 2] een groot aantal vorderingen ingesteld tegen VPB, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] . Deze vorderingen strekken er in de eerste plaats toe dat wordt terugbetaald, althans wordt vergoed, wat [eiser 2] destijds aan VBP heeft betaald voor de obligaties.
De dagvaarding opent als volgt:
Deze zaak gaat er samengevat over dat Vermogensbeheer Pro B.V. op 10 juni 2020 een misleidend prospectus heeft uitgebracht over de uitgifte van obligaties bestemd voor de financiering van Ierse sociale huurwoningen. Op grond van dit prospectus heeft [eiser 2] besloten om in juli 2020 voor € 200.000 aan deze emissie deel te nemen. Gebleken is dat de gelden van de obligatiehouders niet zijn aangewend voor het in het prospectus aangegeven doel (aankoop woningen) en dat de in het prospectus toegezegde dubbele zekerheden (vestiging recht van hypotheek en 25 jaar huurgarantie Ierse overheid) ontbreken. In 2023 is gebleken dat de storting van € 200.000 van [eiser 2] ten gevolge van het (…) in strijd met het prospectus doorlenen aan een insolvabele, louche Engelse debiteur (…) in het niets is verdwenen. De (middellijk) bestuurders van VBP hebben een kwalijke rol bij het voorgaande gespeeld. Hen wordt verweten dat zij (op verschillende gronden) in 2020 onrechtmatig hebben gehandeld tegenover [eiser 2] en dat zij aansprakelijk zijn voor de geleden schade.
In deze opening blijft onderbelicht de in nummer 11.1 van de dagvaarding genoemde tweede grondslag van het beroep op dwaling van Medi Pharma en [eiser 2] :
Ook indien [eiser 2] door VBP naar waarheid was geïnformeerd over [naam 3] en [naam 4] (met hun criminele antecedenten) dan had [eiser 2] nooit de overeenkomst met VBP gesloten. [eiser 2] gaat uiteraard niet voor € 200.000 deelnemen in obligaties waarbij voornoemde heren met hun criminele antecedenten zijn betrokken.
[naam 3] heeft de hiervoor onder 2.3 vermelde telefoongesprekken onder de naam [naam 1] met [eiser 2] gevoerd.
3.4.
VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] voeren verweer. Zij concluderen tot niet-ontvankelijkheid van Medi Pharma en [eiser 2] in hun vorderingen, althans tot afwijzing van deze vorderingen, met veroordeling van Medi Pharma en [eiser 2] in de proceskosten.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat Medi Pharma en [eiser 2] tegenover het gemotiveerde verweer van VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] niet duidelijk hebben gemaakt dat en waarom [eiser 2] , na de hiervoor onder 2.10 vermelde akte van 1 november 2022, nog vorderingen op VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en/of [gedaagde 4] zou hebben. Het door [eiser 2] gevorderde zal daarom worden afgewezen. [eiser 2] zal worden veroordeeld in de aan de zijde van VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] gevallen proceskosten. Deze proceskosten worden begroot op nihil. VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] hebben, afgezien van een kort verweer over de gevolgen van de akte van 1 november 2022, niet meer of andere verweren tegen de vorderingen van [eiser 2] gevoerd dan tegen die van Medi Pharma (en hebben aldus in het kader van hun verweer tegen de vorderingen van [eiser 2] niet of nauwelijks meer of andere kosten gemaakt dan in het kader van hun verweer tegen de vorderingen van Medi Pharma).
4.2.
De rechtbank stelt verder voorop dat niet is gesteld of gebleken dat Medi Pharma met haar petitum beoordeling van haar vorderingen en grondslagen in de daarin gehanteerde volgorde heeft beoogd. Zo gaat het in onderdeel II van de primaire vordering en onderdeel I van de meer subsidiaire vordering veeleer om verschillende wegen naar precies hetzelfde resultaat, te weten vernietiging van de tussen [eiser 2] en VBP tot stand gekomen overeenkomst. Verder geldt dat de omvang van de geldvordering voor de verschillende grondslagen gelijk is, zodat ook dat niet noopt tot een bepaalde volgorde van behandeling. De rechtbank acht zich daarom vrij om eerst onderdeel I van de meer subsidiaire vordering, vernietiging op grond van dwaling, te beoordelen.
4.3.
Dit onderdeel betreft, kort gezegd, het beroep van Medi Pharma en [eiser 2] op dwaling. Dit beroep kan alleen tegenover VBP als contractuele wederpartij worden gedaan.
Artikel 6:228 lid 1 BW bepaalt, voor zover hier van belang, dat een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar is (a) indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten en/of (b) indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten de dwalende had behoren in te lichten.
VBP heeft in 2020 een financieel product aangeboden aan een, wat zij in het prospectus noemt, selecte groep van obligatiehouders. Iedere obligatiehouder moest minimaal EUR 100.000,00 investeren. Dat is een aanzienlijk bedrag. De door VBP verzwegen rol van [naam 3] , iemand met een justitieel verleden op het gebied van beleggingsfraude, als initiator van het product en in het kader van de obligaties ook werkzaam voor of bij VBP, is evident informatie die relevant is bij de beslissing om in deze obligaties te investeren. Dat ook VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] dat wisten volgt al uit het feit dat zij hebben meegewerkt aan het verhullen van de betrokkenheid van [naam 3] voor de (potentiële) investeerders. Zij waren er immers van op de hoogte dat [naam 3] contact onderhield met beleggers onder de naam ‘ [naam 1] ’ en hebben dat toegestaan. Daarnaast is in het prospectus vermeld dat het initiatief voor de obligaties afkomstig was van [gedaagde 3] en [gedaagde 4] terwijl het initiatief in werkelijkheid afkomstig was van [naam 3] .
De door VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] aangevoerde omstandigheid dat de financiële toezichthouders tegen het uitvoeren van werkzaamheden door [naam 3] voor of bij VBP geen bezwaar hadden, maakt dit niet anders. Hetzelfde geldt voor de door VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] aangevoerde omstandigheid dat iedereen, ook [naam 3] , een tweede kans verdient. VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] kunnen en mogen hierover alleen voor zichzelf beslissen en in elk geval niet voor investeerders van wie zij minimaal EUR 100.000,00 verlangen. [eiser 2] heeft ter zitting van 29 mei 2024 nog eens uitdrukkelijk verklaard dat hij, als hij van de aanwezigheid van [naam 3] in de VBP-organisatie had geweten, geen obligaties zou hebben gekocht. VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] hebben dit niet, althans niet voldoende, bestreden. De enkele door hen aangevoerde omstandigheid dat [eiser 2] bereid was risico’s te nemen is in dit verband niet voldoende. Tot de aan beleggen eigen risico’s behoort niet het risico van niet juiste en/of niet volledige informatie door de contractuele wederpartij. Ook de door VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] aangevoerde robuuste juridische (zekerheden)structuur van de obligaties kan hen niet baten. Zelfs als daarvan sprake zou zijn geweest, waarover hierna meer, kan dat geen afbreuk doen aan het door [eiser 2] gestelde causale verband tussen de rol van [naam 3] bij de obligaties en zijn beleggingsbeslissing. Daarnaast geldt dat van een solide juridische structuur waardoor het geld van de investeerders beschermd zou zijn tegen oneigenlijk gebruik en zekerheden zouden zijn gevestigd ten behoeve van de nakoming van de verplichtingen tegenover (uiteindelijk) de beleggers, geen sprake was. Dat begint al met de centrale rol van [naam 5] die, zoals VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] zelf aanvoeren, door [naam 3] bij hen is geïntroduceerd en voor hen daarvoor een onbekende was. Dat blijkt verder uit de omstandigheid dat het medebestuurderschap van VBP van VBP Feeder er kennelijk niet aan in de weg stond dat [naam 5] het geld overmaakte naar een andere (eigen) vennootschap dan was afgesproken (welke andere vennootschap het geld vervolgens niet overmaakte aan Manustin Holdings II Ltd. (hierna: Manustin)). Dat blijkt tot slot uit de omstandigheid dat Manustin nog altijd geen vastgoed in eigendom heeft dat kan dienen als zekerheid voor, uiteindelijk, de obligatiehouders. Meer dan beloften van [naam 5] zijn er nooit geweest en er is in de structurering van de beoogde investering geen enkel controle- of sturingsmechanisme ingebouwd om te voorkomen dat het geld van de investeerders door [naam 5] voor andere doeleinden werd gebruikt en – naar het zich laat aanzien – is verdwenen.
De tussen [eiser 2] en VBP tot stand gekomen overeenkomst is dan ook vernietigbaar op grond van dwaling.
4.4.
VBP heeft met dit alles ook onrechtmatig gehandeld tegenover [eiser 2] . Meewerken aan het verhullen van de ware identiteit van een bij VBP betrokken persoon met een justitieel verleden op het gebied van beleggingsfraude voor (potentiële) investeerders in haar – prijzige – product, is dusdanig ernstig dat deze kwalificatie op zijn plaats is.
4.5.
Deze kwalificatie is ook op zijn plaats ten aanzien van [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] indien hen met betrekking tot het onrechtmatig handelen van VBP een persoonlijk verwijt gemaakt kan worden, in hun hoedanigheid van statutair bestuurder en/of los daarvan. Vergelijk HR 23 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5881 (Spaanse villa). Dit is het geval. In dit verband wordt allereerst verwezen naar hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van VBP. Voor [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] komt hierbij dat zij persoonlijk betrokken waren bij de onjuiste informatievoorziening aan de investeerders, dat zij wisten van het initiatief van [naam 3] voor de obligaties en zijn betrokkenheid bij de VBP-organisatie en hebben meegewerkt aan het verhullen daarvan voor de (potentiële) investeerders, dat zij wisten, althans behoorden te weten, van de zwakke schakels in de structuur en dat zij deze schakels niet, althans niet voldoende, hebben versterkt. Dat de structuur er op papier goed uitzag is niet voldoende om aan aansprakelijkheid te ontkomen, nu elke vorm van controle of, zo nodig, sturing ontbrak om te bewerkstelligen dat de op papier voorgespiegelde structuur ook daadwerkelijk tot stand zou komen. Van [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] als bestuurders had aanzienlijk meer mogen worden gevergd dan vertrouwen op beloften van [naam 5] en de door [naam 5] zelf opgestelde administratie, terwijl elke objectieve onderbouwing daarvan ontbrak. Dit klemt te meer nu [gedaagde 3] en [gedaagde 4] de op hun persoonlijke curriculum vitae vermelde ervaring en deskundigheid hebben ingezet, althans hebben toegestaan dat die werd ingezet, om investeerders te werven. Zij hebben de VBP-obligatie daarmee een niet door de feiten gerechtvaardigde schijn van betrouwbaarheid gegeven. Ten slotte zijn het handelen en de wetenschap van [gedaagde 3] toerekenbaar aan [gedaagde 2] en vice versa.
4.6.
Het beroep van VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] op de in hoofdstuk 4 van het prospectus opgenomen exoneratie slaagt niet. Deze exoneratie betreft het beleggingsrisico. Zoals hiervoor onder 4.3 reeds is overwogen, behoort tot de aan beleggen eigen risico’s niet het risico van niet juiste en/of niet volledige informatie door de contractuele wederpartij.
4.7.
VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] voeren nog aan dat met name VBP en [gedaagde 4] alles in het werk stellen om het verdwenen geld terug te halen bij – met name – [naam 5] . Zij maken echter niet voldoende duidelijk dat en waarom hiervan op afzienbare termijn concrete resultaten zijn te verwachten. Dit verweer leidt er daarom niet toe dat Medi Pharma de haar toekomende schadevergoeding moet worden onthouden.
4.8.
Gelet op hetgeen partijen over en weer naar voren hebben gebracht, bedraagt de schadevergoeding EUR 164.000,00 (de betaalde inleg voor de obligaties van EUR 200.000,00 minus de door [eiser 2] ontvangen uitkeringen door VPB van EUR 36.000,00). Deze schadevergoeding zal, zoals gevorderd, hoofdelijk worden toegewezen. Mede gelet op artikel 6:83 onder b BW moet dit bedrag worden verhoogd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 24 juli 2020.
4.9.
Medi Pharma en [eiser 2] vorderen op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b BW vergoeding van de kosten van een door Verberne & Hillebrand Adviseurs te Naarden in hun opdracht uitgevoerd onderzoek. Tegenover de gemotiveerde betwisting van VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] maken Medi Pharma en [eiser 2] echter niet duidelijk dat en waarom dit onderzoek en daarbij gemaakte kosten redelijk zijn. In dit verband is mede van belang dat de betrokkenheid van [naam 3] al aan het licht was gekomen door het artikel in het Financieele Dagblad en dat VBP meerdere obligatiehoudersvergaderingen heeft gehouden, waar informatie is verstrekt en waar vragen konden worden gesteld.
4.10.
De door Medi Pharma en [eiser 2] gevorderde beslagkosten zullen worden afgewezen omdat het beslag is opgeheven.
4.11.
De overige vorderingen en grondslagen behoeven geen behandeling.
4.12.
VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] zullen, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van het geding, tot dit vonnis begroot op EUR 5.061,00 aan griffierecht, EUR 3.858,00 aan salaris advocaat (twee punten, tarief V) en EUR 178,00 aan nakosten, te vermeerderen zoals in de beslissing is bepaald. Voor ieder van VBP, [gedaagde 2] / [gedaagde 3] en [gedaagde 4] komen hierbij de kosten van de aan haar, hen respectievelijk hem uitgebrachte dagvaarding.

5.De beslissing

De rechtbank:
in de zaak tussen [eiser 2] / VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4]
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eiser 2] in de aan de zijde van VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] gevallen proceskosten, tot dit vonnis begroot op nihil;
in de zaak tussen Medi Pharma / VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4]
5.3.
vernietigt de tussen [eiser 2] en VBP gesloten overeenkomst (tot deelname in obligaties van VBP) op grond van dwaling;
5.4.
veroordeelt VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] hoofdelijk tot betaling aan Medi Pharma van EUR 164.000,00 (eenhonderd vierenzestig duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 24 juli 2020 tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] hoofdelijk in de kosten van het geding, tot dit vonnis aan de zijde van Medi Pharma begroot op EUR 9.097,00;
5.6.
veroordeelt VBP in de kosten van de aan haar uitgebrachte dagvaarding ten bedrage van EUR 109,44;
5.7.
veroordeelt [gedaagde 3] en [gedaagde 2] in de kosten van de aan hen uitgebrachte dagvaarding ten bedrage van EUR 110,03;
5.8.
veroordeelt [gedaagde 4] in de kosten van de aan hem uitgebrachte dagvaarding ten bedrage van EUR 107,32;
5.9.
veroordeelt VBP, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] hoofdelijk, voor het geval zij niet tijdig aan de veroordelingen voldoen, in de extra nakosten van EUR 92,00 plus de kosten van betekening;
5.10.
verklaart de beslissingen onder 5.3 tot en met 5.9 uitvoerbaar bij voorraad;
5.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.M. Visser, rechter, bijgestaan door mr. A.A.J. Wissink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2024.