ECLI:NL:RBAMS:2024:4119
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening boete remigratie-uitkering en beslagvrije voet in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 11 juli 2024, wordt het beroep van eiseres, een in Suriname woonachtige vrouw, tegen de Sociale Verzekeringsbank (SVB) behandeld. Eiseres ontving een remigratie-uitkering, maar de SVB vorderde een terugbetaling van teveel betaalde uitkeringen en legde een boete op van € 1.486,48 omdat eiseres niet tijdig had doorgegeven dat zij gedetineerd was. De SVB weigerde het verzoek van eiseres om de boete te herzien, wat leidde tot deze rechtszaak.
De rechtbank beoordeelt of de SVB terecht de boete niet heeft herzien. Eiseres stelt dat haar financiële situatie, inclusief schulden en het inkomen van haar echtgenoot, aanleiding zou moeten zijn om de boete te herzien. De SVB betwist dit en stelt dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een herziening rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de boete onterecht is opgelegd. De rechtbank bevestigt dat de SVB de regels omtrent de beslagvrije voet correct heeft toegepast, en dat eiseres niet heeft aangetoond dat haar situatie uitzonderlijk is.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de boete en het inhoudingsbedrag in stand blijven. Eiseres heeft geen recht op vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het aanleveren van bewijs bij verzoeken om herziening van boetes in het bestuursrecht.