ECLI:NL:RBAMS:2024:4108

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
13-103056-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting van bejaarde personen door middel van babbeltrucs

Op 2 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van veelal bejaarde personen door middel van babbeltrucs. De verdachte, geboren in 2002 en gedetineerd, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot oplichting, heling van niet-openbare gegevens, en computervredebreuk. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers waren ingediend, gevoegd behandeld. Tijdens de zitting op 18 april 2024 heeft de verdachte bekend de tenlastegelegde feiten te hebben gepleegd, wat door de rechtbank als bewijs werd aangemerkt. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 10 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten een zwaardere straf rechtvaardigde. De verdachte had zich herhaaldelijk voorgedaan als bankmedewerker of politieagent en had op geraffineerde wijze slachtoffers, vaak bejaarden, misleid om hen te laten afgeven van bankpassen en andere waardevolle goederen. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest, en legde schadevergoedingsmaatregelen op aan de benadeelde partijen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden en dat zijn handelen niet alleen financieel, maar ook emotioneel leed had veroorzaakt bij de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13-103056-23 (A), 13-018180-24 (B), 16-139866-23 (C), 13-180485-21 (TUL)
Datum uitspraak: 2 mei 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] ,
gedetineerd in het ‘ [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2024.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.R. Paardekooper, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N. Wijkman, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [aangever] . Ten aanzien van de benadeelde partij [aangever] heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen zij ter zitting naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Zaak A (17 april 2023 te Amsterdam):
feit 1: medeplegen van poging tot oplichting van [naam 1] ;
feit 2: heling van niet-openbare gegevens, verwerven of voorhanden hebben daarvan;
feit 3: wederspannigheid tegen politieambtenaar [naam 2] ;
Zaak B (periode van 8 augustus 2023 tot en met 30 oktober 2023 te Helvoirt en/of Den Haag en/of IJsselstein en/of Amsterdam):
feit 1: medeplegen van oplichting van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [aangever] ;
feit 2: diefstal in vereniging, door middel van valse sleutels met betrekking tot de onder feit 1 genoemde slachtoffers.
feit 3: medeplegen van computervredebreuk en het overnemen/aftappen/opnemen van gegevens.
Zaak C (21 oktober 2022 te De Meern):
feit 1: medeplegen van oplichting van [naam 3] ;
feit 2: computervredebreuk.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

De verdachte heeft op 20 april 2023 bij de rechter-commissaris en op 6 maart 2024 in raadkamer van het Gerechtshof bekend de tenlastegelegde feiten te hebben gepleegd. Op de zitting van 18 april 2024 heeft hij deze bekentenissen bevestigd.
3.1.
Standpunt van het openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de verdachte voor alle feiten te veroordelen. Met betrekking tot het beslag vraagt hij de telefoon (Apple iPhone SE) en de oranje enveloppe verbeurd te verklaren.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte van hetgeen hem in zaak A onder 3. verweten wordt, moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan voldoende wettig, dan wel in ieder geval voldoende overtuigend bewijs.
Met betrekking tot de in zaak B onder 2. verweten diefstal door middel van een valse sleutel is de raadsvrouw van mening dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat het in de tenlastelegging opgenomen bedrag van € 4.117,52 volledig zou zijn weggenomen. Zij verzoekt om dit bedrag uit de tenlastelegging te strepen. Wel kan worden vastgesteld dat een bedrag van € 850,- is weggenomen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat in het dossier onvoldoende bewijs voorhanden is voor de ten laste gelegde wederspannigheid in zaak A onder 3, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten tenlastegelegd in zaak A onder 1 & 2, zaak B onder 1, 2 & 3 en zaak C onder 1 & 2 wettig en overtuigend bewezen zijn, nu de verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit. De rechtbank zal daarom met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan.
Bewijsoverweging inzake het feit in zaak B. onder 2.
De raadsvrouw heeft zich kort gezegd op het standpunt gesteld dat een bedrag van in totaal € 3.267,52 volgens de omschrijving op de bankafschriften ‘virtueel is teruggedraaid’ en dat niet kan worden vastgesteld dat dit bedrag ook daadwerkelijk zou zijn weggenomen. De rechtbank volgt dat verweer niet. Uit het dossier blijkt dat op 5 september 2023 bedragen van € 2.299,- en € 968,52 ten laste van aangevers rekening werden overgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer] .

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde:
hij op 17 april 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 1] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten
een bankpas van de [naam bank 2] bank
- telefonisch contact heeft opgenomen met voornoemde [naam 1] en zich daarbij heeft voorgedaan als medewerker van de [naam bank 2] bank en
- voornoemde [naam 1] heeft medegedeeld dat een derde partij mogelijk verdachte handelingen op de bankrekening van voornoemde [naam 1] had verricht of dat gepoogd had, waardoor de passen meteen geblokkeerd waren door de bank en
- voornoemde [naam 1] heeft medegedeeld dat een cyberrechercheur van de politie, genaamd mevr. [naam 4] , bezig was met de zaak bij een eenheid in Hoofddorp en haar bankpas nodig had om mogelijke verdachten te traceren en (nadat voornoemde [naam 1] zei dat ze de deur uit moest en 45 minuten weg was)
- voornoemde [naam 1] na ongeveer 45 minuten nogmaals heeft gebeld en haar de instructie heeft gegeven haar bankpas door te knippen zonder de chip te raken en
- voornoemde [naam 1] heeft medegedeeld de doorgeknipte bankpas in een enveloppe te doen en daar de code [code] op te schrijven en
- voornoemde [naam 1] heeft medegedeeld dat er twee personen van de buitendienst naar haar toe zouden komen om de doorgeknipte bankpas op te halen en
- voornoemde [naam 1] heeft medegedeeld dat ze binnen twee dagen een andere pas per post toegestuurd krijgt en
- naar de woning van voornoemde [naam 1] is gegaan en daarbij de eerder genoemde code [code] heeft genoemd (teneinde de bankpas in ontvangst te nemen) en
- voornoemde enveloppe in ontvangst heeft genomen en is vertrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van het in zaak A onder 2 tenlastegelegde:
hij op 17 april 2023 te Amsterdam niet-openbare gegevens, te weten achternamen, voornamen, initialen, geboortedata, adresgegevens, bankrekeningnummers, telefoonnummers en emailadressen van meerdere perso(o)n(en) voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, ten tijde van het voorhanden krijgen van deze gegevens wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen;
ten aanzien van het in zaak B onder 1 tenlastegelegde:
hij in de periode van 8 augustus 2023 tot en met 30 oktober 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, aangevers te weten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en [aangever] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de afgifte en het ter beschikking stellen van een of meer bankpassen en/of creditcards en/of pincodes en/of e-dentifiers en/of inlogcodes (van een online bankierenomgeving) en/of sieraden door valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid zakelijk weergegeven
- (met een gespoofed telefoonnummer) (telefonisch) contact op te nemen met voornoemde aangever(s) daarbij gebruik makend van een valse hoedanigheid van medewerker (van de fraudedesk en/of cybersecurity) van een of meer banken en/of de politie en (vervolgens) in deze hoedanigheid voornoemde aangever(s) (in deze telefoongesprekken) voor te houden dat geld was afgeschreven en/of gepoogd werd af te schrijven en/of er verdachte transacties waren gedaan van hun rekening(en) en/of dat er een (politie)onderzoek naar hen draaide en/of door op een andere wijze de aangever(s) voor te houden dat er een probleem was met de bankrekening(en) en/of computer(s) van aangever(s) en/of
- aan aangever(s) mede te delen dat zij verdachte en/of medeverdachte(n) moest(en) helpen met het annuleren en/of het doen stoppen van een of meer overboekingen en/of afschrijvingen en/of transacties en/of (politie)onderzoeken en/of
- aangever(s) te verzoeken een of meer pincodes van hun bankpas(sen) en/of creditcard(s) hardop in te spreken en/of
- aangever(s) te instrueren een of meer bankpassen en/of creditcards en/of e-dentifiers en/of sieraden in een envelop en/of tas te doen en/of
- te zeggen dat een medewerker/koerier van een of meer banken en/of de politie de bankpas(sen) en/of creditcard(s) en/of e-dentifier(s) en/of siera(a)d(en) komt ophalen (aan de deur) en/of
- aangever(s) een (verificatie)code te geven waarmee de medewerker/koerier zich zal identificeren en/of
- aan te bellen bij de woning(en) van aangever(s) teneinde een of meer bankpassen en/of creditcards en/of e-dentifiers en/of sieraden in ontvangst te nemen en/of daarbij een verificatiecode te zeggen,
waardoor die aangever(s) werden bewogen tot voornoemde afgifte(n) en/of voornoemde ter beschikking stelling(en) waardoor verdachte en medeverdachte(n) toegang verkregen tot de (internet)bankierenomgeving en/of een of meer bankrekeningen van die aangever(s) en waardoor opdrachten tot een of meer betalingen en/of overboekingen en/of (pin)transacties konden worden uitgevoerd;
ten aanzien van het in zaak B onder 2 tenlastegelegde:
hij in de periode van 8 augustus 2023 tot en met 30 oktober 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vanaf bankrekeningen
- een geldbedrag van (in totaal) EUR 5.100,00, geheel toebehorende aan [benadeelde partij 1] en
- een geldbedrag van (in totaal) EUR 11.451,70, geheel toebehorende aan [benadeelde partij 2] en
- een geldbedrag van (in totaal) EUR 4.117,52, geheel toebehorende aan [benadeelde partij 3] en
- een geldbedrag van (in totaal) EUR 500,00, geheel toebehorende aan [aangever] ,
zijnde goed(eren), die geheel aan aangevers toebehoorde(n), terwijl verdachte en zijn mededader(s) die weg te nemen goed(eren) onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een of meer met via bankhelpdeskfraude en/of oplichting verkregen bankpassen en/of creditcards en daarbij behorende pincodes van voornoemde aangever(s) en/of een of meer met via bankhelpdeskfraude en/of oplichting verkregen toegangscodes en/of inlogcodes van de online bankierenomgeving(en) van die aangever(s);
ten aanzien van het in zaak B onder 3 tenlastegelegde:
hij op 5 september 2023 te IJsselstein tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk te weten een of meerdere server(s) toebehorende aan [naam bank 1] Bank, waarop het internetbankierenaccount en/of de internetbankierengegevens van [benadeelde partij 3] worden gehost, is binnengedrongen
c. met behulp van een valse sleutel, te weten onrechtmatig verkregen inloggegevens;
ten aanzien van het in zaak C onder 1 tenlastegelegde:
hij op 21 oktober 2022 te De Meern tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het ter beschikking stellen van gegevens, te weten het verschaffen van toegang tot een laptop en het overmaken van een geldbedrag van EUR 2178, door
- zich voor te doen als medewerker van [naam bank 2] ,
- die [naam 3] te doen geloven dat er frauduleuze transacties werden gedaan vanaf haar betaalrekening en
- te doen alsof hij de betaalrekening van die [naam 3] veilig stelde;
ten aanzien van het in zaak C onder 2 tenlastegelegde:
hij op 21 oktober 2022 te De Meern, opzettelijk en wederrechtelijk door tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten een laptop, is binnengedrongen
b. met behulp van een valse sleutel, te weten het onbevoegd gebruikte wachtwoord van [naam 3] en
c. door het aannemen van een valse hoedanigheid;

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregel

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Ook heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de aan verdachte opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van 90 dagen, hem opgelegd bij vonnis van deze rechtbank van 8 april 2022 (parketnummer 13-180485-21).
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat het merkwaardig is dat de reclassering niet op de hoogte was van het feit dat verdachte in de raadkamer gevangenhouding een bekennende verklaring heeft afgelegd. Anders dan de reclassering ziet de raadsvrouw wel mogelijkheden voor een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft meerdere malen samen met anderen veelal bejaarde personen opgelicht door middel van zogenoemde babbeltrucs. Verdachte en medeverdachten hebben zich hierbij voorgedaan als bankmedewerkers en medewerkers van de politie, en hebben misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zij bij de slachtoffers wisten te winnen. Met een geraffineerd en listig verhaal zijn de slachtoffers bewogen tot afgifte van sieraden, bankpassen, creditcards en pincodes en hebben zij toegang verleend tot hun bankrekening op hun laptop of telefoon. Op deze manier heeft verdachte met de ontfutselde bankpassen, creditcards en pincodes grote geldbedragen van de rekeningen van de slachtoffers gehaald. In een enkel geval is dit bij een poging gebleven.
Verdachte was uit op het snel in handen krijgen van hoge geldbedragen en heeft enkel uit financieel gewin en pure gemakzucht gehandeld. Verdachte heeft geen oog gehad voor de kwetsbaarheid en de belangen van de slachtoffers. Uit de aangiftes en de toelichting bij de vordering van de benadeelde partij van [aangever] volgt ook dat verdachte met zijn handelen gevoelens van onveiligheid en angst heeft veroorzaakt. Door de geraffineerde en uiterst laffe wijze van oplichting heeft verdachte niet alleen geld en sieraden van de slachtoffers afgenomen, maar ook hun gevoel van vertrouwen in de medemens en veiligheid. Bovendien neemt verdachte ook niet daadwerkelijk de verantwoordelijkheid voor zijn daden. Hij lijkt zich niet schuldig te voelen en meent dat het allemaal zo ernstig niet is omdat de slachtoffers vaak (gedeeltelijk) gecompenseerd worden door de bank of de verzekering. Ter zitting heeft hij zich weliswaar tot de benadeelde partij [aangever] gewend met een verontschuldiging maar zij – een vrouw van in de 90 – heeft die verontschuldiging teruggekaatst met daarbij de opmerking ‘lamstraal, je bent een lamstraal’. Dat is gelet op de aard en ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan een invoelbare maar nog gematigde uitdrukking.
Bij dit alles komt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en daarvoor nog in een proeftijd liep én nadat zijn voorlopige hechtenis voor het op 17 april 2023 gepleegde feit was geschorst, opnieuw soortgelijke feiten is gaan plegen. Verdachte lijkt op geen enkele manier doordrongen te zijn dat zijn handelen, naast moreel verwerpelijk, in strijd is met de wet.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 14 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte tweemaal is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten (oplichting, fraude met betaalproducten) en dat hij ten tijde van het plegen van de huidige feiten in een proeftijd liep.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 28 maart 2024. [naam 5] , reclasseringswerker, heeft ter zitting verklaard niet te hebben geweten dat verdachte een bekentenis heeft afgelegd, waardoor haar advies inhield om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Ter zitting heeft zij haar advies gewijzigd en geadviseerd om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met daarbij de bijzondere voorwaarden als eerder geadviseerd in de rapportage van 11 augustus 2023, te weten als een meldplicht, ambulante behandeling (bij De Waag), begeleid wonen en meewerken aan dagbesteding en schuldhulpverlening.
Daarnaast heeft de reclassering geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen. De rechtbank neemt dit advies met betrekking tot het volwassenenstrafrecht over, nu er gelet op de ontwikkeling van verdachte geen gronden zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht.
De op te leggen straf
De aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De richtlijnen van het Openbaar Ministerie geven als richting voor oplichting van de omvang als hier aan de orde zes weken onvoorwaardelijke gevangenisstraf per feit. De officier van justitie heeft zijn eis aan de hand van deze richtlijnen geformuleerd. De rechtbanken hebben hun eigen algemene oriëntatiepunten voor fraude, die zijn vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). In deze zaak is de opgetelde waarde van het schadebedrag ruim € 26.000,- en is sprake is van medeplegen als strafverzwarende omstandigheid. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en dat (mede) gelet op de persoon van verdachte geen andere straf op haar plaats is dan één die vrijheidsbeneming van langere duur meebrengt dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal daarom – mede gelet op de LOVS-oriëntatiepunten – afwijken van de eis van de officier van justitie.
Alles overwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 16 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
Benadeelde partij[benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een bedrag van € 3.712,50 te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het in zaak B onder 1 en 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie vindt dat de vordering geheel kan worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente. Ook heeft de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd omdat in de bijlage ervan wordt verwezen naar 3 transacties van in totaal € 2.300,- en 2 van in totaal € 2.562,50 zonder dat zichtbaar is waar die bedragen op zien. Zij verzoekt daarom de vordering af te wijzen of niet-ontvankelijk te verklaren.
Vaststaat dat [benadeelde partij 1] als gevolg van het hiervoor in zaak B onder 1 en 2 bewezenverklaarde rechtstreekse materiële schade heeft geleden. Zij vordert minder dan de € 5.100,- die van haar gestolen zijn. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 3.712,50 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Omdat sprake is van medeplegen van oplichting zal de vordering hoofdelijk worden toegewezen. De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Benadeelde partij[benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert een bedrag van € 1.801,70 te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het in zaak B onder 1 en 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie vindt dat de vordering geheel kan worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente. Ook heeft de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadsvrouw heeft aangevoerd geen opmerkingen over deze vordering te hebben en verzoekt deze hoofdelijk op te leggen.
Vaststaat dat [benadeelde partij 2] als gevolg van het hiervoor in zaak B onder 1 en 2 bewezenverklaarde rechtstreekse materiële schade heeft geleden, die naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 1.801,70 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 8 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Omdat sprake is van medeplegen van de oplichting zal de vordering hoofdelijk worden toegewezen. De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Benadeelde partij[naam 6] N.V.
[naam 7] , optredend namens [naam 6] N.V. vordert een bedrag van € 9.650,- wegens het schadeloosstellen van benadeelde partij [benadeelde partij 2] , te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het in zaak B onder 1 en 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie vindt dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat niet kan worden vastgesteld dat [naam 7] gerechtigd is de benadeelde partij te vertegenwoordigen.
De raadsvrouw heeft opgemerkt dat de onderbouwing ontbreekt dat de heer [naam 7] bevoegd is om namens [naam 6] N.V. op te treden en dat de vordering evenmin is ondertekend.
De rechtbank stelt vast dat het voegingsformulier kennelijk door [naam 6] N.V. is ingediend maar niet is ondertekend. De rechtbank stelt verder vast dat zich in het dossier geen uittreksel van de Kamer van Koophandel van [naam 6] N.V. bevindt of een geldige volmacht. Daarmee is voor de rechtbank niet vast te stellen of [naam 7] gerechtigd is namens [naam 6] N.V. op te treden. Gelet daarop zal de rechtbank de vordering van [naam 6] N.V. niet-ontvankelijk verklaren.
Benadeelde partij[aangever]
De benadeelde partij [aangever] vordert een bedrag van € 17.727,29 te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het in zaak B onder 1 en 2 tenlastegelegde, te weten € 500 aan gepind geld, € 16.375 voor weggenomen sieraden, €100 voor het opmaken van het taxatierapport van de sieraden en € 752,29 voor het vervangen van het slot van de voordeur van de benadeelde partij.
De officier van justitie vindt dat de vordering geheel kan worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente. Ook heeft de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De raadsvrouw heeft met betrekking tot het geldbedrag van € 500,- geen opmerkingen gemaakt. Met betrekking tot de sieraden verzoekt zij de vordering van € 16.375 aanzienlijk te matigen en – gelet op het door de verzekeraar uitgekeerde bedrag van € 3.000,- – vervolgens niet -ontvankelijk te verklaren wegens een gebrek aan voldoende onderbouwing. Met betrekking tot de kosten voor het opstellen van het taxatierapport van € 100,- heeft de raadsvrouw aangevoerd dat dit geen materiële schade is.. De kosten voor het vervangen van sloten ad € 752,29 betreffen geen rechtstreekse schade. Zij verzoekt deze posten af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat de kosten voor het taxatierapport en de sloten niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat er onvoldoende rechtstreeks verband bestaat tussen wat is bewezenverklaard en deze posten. De rechtbank wijst de vorderingen voor deze posten ad € 852,29 daarom af.
Met betrekking tot de vordering van € 16.375,- voor de gestolen sieraden is de rechtbank van oordeel dat het taxatierapport onvoldoende onderbouwing biedt voor het gevorderde bedrag. De taxatie is tot stand gekomen op basis van beknopte beschrijvingen en een aantal foto’s waarop te zien is dat er sieraden door de benadeelde partij worden gedragen Er is geen inventarisatie of taxatie beschikbaar die is opgemaakt toen de sieraden nog in bezit waren van het slachtoffer. De taxateur heeft aldus niet kunnen vaststellen van welke materialen de sieraden zijn gemaakt, hoeveel sieraden het betreft en hoe hun staat is. Mede gelet op de eerste – aanzienlijke lagere- schatting van de waarde van de sieraden ten tijde van de aangifte zal de rechtbank de waarde van de sieraden schatten op € 5.000,- Door de verzekeraar is inmiddels een bedrag van € 3.000,- vergoed zodat de rechtbank de vordering terzake de sieraden zal toewijzen voor een bedrag van € 2.000,-. Tevens wijst de rechtbank het bedrag van € 500,- toe, te weten het met de meegenomen bankpas gepinde bedrag. In totaal wijst de rechtbank dus een bedrag van € 2.500 aan materiële schade toe, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 30 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling en de vordering van de benadeelde partij voor het meerdere niet-ontvankelijk zal verklaren.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Omdat sprake is van medeplegen van de oplichting zal de vordering hoofdelijk worden toegewezen. De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Verbeurdverklaring
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
- telefoontoestel, merk Apple SE, kleur zwart (PL1300-2023085402-G6329114);
- enveloppe, kleur oranje (PL1300-2023085402-G6329116).
De voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van die voorwerpen het bewezen geachte is begaan, respectievelijk uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 23 januari 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13-180485-21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 8 april 2022 van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een
jeugddetentievoor de duur van 123 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
90 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel zich niet zal houden aan dit vonnis opgenomen bijzondere voorwaarden.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 138ab, 139g, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de in zaak A, onder 1 en 2, zaak B onder 1, 2 en 3 en zaak C onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde:
medeplegen van poging tot oplichting;
ten aanzien van het in zaak A onder 2 bewezenverklaarde:
niet-openbare gegevens voorhanden hebben, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze gegevens wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf zijn verkregen;
ten aanzien van het onder in zaak B onder 1 bewezenverklaarde:
telkens: medeplegen van oplichting;
ten aanzien van het onder in zaak B onder 2 bewezenverklaarde:
telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
ten aanzien van het onder in zaak B onder 3 bewezenverklaarde:
medeplegen van computervredebreuk;
ten aanzien van het onder in zaak C onder 1 bewezenverklaarde:
medeplegen van oplichting;
ten aanzien van het onder in zaak C onder 2 bewezenverklaarde:
computervredebreuk.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
16 (zestien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Benadeelde partij
[benadeelde partij 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe en veroordeelt de verdachte, hoofdelijk, tot betaling aan [benadeelde partij 1] , van een bedrag van
€ 3.712,50(drieduizend zevenhonderd en twaalf euro en vijftig cent) (materiële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (9 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 1] .
Bepaalt dat voor zover dit bedrag door de medeverdachte(n) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan de Staat € 3.712,50 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (9 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 47 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag door de medeverdachte(n) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen.
Bepaalt dat, als en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij
[benadeelde partij 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe en veroordeelt de verdachte, hoofdelijk, tot betaling aan [benadeelde partij 2] , van een bedrag van € 1.801,70 (achttienhonderd en één euro en zeventig cent) (materiële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (8 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] . Bepaalt dat voor zover dit bedrag door de medeverdachte(n) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat € 1.801,70 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (8 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 28 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag door de medeverdachte(n) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen.
Bepaalt dat, als en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij
[naam 6] N.V.
Verklaart de vordering van [naam 6] N.V. niet-ontvankelijk.
Benadeelde partij
[aangever]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte, hoofdelijk, tot betaling aan [aangever] , van een bedrag van € 2.500,- (tweeduizend vijfhonderd euro) (materiële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (30 oktober 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. De rechtbank verklaart de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de sieraden voor het meerdere niet-ontvankelijk.
Wijst de vordering af waar het betreft de gevorderde taxatiekosten en de kosten voor nieuwe sloten.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever] .
Bepaalt dat voor zover dit bedrag door de medeverdachte(n) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever] aan de Staat € 2.500,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (30 oktober 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 35 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag door de medeverdachte(n) is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen.
Bepaalt dat, als en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij
[naam 6] N.V.
Verklaart de vordering van [naam 6] N.V. niet-ontvankelijk.
Verklaart verbeurd:
- telefoontoestel, merk Apple SE, kleur zwart (PL1300-2023085402-G6329114);
- enveloppe, kleur oranje (PL1300-2023085402-G6329116).
Gelast de tenuitvoerleggingvan de bij genoemd vonnis van 8 april 2022 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een
jeugddetentie van 90 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. G. Demmink en E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 mei 2024.
[.]