ECLI:NL:RBAMS:2024:4107

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
13/338700-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handel in vuurwapens, verdovende middelen en professioneel vuurwerk met vrijspraak op enkele punten

Op 10 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten. De verdachte had twee vuurwapens met bijbehorende munitie in zijn bezit, handelde zonder vergunning in wapens, en had 350 tabletten MDMA en 690 milliliter GHB aanwezig. Daarnaast werd in zijn woning een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk aangetroffen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 26 juni 2024 gehouden, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de verdachte hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte onder andere het voorhanden hebben van wapens, het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen, en het ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor een deel nietig was, maar dat de overige tenlasteleggingen geldig waren. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de woning van de verdachte rechtmatig was, en dat de aangetroffen goederen als bewijs konden dienen. De verdachte werd vrijgesproken van enkele feiten, waaronder opzet- en schuldheling, en het ter beschikking stellen van vuurwerk. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht en ambulante behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/338700-23
Datum uitspraak: 10 juli 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in het [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op 26 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.W. van Zanten, en de uitdrukkelijk gemachtigd raadsvrouw van verdachte, mr. M. Lenderink, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
Feit 1:
het voorhanden hebben van twee wapens en bijbehorende munitie van categorie III op 20 december 2023;
Feit 2:
het opzettelijk verkopen/afleveren/verstrekken/vervoeren/aanwezig hebben van 350 tabletten MDMA en 690 milliliter GHB op 20 december 2023;
Feit 3:
het (medeplegen van het) al dan niet opzettelijk ter beschikking stellen en voorhanden hebben van verschillende hoeveelheden en soorten professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik in de periode van 10 december 2023 tot en met 20 december 2023;
Feit 4:
heling van een motorfiets op 20 december 2023;
Feit 5:
het zonder erkenning meermaals handelen in wapens van categorie III in de periode van 11 december 2023 tot en met 19 december 2023.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Geldigheid van de dagvaarding: voor wat betreft feit 2 gedeeltelijk nietig

De rechtbank heeft zich ambtshalve beraden op de vraag of de dagvaarding voor wat betreft feit 2 voldoet aan de in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) gestelde eis van opgave van de feiten.
Op grond van artikel 261 Sv behelst de dagvaarding een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding van tijd en plaats en van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan. De opgave van het feit moet duidelijk en begrijpelijk, niet innerlijk tegenstrijdig en voldoende feitelijk zijn, zodat het voor de verdachte, in combinatie met het dossier, voldoende duidelijk is waartegen hij zich moet verdedigen. Voor de rechtbank moet duidelijk en begrijpelijk zijn wat zij concreet ten aanzien van een verdachte te onderzoeken heeft.
Feit 2 van de tenlastelegging ziet kort gezegd op de handel/het bezit van verdovende middelen. Een deel van die tenlastelegging luidt: “
en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende een of meer middelen van lijst I”.De rechtbank stelt vast dat in dit deel van de tenlastelegging onvoldoende feitelijk is omschreven wat ten aanzien van de verdachte concreet moet worden onderzocht. Het is de rechtbank niet duidelijk op welke verdovende middelen behorende op lijst I van de Opiumwet dit deel van de tenlastelegging ziet. Ook in samenhang bezien met de inhoud van het procesdossier is dit niet herleidbaar. Daarmee voldoet dit deel van tenlastelegging niet aan de eisen die artikel 261 Sv aan de dagvaarding stelt.
De dagvaarding zal daarom ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging nietig worden verklaard. De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding voor het overige geldig is.
Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de overige ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
In december 2023 komt bij het Team Criminele Inlichtingen (hierna: TCI) van de Politie Amsterdam een melding binnen over een partij zwaar vuurwerk gelegen in een woning aan de [adres] . Naar aanleiding van deze melding is op 20 december 2023 deze woning, waar verdachte staat ingeschreven, doorzocht. Bij de doorzoeking zijn verschillende hoeveelheden professioneel vuurwerk, verdovende middelen, wapens en munitie en een – naar later bleek gestolen – motorfiets aangetroffen. Verdachte, die op dat moment ook in de woning aanwezig was, is toen aangehouden.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat alle tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard op grond van de stukken in het dossier. De doorzoeking van de woning van verdachte is rechtmatig geweest op grond van de informatie van het TCI en het nadere onderzoek door de politie.
Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van alle tenlastegelegde feiten, omdat de doorzoeking in de woning van verdachte onrechtmatig is geweest. De TCI-melding is onvoldoende concreet en specifiek waardoor er onvoldoende grond was om een doorzoeking op basis van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM) te doen. De raadsvrouw stelt dat daarmee een onherstelbaar vormverzuim is begaan in de zin van artikel 359a Sv, waardoor de onderzoeksbevindingen naar aanleiding van de doorzoeking van de woning dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
Subsidiair heeft de raadsvrouw het volgende bepleit.
Voor zover feit 1 ziet op meer dan twee wapens, is verzocht deze niet mee te nemen in de bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw bepleit dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte de drugs heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt of vervoerd op 20 december 2023. Daarom moet verdachte hiervan worden vrijgesproken.
De raadsvrouw stelt zich ten aanzien van feit 3 op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk aan anderen. Voor het ter beschikking stellen dient namelijk sprake te zijn van een voltooide transactie van verdachte aan een derde. Dit kan op basis van het dossier, waaronder de WhatsApp-berichten, niet worden bewezen.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 4 vrijspraak bepleit. Verdachte wist of had op het moment van verwerving/voorhanden hebben niet kunnen vermoeden dat de motorfiets van diefstal afkomstig was. Verdachte heeft namelijk verklaard dat hij de motorfiets niet heeft aangeraakt en ook niet in de kelderbox heeft geplaatst. Ook zijn er geen bewijsmiddelen waarmee een vermoeden dat de motorfiets van diefstal afkomstig was kan worden gestaafd. In het dossier zitten namelijk geen foto’s van de motorfiets. De staat van de motorfiets valt dus niet te beoordelen. Weliswaar blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen dat het stuurslot niet werkzaam was, maar dit heeft een verbalisant geconstateerd door het vervoeren van de motorfiets. Bij deze bevindingen hebben de verbalisanten niet beschreven of er schade was aan de motorfiets, wat had kunnen duiden op diefstal.
Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsvrouw ook vrijspraak bepleit. Op grond van het dossier blijkt niet dat er sprake is van een voltooide transactie van vuurwapens. Uit de WhatsApp-berichten op de telefoon die bij verdachte is aangetroffen, blijkt dat er met drie personen over een prijs voor een wapen wordt gesproken. Dit betekent dat er in ieder geval geen sprake is van vervaardigen, transformeren, in de uitoefening van een bedrijf uitwisselen, verhuren, ter beschikking stellen, herstellen, beproeven, verhandelen dan wel het regelen van transacties voor de aankoop, verkoop of leveren van wapens of munitie. Het is mogelijk dat er in drie gesprekken is onderhandeld over vuurwapens, maar dat is onvoldoende om te spreken van “in de uitoefening van een bedrijf”. Daarbij komt dat op basis van de foto’s zoals aangetroffen in de WhatsApp-berichten het niet mogelijk is om vast te stellen of dit nepvuurwapens of echte vuurwapens (categorie II of III WWM) zijn. Dat is wel nodig om vast te stellen of er sprake is van onderhandelen in de zin van artikel 9 lid 1 WWM. De wapens waarover zou zijn onderhandeld, zijn overigens ook niet aangetroffen bij verdachte.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
De rechtmatigheid van de doorzoeking van de woning
De rechtbank verwerpt het primaire verweer van de raadsvrouw, inhoudende dat het de TCI-melding onvoldoende grond bood voor de doorzoeking op basis van de WWM. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier vast dat het opsporingsonderzoek dat aan deze zaak ten grondslag ligt, is gestart op basis van informatie die binnen is gekomen via een informant. Volgens het TCI proces-verbaal van 20 december 2023 is dat de volgende informatie binnengekomen:

In de woning [adres] ligt een partij zeer zwaar vuurwerk, onder andere van het type Cobra, opgeslagen. Dit type vuurwerk kan worden gebruikt voor het vervaardigen van explosieven.”.
In dit proces-verbaal staat verder opgenomen: “
Uit onderzoek is voorts gebleken: De bewoner van de voornoemde woning is genaamd [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] (conform politieadministratie/BRP)”.
Op grond van artikel 49 WWM kunnen opsporingsambtenaren te allen tijde op plaatsen waar zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat wapens of munitie aanwezig zijn, ter inbeslagneming doorzoeking doen.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de politie op basis van de beschikbare informatie in het TCI proces-verbaal redelijkerwijs heeft kunnen vermoeden dat er wapens in de woning van verdachte aanwezig waren. De rechtbank stelt voorop dat anonieme informatie vervat in een TCI-melding de basis kan vormen voor een verdenking WWM en daarmee voor het toepassen van dwangmiddelen, zoals een doorzoeking. Daarvoor dient deze informatie echter wel voldoende concreet en specifiek te zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is dat hier het geval. In de melding wordt namelijk specifiek gesproken over zeer zwaar vuurwerk van het type Cobra. Algemeen bekend is, en zo wordt ook in de melding benoemd, dat Cobra’s worden gebruikt als en/of verwerkt tot explosieven.
Ook wordt een concreet adres genoemd. Dat adres is specifiek herleidbaar naar verdachte, zo blijkt uit het TCI proces-verbaal. Het feit dat verificatie of falsificatie zich hiertoe heeft beperkt, doet aan de bruikbaarheid van de TCI-melding niet af. Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de politie op grond van het TCI -proces-verbaal redelijkerwijs heeft kunnen vermoeden dat wapens aanwezig waren in de woning van verdachte zodat de doorzoeking ter inbeslagneming niet onrechtmatig is geweest WWM
Er is dan ook geen sprake van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv en bewijsuitsluiting is niet aan de orde. De aangetroffen en in beslag genomen goederen in de woning van verdachte kunnen dus dienen als bewijs in de strafzaak tegen verdachte.
4.4.2
Vrijspraak van opzet- en schuldheling (feit 4)
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is voor een bewezenverklaring van opzet- en schuldheling.
Vaststaat dat in de kelderbox, behorend bij de woning van verdachte, een motorfiets is aangetroffen en dat deze als gestolen stond gesignaleerd. De rechtbank kan echter niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat verdachte wist dat het om een gestolen goed ging. Er zijn geen bewijsmiddelen waaruit deze wetenschap blijkt. Ook kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de motorfiets van diefstal afkomstig was. Weliswaar blijkt uit een proces-verbaal van bevindingen dat het stuurslot van de motorfiets kapot was, maar uit het dossier volgt niet dat verdachte dat heeft bemerkt of had moeten bemerken. Niet is gebleken dat verdachte de motorfiets bijvoorbeeld heeft gebruikt en daardoor het kapotte stuurslot heeft kunnen opmerken. Ook kan niet uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat de schade aan het stuurslot zichtbaar was. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van feit 4.
4.4.3
Het voorhanden hebben van wapens en munitie (feit 1)
Uit het proces-verbaal van wapenonderzoek volgt dat twee omgebouwde gas-/alarmpistolen en bijbehorende munitie zijn aangetroffen in de woning van verdachte bij de doorzoeking op 20 december 2023. Deze voldoen volgens dat onderzoek aan de specificaties zoals die in de tenlastelegging zijn omschreven. Daarnaast volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte zich van de aanwezigheid van deze wapens en munitie bewust was en dat hij daarover ook kon beschikken. Verdachte heeft immers verklaard dat hij de wapens heeft vastgehouden en bewaard in zijn woning. Of verdachte de wapens en de munitie zou bewaren voor zijn dealer, zoals hij heeft verklaard, doet aan die beschikkingsmacht niet af. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de twee in de tenlastelegging genoemde wapens en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad.
4.4.4
Het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen (feit 2)
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte zijn ook verschillende stoffen gevonden. Na onderzoek bleek het te gaan om 350 tabletten MDMA en 690 milliliter GHB. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er drugs in zijn woning lagen en zegt dat die van een dealer zouden zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de in zijn woning aangetroffen harddrugs zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden en dat hij hiervan wetenschap had. De enkele verklaring van verdachte dat de verdovende middelen van zijn dealer zouden zijn, maakt dit niet anders. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van deze verdovende middelen. Op grond van de stukken in het dossier kan niet worden bewezen dat verdachte de verdovende middelen heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt of vervoerd. Daarvan zal worden verdachte worden vrijgesproken.
4.4.5
Het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk (feit 3)
Vrijspraak: ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk op 10 en 11 december 2023
De telefoon die bij verdachte is aangetroffen is uitgelezen. Op die telefoon zijn WhatsApp-berichten met foto’s van vuurwerk gevonden, die zijn verstuurd op 10 december 2023. Op basis van die foto’s (zonder bijbehorende tekst) kan niet worden afgeleid dat verdachte op die dag vuurwerk ter beschikking heeft gesteld. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
Op 11 december 2023 heeft verdachte berichten verstuurd, waaronder een foto van vuurwerk (een Cobra 8), naar contactpersoon [naam 1] met daarbij de tekst
“Nog iets nodig”.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of dit voldoende is om tot een bewezenverklaring te komen van het ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk aan een ander op grond van artikel 1.2.2, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit.
Uit de nota van toelichting bij artikel 1.2.2, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit volgt dat dit verbodsartikel erin voorziet handhavend te kunnen optreden tegen degenen die professioneel vuurwerk in strijd met het besluit hebben bestemd voor gebruik door particulieren.
Het begrip “ter beschikking stellen” wordt in het Vuurwerkbesluit of de nota van toelichting niet gedefinieerd. Dit begrip moet daarom naar normaal spraakgebruik worden uitgelegd. Het ter beschikking stellen van vuurwerk aan een ander betekent naar het oordeel van de rechtbank dat die ander er beschikkingsmacht over heeft en er dus gebruik van kan maken. Deze uitleg vindt ook aansluiting bij het woordgebruik zoals opgenomen in artikel 1.2.2, zevende lid, van het Vuurwerkbesluit, waarin (onder meer) het volgende is bepaald:
“Van bestemd voor particulier gebruik als bedoeld in het eerste lid is in ieder geval sprake indien: (…) b. het te koop wordt aangeboden of ter beschikking wordt gesteld aan, gekocht of besteld door een particulier”.
Naar het oordeel van de rechtbank moet de foto met vuurwerk en de tekst
“Nog iets nodig”zo worden begrepen dat er vuurwerk is aangeboden aan [naam 1] . Het enkele aanbieden van vuurwerk aan een ander betekent echter, gelet op voormelde uitleg, niet dat die ander (in dit geval [naam 1] ) ook het vuurwerk tot zijn/haar beschikking heeft en kan gebruiken. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte op 11 december 2023 vuurwerk ter beschikking heeft gesteld aan een ander. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk op 20 december 2023
Verschillende hoeveelheden en soorten vuurwerk zijn aangetroffen in de woning van verdachte bij de doorzoeking.. Uit onderzoek blijkt dat dit vuurwerk voldoet aan de specificaties zoals die in de tenlastelegging zijn omschreven. Daarnaast volgt uit het dossier dat verdachte zich van de aanwezigheid van dit vuurwerk bewust was en dat hij daarover ook kon beschikken. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij het vuurwerk heeft verstopt. Dat verdachte het vuurwerk zou bewaren voor zijn dealer, zoals hij eerder heeft verklaard, doet aan die beschikkingsmacht niet af. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte het in de tenlastelegging genoemde vuurwerk voorhanden heeft gehad. Gelet op dezelfde, eerder genoemde verklaring, acht de rechtbank ook het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
4.4.6
Het onderhandelen over transacties voor de verkoop van wapens (feit 5)
Gesprekken over vuurwapens
In de uitgelezen telefoon van verdachte zijn gesprekken met drie personen – genaamd: [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] – aangetroffen die lijken te gaan over vuurwapens. Zo stuurt verdachte op verschillende momenten tussen 11 en 20 december 2023 naar deze drie personen foto’s van vuurwapens, waarop deze personen reageren met vragen als wat verdachte ervoor wil hebben. Verdachte reageert daarop met verschillende prijzen en geeft verdere informatie over de items, zoals het kaliber van de wapens.
Kwalificatie wapens
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de wapens die op de foto’s in voormelde gesprekken te zien zijn echte wapens betreffen. De rechtbank overweegt hierover als volgt. In de woning waar verdachte verbleef, zijn twee omgebouwde gas/alarmpistolen en bijbehorende munitie aangetroffen. Na onderzoek blijkt het te gaan om werkende vuurwapens en munitie in de zin van de WWM.
Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte één van deze pistolen heeft aangeboden aan [naam 1] . Verdachte heeft namelijk een foto gestuurd met een zwart pistool met beschadigingen. Dezelfde beschadigingen zijn na onderzoek aangetroffen op één van de gevonden pistolen. Ook volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte één van de aangetroffen pistolen heeft aangeboden aan [naam 2] . Verdachte heeft namelijk een foto gestuurd met een zilverkleurig vuurwapen dat ligt in een doos met daarop de tekst: “BLOW”. Dit pistool komt overeen met het merk van één van de aangetroffen pistolen (inclusief koffer). Verdachte heeft dus tweemaal een vuurwapen aangeboden. Daarnaast kan naar het oordeel van de rechtbank uit de aard en de inhoud van de WhatsApp-berichten worden afgeleid dat het ook in de andere gesprekken om echte vuurwapens gaat. Zo worden door verdachte foto’s van verschillende wapens gestuurd, wordt gesproken over welke wapens verdachte voorhanden heeft en is de rechtbank ambtshalve bekend dat de in de berichten genoemde prijzen niet bij imitatie vuurwapens passen. In de WhatsApp-berichten is ook geen enkele aanwijzing gevonden dat het zou gaan om nep vuurwapens. De rechtbank is dan ook van oordeel dat gelet op al deze feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel vaststaat dat de wapens die op de foto’s in de WhatsApp-berichten staan afgebeeld, echte vuurwapens betreffen in de zin van categorie II of III WWM.
Strafbare handeling
Artikel 9, eerste lid, eerste volzin, WWM munitie stelt strafbaar het zonder erkenning vervaardigen, transformeren of in de uitoefening van een bedrijf uitwisselen, verhuren of anderszins ter beschikking stellen, herstellen, beproeven of verhandelen van een wapen of munitie. Dit verbod is ook van toepassing op het onderhandelen over of regelen van transacties voor de aankoop, verkoop of levering van wapens of munitie of het organiseren van de overbrenging van wapens of munitie binnen, naar of vanuit een lidstaat van de Europese Unie (artikel 9, eerste lid, tweede volzin, WWM).
De rechtbank stelt op basis van voormelde drie gesprekken vast dat verdachte op 11 december 2023 aan [naam 1] , op 15 en 18 december 2023 aan [naam 2] en op 11 en 19 december 2023 aan [naam 3] wapens heeft aangeboden en met hen heeft gesproken en onderhandeld over de prijzen daarvan. De rechtbank is van oordeel dat dit handelen kwalificeert als onderhandelen over transacties voor de verkoop van wapens in de zin van artikel 9, eerste lid, tweede volzin, WWM. Uit het dossier blijkt eveneens dat verdachte hiervoor geen erkenning had. Dit heeft verdachte alles behalve zuiver particulier gedaan of op niet-commerciële basis. Verdachte vroeg, zo blijkt uit de WhatsApp-berichten, namelijk geldbedragen voor een wapen.
De rechtbank is dan ook – anders dan de verdediging – van oordeel dat de verdachte heeft gehandeld in de uitoefening van een bedrijf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, eerste volzin, WWM.
Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, kan de rechtbank op basis van het dossier echter niet vaststellen dat verdachte de vuurwapens ook ter beschikking heeft gesteld. Daarvoor sluit de rechtbank aan bij de uitleg van dit begrip zoals vermeld besproken in paragraaf 4.4.5. Het enkele feit dat verdachte heeft onderhandeld over de verkoop van vuurwapens is daarvoor onvoldoende. Verdachte zal van dat onderdeel worden vrijgesproken. Ook wordt verdachte vrijgesproken van de overige tenlastegelegde handelingen die niet zien op het onderhandelen over transacties voor de verkoop van wapens.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat feit 5 kan worden bewezen op de wijze zoals vermeld in rubriek 5.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1:
op 20 december 2023 te Amsterdam meerdere wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten twee omgebouwde gas/alarmpistolen van het merk Blow, type Mini 9, kaliber 9 mm PAK, zijnde vuurwapens in de vorm van een pistool en bijbehorende munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van die wet, te weten kogelpatronen, kaliber 9 mm pak, zijnde munitie die geschikt is voor voornoemde vuurwapens van categorie III, voorhanden heeft gehad;
Feit 2:
op 20 december 2023 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 350 tabletten van een materiaal bevattende MDMA, en
- 690 ml van een materiaal bevattende GHB,
zijnde MDMA en GHB middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 3:
op 20 december 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander,
- 144 stuks knalvuurwerk (Super Cobra 6) en
- 1680 stuks knalvuurwerk (Petardo DMG) en
- 4 stuks knalvuurwerk (Cobra 8) en
- 26 stuks knalvuurwerk (Napolitaanse bom) en
- 14 stuks knalvuurwerk (Bomba Kulista) en
- 3 stuks knalvuurwerk (Powefull Bulldog) en
- 4.05 kg vuurpijlen (Bpmbero Rockets) en
- 1.35 kg knalstreng (Nitraat mat 160 shots) en
- 1.85 kg knalstreng (China thunder) en
- 4.5 kg knalstreng (SKULL THUNDER) en
- 10.55 kg knalstreng (Giga Celebration XXL) en
- 1.2 kg knalstreng (Mega Centipede 50 shots) en
- 4.75 kg enkelschotsbuizen (Thunderking) en
- 1.1 kg vuurpijlen (Super Voladore) en
- 2.15 kg vuurpijlen (Air Travel Whistle),
zijnde professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, voorhanden heeft gehad;
Feit 5:
op meerdere tijdstippen in de periode van 11 december 2023 tot en met 19 december 2023 te Amsterdam, meermalen, zonder erkenning telkens in de uitoefening van een bedrijf heeft onderhandeld over transacties voor de verkoop van vuurwapens van categorie III.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast moeten de bijzondere voorwaarden daaraan worden gekoppeld, zoals geadviseerd door de reclassering.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht in strafverlagende zin rekening te houden met de volgende omstandigheden. Verdachte is al van jongs af aan bekend met het gebruik van verdovende middelen, wat ertoe heeft geleid dat hij in aanraking is gekomen met een drugsdealer die misbruik van hem heeft gemaakt door de verboden goederen in zijn woning te stallen. Ook werd zijn bankrekening gebruikt als die van een geldezel. Deze persoon lijkt daar nu ongestraft mee weg te komen, terwijl verdachte de rekening nog zal moeten betalen voor het vernietigen van de verboden goederen. Verder is verdachte in de afgelopen vijf jaren niet veroordeeld voor soortgelijke feiten. Tot slot dient strafverlaging plaats te vinden nu één van de aangetroffen vuurwapens onbruikbaar is. Verdachte staat open voor hulp van de reclassering en de raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht een straf conform het voorarrest op te leggen, eventueel in combinatie met een taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Hij heeft twee vuurwapens met bijbehorende munitie voorhanden gehad en heeft zonder de benodigde vergunning gehandeld in wapens. Ook heeft hij 350 tabletten MDMA en 690 milliliter GHB aanwezig gehad. Verboden wapenbezit brengt in het algemeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de openbare orde en individuele personen met zich en moet dan ook streng worden bestreden en bestraft. Harddrugs als MDMA en GHB zijn niet alleen zeer schadelijk voor de volksgezondheid, maar werken ook verslavend met alle gevolgen van dien voor de maatschappij. De handel in harddrugs gaat bovendien gepaard met zeer gewelddadige criminaliteit die de maatschappij ontwricht en die in Amsterdam in het bijzonder regelmatig tot ernstige incidenten leidt. De combinatie van verdovende middelen en wapens bij verdachte is dan ook uiterst zorgwekkend.
Ook zijn er in de woning van verdachte grote hoeveelheden professioneel vuurwerk aangetroffen. Het voorhanden hebben en de opslag van (professioneel) vuurwerk is extreem gevaarzettend. Voor het vervoer en de opslag van dergelijk vuurwerk gelden strenge regels en is gespecialiseerde kennis vereist. Verdachte beschikt niet over deze kennis. Het vuurwerk van verdachte is aangetroffen in zijn woning, midden in een woonwijk met direct aangrenzende woningen. Verdachte heeft enorme risico’s genomen met het opslaan van grote hoeveelheden vuurwerk op zo’n locatie waar mensen in de buurt wonen of langskomen. Nog los van de brandgevaarlijkheid bij de opslag, brengt het tot ontbranding brengen van (professioneel) vuurwerk risico’s met zich, niet slechts voor degene die het vuurwerk tot ontbranding brengt, maar ook voor eventuele omstanders. Te denken valt aan gehoorbeschadiging, oogletsel, verminking van ledematen of erger. Daarnaast zorgt illegaal vuurwerk vaak voor schade aan goederen (denk aan ruiten en auto’s) en herstel daarvan kost de maatschappij jaarlijks onnodig veel geld. Mede hierdoor is de laatste jaren de maatschappelijke discussie over vuurwerk enorm toegenomen. Met het opslaan en voorhanden hebben van de grote hoeveelheid illegaalvuurwerk en de te verwachten verkoop daarvan aan particulieren, draagt verdachte bij aan de hiervoor benoemde risico’s.
De rechtbank is van oordeel dat – gelet op de ernst van deze feiten – in beginsel slechts kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Uitgangspunten voor de strafoplegging
De rechtbank hanteert de oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS-oriëntatiepunten) die rechtbanken hebben vastgesteld als vertrekpunt voor de strafoplegging. Bij het bezit van twee vuurwapens geldt een gevangenisstraf van zeven maanden als uitgangspunt. Een gevangenisstraf van twee maanden is passend bij het aanwezig hebben van in totaal 313 gram harddrugs, zoals hier (omgerekend naar gewicht) het geval is. Voor het voorhanden hebben van een hoeveelheid professioneel vuurwerk als in onderhavige zaak en de handel in wapens zonder erkenning zijn geen oriëntatiepunten vastgesteld. De rechtbank heeft voor deze laatste twee strafbare feiten gekeken naar de strafoplegging in soortgelijke zaken.
Persoon van verdachte
Verdachte heeft ervoor gekozen afstand te doen van het recht ter zitting te verschijnen. De rechtbank heeft zich dan ook niet zelf een beeld kunnen vormen van verdachte, diens inzicht in de strafwaardigheid van de door hem gepleegde strafbare feiten, zijn huidige situatie en zijn toekomstplannen. Zij zal zich voor de strafoplegging moeten baseren op hetgeen over verdachte is gezegd en gerapporteerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 15 februari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Verder heeft de rechtbank gekeken naar het reclasseringsadvies van 27 maart 2024, opgesteld door A. Huisden, reclasseringswerker bij Reclassering Inforsa. Hieruit blijkt, kort samengevat, het volgende. Aangezien verdachte de feiten ontkent, kunnen er geen uitspraken worden gedaan over mogelijk criminogene factoren. Wel kan gesproken worden van problemen op verschillende leefgebieden, die mogelijk het risico op delictgedrag verhogen. Verdachte heeft geen stabiele huisvesting en geen structurele dagbesteding. Hij staat op dit moment op een wachtlijst voor Domus Plus, waar mensen wonen die naast een verslaving en/of psychische problemen ook een verstandelijke beperking hebben. Daarnaast zijn er zorgen over het sociaal netwerk van verdachte, zijn middelengebruik en zijn psychosociaal functioneren. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. De risico’s op letsel en onttrekking aan voorwaarde worden beide ingeschat als laag. De reclassering ziet mogelijkheden om deze risico’s te beperken, aangezien verdachte openstaat voor begeleiding en behandeling. Geadviseerd wordt daarom om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, verplichting tot ambulante behandeling, verplichting tot het zoeken van een dagbesteding en meewerken aan middelencontroles. Gelet op dit advies, acht de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel passend en geboden.
Strafoplegging
Alles afwegende, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk opleggen. Aan het voorwaardelijk deel wordt een proeftijd van twee jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden gekoppeld.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
34 kilogram vuurwerk (goednummer: 6439191);
1 stuk Cobra vuurwerk (goednummer: 6439168);
1 Blow pistool (goednummer: 6439102);
1 wapenkoffer (goednummer: 6439107);
1 Blow pistool (goednummer: 6439108);
2 stuks wapenstransportdozen (goednummer: 6439111);
1 Wellier & Bellot patroon (goednummer: 6439117);
1 patroon (goednummer: 6439119);
1 patroon (goednummer: 6439104);
1 stuk verdovende middelen (goednummer: 6439061);
49 stuks verdovende middelen (goednummer: 6439058);
4 stuks verdovende middelen (goednummers: 6439056, 6439055, 6439052, 6439048);
1 zak verdovende middelen (omschrijving: 2023287458, oranje, geen goednummer bekend);
1 fles verdovende middelen (goednummer: 6439044);
5 koffers (goednummers: 6450619, 6450615, 6450614, 6450613, 6450612);
1 GSM (goednummer: 6439051);
4 dozen (goednummers: 6450611, 6450609, 6450607, 6450606).
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de goederen onder nummers 1, 2, 3, 5 en 7 tot en met 14 moeten worden onttrokken aan het verkeer. De overige goederen moeten worden verbeurdverklaard. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Verbeurdverklaring
De voorwerpen onder nummers 4, 6 en 15 tot en met 17 behoren aan verdachte toe. Nu met betrekking tot die voorwerpen het onder feiten 1 en 5 bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Onttrekking aan het verkeer
Nu de voorwerpen onder nummers 1, 2, 3, 5 en 7 tot en met 14 zijn bestemd tot het begaan van het onder feiten 2 en 3 bewezen geachte en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 9, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de dagvaarding nietig ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde ‘en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende een of meer middelen van lijst 1’.
Verklaart het onder feit 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feiten 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
het medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
Ten aanzien van feit 5:
handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als verdachte gedurende de proeftijd
niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Verdachte meldt zich binnen drie werkdagen na invrijheidstelling bij Reclassering Inforsa op het adres Vlaardingenlaan 5 in Amsterdam. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
Ambulante behandeling
Verdachte laat zich behandelen door de Forensisch Ambulante Zorg (FAZ) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
Dagbesteding
Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
Meewerken aan middelencontrole
Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van cocaïne om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het
Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en
verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat verdachte gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart verbeurd:
  • 1 wapenkoffer (goednummer: 6439107);
  • 2 stuks wapentransportdozen (goednummer: 6439111);
  • 5 koffers (goednummers: 6450619, 6450615, 6450614, 6450613, 6450612);
  • 1 GSM (goednummer: 6439051);
  • 4 dozen (goednummers: 6450611, 6450609, 6450607, 6450606).
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 134 kilogram vuurwerk (goednummer: 6439191);
  • 1 stuk Cobra vuurwerk (goednummer: 6439168);
  • 1 Blow pistool (goednummer: 6439102);
  • 1 Blow pistool (goednummer: 6439108);
  • 1 Wellier & Bellot patroon (goednummer: 6439117);
  • 1 patroon (goednummer: 6439119);
  • 1 patroon (goednummer: 6439104);
  • 1 stuk verdovende middelen (goednummer: 6439061);
  • 49 stuks verdovende middelen (goednummer: 6439058);
  • 4 stuks verdovende middelen (goednummers: 6439056, 6439055, 6439052, 6439048);
  • 1 zak verdovende middelen (omschrijving: 2023287458, oranje, geen goednummer bekend);
  • 1 fles verdovende middelen (goednummer: 6439044).
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mr. C.P.E. Meewisse en mr. Q.M.J.A. Crul, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Ç.H. Dede, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juli 2024.