ECLI:NL:RBAMS:2024:4089

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
751530
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning na politie-inval en drugsvondst

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Rembrandt Propco I B.V. en [gedaagde 1]. De eiser, Rembrandt Propco, vorderde ontruiming van een huurwoning aan [adres 3] in Amsterdam, nadat de politie op 11 april 2024 een inval had gedaan en aanzienlijke hoeveelheden drugs had aangetroffen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het onwaarschijnlijk was dat de huurster, [gedaagde 1], niets wist van de criminele activiteiten die vanuit de woning plaatsvonden, gezien de omstandigheden en de aanwezigheid van haar kleinzoon, die in verband met de drugshandel was gedetineerd. De rechter concludeerde dat er sprake was van een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door [gedaagde 1], wat de ontbinding en ontruiming rechtvaardigde. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van dertig dagen voor de gedaagden om de woning te verlaten. Tevens werd [gedaagde 1] veroordeeld in de proceskosten. In reconventie vorderde [gedaagde 1] nakoming van de huurovereenkomst met betrekking tot een andere woning, maar deze vordering werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
Zaaknummer: C/13/751530 / KG ZA 24-451 IHJK/MAH
Vonnis in kort geding van 10 juli 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REMBRANDT PROPCO I B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie bij dagvaarding van 14 juni 2024,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: Rembrandt Propco,
advocaat: mr. M.A. Visser te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
advocaat: mr. A.W. IJland te Amsterdam,
en
2. ZIJ DIE VERBLIJVEN IN EEN GEBOUWDE ONROERENDE ZAAK OF EEN GEDEELTE DAARVAN, GELEGEN TE AMSTERDAM
AAN DE [adres 3] , ZIJNDE ANDEREN DAN GEBRUIKERS OF GEWEZEN GEBRUIKERS
KRACHTENS EEN PERSOONLIJK OF ZAKELIJK RECHT VAN VOORMELDE ONROERENDE ZAAK, WIER NAAM EN
WOONPLAATSEN NIET KUNNEN WORDEN ACHTERHAALD,
gedaagden in conventie,
hierna te noemen: de anonieme gedaagden,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Op de zitting van 26 juni 2024 heeft Rembrandt Propco de dagvaarding toegelicht en bezwaar gemaakt tegen de late indiening door [gedaagde 1] van de tegenvordering (eis in reconventie). Dat bezwaar is door de voorzieningenrechter verworpen omdat de goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor niet zijn geschaad nu de 24-uurstermijn met slechts enkele minuten is overschreden, Rembrandt Propco de tegenvordering inhoudelijk al kende uit de eerdere bodemprocedure en Rembrandt Propco ter zitting voldoende gelegenheid heeft gehad om te reageren en daarvan ook gebruik heeft gemaakt. [gedaagde 1] heeft haar tegenvordering toegelicht. Partijen hebben over en weer verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
1.2.
Bij de zitting waren aanwezig:
- aan de kant van Rembrandt Propco: M. Otten (financieel directeur) met mr. Visser,
- [gedaagde 1] en haar kleinzoon [naam 1] , met mr. IJland. [gedaagde 1] werd bijgestaan doorheeft J.A. Baggerman , tolk Spaans.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Rembrandt Propco is een vennootschap die veel vastgoed bezit. [gedaagde 1] heeft sinds 1 juni 2000 de woning aan de [adres 1] (hierna ook: nummer [adres 1] ) te Amsterdam gehuurd voor een kale huur (bij aanvang) van € 960,00 per maand. In 2020 is zij in verband met renovatie door Rembrandt Propco van deze woning verhuisd naar een wisselwoning.
2.2.
Rembrandt Propco, sinds 2019 eigenaar van het pand [adres 2] , verhuurt sinds 30 maart 2020 twee van de drie studio’s op de tweede etage als wisselwoning (hierna ook: de woning, of: nummer [adres 3] ) aan [gedaagde 1] , unit A als woonruimte en unit B als opslagruimte. Zie onderstaande door Rembrandt Propco overgelegde plattegrond. De kale huur bedroeg bij aanvang € 550,00 per unit per maand.
In de huurovereenkomst met betrekking tot nummer [adres 3] (hierna: de Huurovereenkomst) staat, voor zover relevant:
“NEMEN HET VOLGENDE IN AANMERKING:
(…) Huurder woont thans op [adres 1] (…). Deze woning zal volledige gerenoveerd gaan worden. Partijen zijn overeen gekomen dat huurder tijdelijk uitgeplaatst wordt naar [adres 3] (…) totdat de renovatie gereed is. (…)
(…)
13. Opiumwet en verboden middelen in het gehuurde
(…)
13.1
Het is verboden om in (delen van) het gehuurde verboden middelen aanwezig te hebben. Het is derhalve (ook) verboden om in het gehuurde hennep te hebben, te (laten) kweken, drogen of knippen. Ook de aanwezigheid van kleine hoeveelheden hennep/softdrugs is uitdrukkelijk niet toegestaan. Eveneens is het verboden andere activiteiten uit te oefenen die op grond van de Opiumwet verboden zijn. Huurder zal in of vanuit het gehuurde geen criminele activiteiten verrichten en/of toestaan,
het gehuurde is uitsluitend bestemd om te worden gebruikt als woonruimte.
13.2
Een overtreding van het lid 1 van dit artikel gestelde is een grond (voor verhuurder) voor ontbinding van de huurovereenkomst.
(…)
17. Onderhavige overeenkomst is een tijdelijk overeenkomst voor 15 maanden. Nadat de renovatie van [adres 1] gereed is (…), zal huurder binnen één (1) maand terugkeren naar [adres 1] . Voor deze huurwoning zal een nieuwe huurovereenkomst opgesteld worden voor onbepaalde tijd. De huurprijs na renovatie is nog niet exact bekend, echter, de richtprijs per maand is € 1.300, excl. service-/ en stookkosten (…).
2.4.
In artikel 14.3 van de mede overeengekomen algemene voorwaarden staat, voorzover relevant:
Het is huurder niet toegestaan:
(…)
c. In het gehuurde, in de gemeenschappelijke ruimten en/of delen daarvan dan wel in de directe omgeving van het gehuurde hennep te (doen) kweken of te verhandelen en/of het gehuurde in te richten als hennepkwekerij, hennepdrogerij of hennepknipperij dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. Tevens is het huurder verboden hennep of soortgelijke gewassen in het gehuurde en/of gemeenschappelijke ruimten voorhanden te hebben, dan wel op te slaan of te houden voor een ander. Het is huurder evenmin toegestaan om in het gehuurde, in de gemeenschappelijke ruimten en/of delen daarvan dan wel in de directe omgeving van het gehuurde qat, soft drugs, hard drugs of andere verboden middelen te verhandelen, te produceren of in groepsverband te gebruiken, te laten gebruiken of aanwezig te hebben. Huurder erkent dat het handelen in strijd met de hiervoor genoemde verboden leidt tot schade aan het gehuurde, alsmede tot gevaarzetting en overlast (zoals vervuiling, vandalisme, aantrekken van criminaliteit e.d.) voor de omgeving. Het handelen in strijd met dit verbod is dermate ernstig dat dit ontbinding van de huurovereenkomst op de kortst mogelijke termijn rechtvaardigt. Huurder Is gehouden tot afdracht van de winst aan verhuurder die hij (naar schatting) heeft genoten door het handelen in strijd met dit verbod, onverminderd verhuurders recht op (aanvullende) schadevergoeding.”
2.5.
Omdat de verbouwing van nummer [adres 1] vertraging opliep, is de Huurovereenkomst (voor nr [adres 3] ) voor onbepaalde tijd verlengd.
2.6.
Bij dagvaarding van 27 september 2023 heeft Rembrandt Propco in een bodemprocedure voor de kantonrechter van deze rechtbank de ontbinding van de Huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd op de grond dat [gedaagde 1] het in gebruik of onderverhuur had afgestaan. Bij mondeling vonnis van 9 april 2024 is de vordering afgewezen, kort gezegd omdat Rembrandt Propco onvoldoende gesteld had met betrekking tot de onderhuur/ingebruikgeving. De tegenvorderingen van [gedaagde 1] , verband houdend met haar terugkeer naar de woning aan de [adres 1] , werden als prematuur (de verbouwing was nog niet klaar) afgewezen.
2.7.
De Gemeente Amsterdam heeft op 24 april 2024 per e-mail aan (de beheerder van) Rembrandt Propco bericht:
"Op 11 april 2024 heeft de politie de woning op het adres aan [adres 3] doorzocht. Uit politie-informatie en politieobservatie blijkt dat de woning als uitvalsbasis wordt gebruikt voor de handel in verdovende middelen. Uit observaties van politie is gebleken dat twee personen, die later in de woning zijn aangetroffen, in de nabijheid van de woning hun klanten voorzagen van verdovende middelen. Bij de aanhouding van een van de verdachten is eveneens drugs aangetroffen.
In de woning is het volgende aangetroffen:
• 3 losse wikkels met wit poeder (in een koffer);
• 4 wikkels met wit poeder (in een koffer);
• 495 euro (in dezelfde koffer);
• 4x gripzakje met MDMA;
• 1x zakje met wit poeder;
• 1x zakje met kristalvormig poeder;
• 1x zakje met verschillende soorten poeder;
• 2x boterhamzakje met roze pillen en brokken daarvan;
• 1 x grotere zak met roze poeder;
• 1 x gripzakje met groenachtig poeder;
• Veel lege gripzakjes sommige blauw en andere groen van kleur met Pablo Escobar opdruk;
• Precisie weegschaaltje;
• 2 zeven met restanten van roze poeder en verschil/ende versnijdingsmiddelen;
• zakje met verschillende soorten poeder en een zakje met 5 roze pillen;
• 2 volle wikkels in een Mentos potje en een gripzakje met grijs kristal in een Mentos potje;
• 2 gripzakjes met grijs kristal, zakje met een groot brok kristal en een gripzakje met kristalpoeder in een etui;
• groene gripzakjes;
• 28 doorzichtige gripzakjes met roze poeder.
Een deel van de goederen zijn door politie getest als zijnde cocaïne (4,4 gram), MDMA (91,95 gram) en 2C-B (84 tabletten). Deze drugs staan op lijst I van de Opiumwet.
Op het adres staan geen personen ingeschreven, maar uit de politierapportage blijkt dat mevrouw [gedaagde 1] in verband met een verbouwing in haar woning gelegen aan [adres 1] , door de verhuurder tijdelijk op dit adres is ondergebracht. Uit politieonderzoek blijkt ook dat de woning feitelijk wordt bewoond. Tijdens de doorzoeking zijn drie personen in de woning aangetroffen.
Voornemen besluit tot sluiting woning
Op grond van artikel 13b Opiumwet en het beleid voor het sluiten van woningen en panden heeft de burgemeester de bevoegdheid om bij dit soort overtredingen een woning voor de duur van drie maanden te sluiten. Met een sluiting wil zij de openbare ordeverstoring rondom de woning herstellen en het signaal afgeven dat criminele activiteiten vanuit de woning met gevaar voor de omgeving niet worden getolereerd. Voor meer informatie verwijs ik u naar het sluitingenbeleid op www.amsterdam.nl/sluitingen.
Verzoek om uw zienswijze
Gelet op het bovenstaande is de burgemeester voornemens om de woning aan [adres 3] voor de duur van drie maanden te sluiten. Voordat de burgemeester een definitief besluit neemt, stellen wij u als vertegenwoordiger van de pandeigenaar in de gelegenheid om een reactie te geven op het voornemen om de woning te sluiten. Kunt u ook antwoord geven op de vraag of er al zicht is op wanneer de tijdelijke bewoner, [gedaagde 1] , kan terugkeren naar haar eigen woning?
(…)”
2.8.
Bij brief van 7 mei 2024 aan de advocaat van [gedaagde 1] heeft de advocaat van Rembrandt Propco zowel ontbinding als opzegging van de Huurovereenkomst, met ontruiming, aangezegd.
2.9.
In een schriftelijke zienswijze van 10 mei 2024, ingediend door advocaat G. Palancyan, heeft [gedaagde 1] de Gemeente verzocht af te zien van de sluiting van [adres 3] . Ook Rembrandt Propco heeft een zienswijze ingediend.
2.10.
Ten tijde van de zitting in dit kort geding was nog niet bekend of de sluiting doorgaat.
2.11.
Rembrandt Propco heeft [adres 1] per 1 juni 2024 verhuurd aan een nieuwe huurder voor € 2.400,00 per maand.
Tekst

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Rembrandt Propco vordert samengevat - ontruiming van nummer [adres 3] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, met veroordeling van [gedaagde 1] in de proceskosten met wettelijke rente.
3.2.
Rembrandt Propco legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde 1] is (ernstig) tekortgeschoten in de nakoming van de Huurovereenkomst. Zij heeft het gehuurde, in strijd met artikel 13.1 van de Huurovereenkomst en artikel 14.3 sub c van de algemene bepalingen gebruikt, althans laten gebruiken, als uitvalsbasis voor de handel in verdovende middelen. Een dergelijk tekortschieten in de nakoming rechtvaardigt, op grond van artikelen 6:265, 7:213 en 7:219 Burgerlijk Wetboek en de genoemde contractuele bepalingen, de ontbinding van de Huurovereenkomst.
De gebeurtenissen volgden kort op de zitting en het mondelinge vonnis van de kantonrechter van 9 april 2024. In deze procedure verklaarde [gedaagde 1] nog stellig het gehuurde niet in gebruik te hebben afgestaan of te hebben onderverhuurd. Rembrandt Propco, die op basis van eigen observaties al langer vermoedde dat het gehuurde door een ander persoon werd bewoond, waaromtrent [gedaagde 1] stelt dat dit haar kleinzoon is, zag haar vorderingen tot o.a. ontbinding van de huurovereenkomst afgewezen worden.
Rembrandt Propco wenst, naar aanleiding van de bevindingen van de politie en het reeds aangekondigde voornemen tot sluiting van de woning op last van de Gemeente Amsterdam, de huurrelatie met [gedaagde 1] te beëindigen. Vooruitlopend op een buitengerechtelijke ontbinding of een in een bodemprocedure uit te spreken ontbinding van de huurovereenkomst vordert Rembrandt Propco nu in kort geding de ontruiming van nummer [adres 3] .
3.3.
[gedaagde 1] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering. Zij voert daartoe aan dat:
- slechts sprake is van een poging door Rembrandt Propco om onder nakoming van haar verplichting tot het beschikbaar stellen van de gerenoveerde woning op nummer [adres 1] uit te komen;
- geen sprake is van voldoende spoedeisend belang, omdat [gedaagde 1] keurig de huur betaalt, de verdachten gedetineerd zijn en niet aannemelijk is dat de gemeente de woning daadwerkelijk zal sluiten omdat kleinzoon [naam 2] gedetineerd is en dus geen toegang meer heeft tot de woning,
- het voorshands niet aannemelijk is dat de huurovereenkomst(en) in een bodemprocedure zal/zullen worden ontbonden, omdat [gedaagde 1] geen weet had van de verweten gedragingen en zij die ook betwist, er nog geen onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling is en [naam 2] tijdens zijn politieverhoor herhaaldelijk heeft verklaard dat [gedaagde 1] niets van doen heeft met zijn gedragingen.
- een belangenafweging in haar voordeel uitvalt omdat zij al 24 jaar een keurig huurder is, zij op leeftijd is en een slechte gezondheid en beperkt sociaal netwerk heeft omdat zij geen Nederlands spreekt; zij wordt in het dagelijkse leven in belangrijke mate ondersteund door [naam 3] , en John Baggerman (die op de zitting tolkte) en andere familie(vrienden) die in de buurt wonen; niet te verwachten is dat zij een nieuwe woning in dezelfde buurt zal vinden, zodat zij bij ontruiming die ondersteuning zal moeten missen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde 1] vordert nakoming van artikel 17 van de bijzondere bepalingen van de huurovereenkomst (bedoeld zal zijn: artikel 17 van de Huurovereenkomst – vzr.) met betrekking tot nummer [adres 3] en nakoming van de huurovereenkomst met betrekking tot nummer [adres 1] , met bevel aan Rembrandt Propco om nummer [adres 1] aan [gedaagde 1] beschikbaar te stellen, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Rembrandt Propco in de proceskosten.
3.6.
[gedaagde 1] voert daartoe aan dat het hoog tijd is dat Rembrandt Propco haar haar eigen woning teruggeeft. Zij betoogt dat de kantonrechter haar vordering in reconventie prematuur achtte, maar dat er nu bewijs is dat nummer [adres 1] gereed is voor bewoning, namelijk de advertenties die Rembrandt Propco heeft geplaatst voor die woning.
3.7.
Rembrandt Propco voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
verstek tegen anonieme gedaagden
4.1.
Gedaagden sub 2 zijn niet verschenen. Tegen hen zal verstek worden verleend nu de bij de dagvaarding voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen.
ontruiming
4.2.
In kort geding is een vordering tot ontruiming slechts toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering eveneens toewijst en indien van de eiser niet kan worden gevergd dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.3.
Het is duidelijk dat er (handels)voorraden verboden drugs in de woning aanwezig waren. Dat staat in het in de e-mail van de Gemeente van 24 april 2024 weergegeven verslag van de politie-inval van 11 april 2024 en is door [gedaagde 1] ook niet gemotiveerd weersproken. Het is eveneens aannemelijk dat de woning als uitvalsbasis werd gebruikt voor de handel in verdovende middelen. De ernst van de verdenkingen blijkt uit het feit dat kleinzoon [naam 2] in verband hiermee (voorlopig) gedetineerd is. Dat de burgemeester voornemens is de woning drie maanden te sluiten (en niet eerst een waarschuwing te geven) zegt ook iets over de ernst van de situatie.
4.4.
[gedaagde 1] is slechts summier ingegaan op de drugsvondst en de aanhoudingen. Haar beide kleinzoons zijn aangehouden en een van hen ( [naam 2] ) zat ten tijde van de zitting nog vast. Haar verweer dat haar van de drugsvondst geen verwijt kan worden gemaakt, gaat niet op. Zij is als huurder in beginsel verantwoordelijk voor wat er in het gehuurde gebeurt. Het is bovendien erg onwaarschijnlijk dat zij niets wist van de drugs. Deze zijn aangetroffen in de woning waar volgens haar verklaring ter zitting ten tijde van de inval alleen zij en kleinzoon [naam 1] aanwezig waren (zij lag in bed te slapen); “anderen” zouden door de politie buiten zijn aangehouden. Dit lijkt moeilijk te rijmen met de in de mail van 24 april 2024 weergegeven verklaringen van de politie:
“Uit observaties van politie is gebleken dat twee personen, die later in de woning zijn aangetroffen, in de nabijheid van de woning hun klanten voorzagen van verdovende middelen. (…) Tijdens de doorzoeking zijn drie personen in de woning aangetroffen.”
[gedaagde 1] stelt dat de koffers van kleinzoon [naam 2] , die hij daar met haar toestemming ongeveer een week geleden had gestald, ten tijde van de inval in de woonruimte (niet in de opslagruimte) stonden en dat er geen drugs zichtbaar waren. De voorzieningenrechter vindt deze verklaring van [gedaagde 1] niet geloofwaardig. Het gaat om een kleine ruimte van nog geen 25 m2. Blijkens de opsomming van de aangetroffen drugs (zie 2.7 hierboven) zat slechts een klein deel van de drugs plus attributen in koffers. Volgens het overgelegde proces-verbaal van de politie zou uit politie-informatie en politieobservatie zijn gebleken dat de woning als uitvalsbasis werd gebruikt voor de handel in verdovende middelen. Zowel Rembrandt Propco als de politie hadden al langer de in- en uitlopende, zich verdacht gedragende, personen bij de woning in de peiling. Het is moeilijk voorstelbaar dat [gedaagde 1] daar helemaal niets van gemerkt heeft.
4.5.
[gedaagde 1] heeft een risico genomen door haar kleinzoon [naam 2] , van wie zij zelf zegt dat hij zich bezighield met ‘foute dingen’, toestemming te geven om koffers bij haar te stallen zonder te controleren wat daarin zat. Dat zij onder druk is gezet door [naam 2] heeft zij niet gesteld en dat is ook niet gebleken.
4.6.
Er is dus sprake van een aan [gedaagde 1] toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de Huurovereenkomst (artikel 13.1 van de Huurovereenkomst en artikel 14.3 van de algemene bepalingen). Deze is naar het oordeel van de voorzieningenrechter ernstig genoeg om de ontbinding en ontruiming te rechtvaardigen. Of er tevens sprake is van ongeoorloofde onderhuur of in gebruik geven – zoals Rembrandt Propco stelt maar [gedaagde 1] ontkent – kan bij deze stand van zaken in het midden blijven.
4.7.
Aan [gedaagde 1] moet worden toegegeven dat het opmerkelijk is dat Rembrandt Propco haar alsmaar geen datum kon noemen waarop de verbouwing van nummer [adres 1] klaar zou zijn en dat ter zitting ineens bleek dat er per 1 juni 2024 al nieuwe huurders in zijn getrokken, en nog wel voor een huur van € 2.400,- in plaats van het aan [gedaagde 1] toegezegde bedrag van € 1.300,- per maand. Dat kan echter niet afdoen aan het feit dat de drugsvondst de ontbinding en ontruiming rechtvaardigen. Te verwachten is dat de bodemrechter er ook zo over zal denken.
4.8.
Mocht het daadwerkelijk tot sluiting komen dan kan Rembrandt Propco de Huurovereenkomst overigens ook buitengerechtelijk ontbinden op grond van artikel 7:231 lid 2 Burgerlijk Wetboek. Op die mogelijkheid heeft zij zelf ook al gewezen.
4.9.
In beide gevallen heeft Rembrandt Propco voldoende spoedeisend belang bij ontruiming. Weliswaar is [naam 2] op dit moment gedetineerd, maar niet bekend is wanneer hij vrijkomt. Ook is het niet zeker dat [gedaagde 1] zelf geen bemoeienis had met, althans geen wetenschap had van, de drugshandel in en vanuit haar woning. Haar verklaring daarover is niet erg geloofwaardig, zoals hiervoor is overwogen. In ieder geval heeft zij niet duidelijk gemaakt dat en hoe zij herhaling in de toekomst gaat voorkomen en dat had, gezien de ernstige feiten, wel op haar weg gelegen. Al met al heeft Rembrandt Propco er belang bij dat deze huurster de woning spoedig verlaat en er niet terugkeert.
4.10.
De belangen van [gedaagde 1] wegen daar niet tegenop. De voorzieningenrechter begrijpt dat het niet prettig is voor [gedaagde 1] om op haar leeftijd (68 jaar) gedwongen te moeten verhuizen. Dat is op zichzelf echter geen reden om de ontruiming nu niet toe te wijzen. De door [gedaagde 1] gestelde medische problemen zijn door haar niet voldoende onderbouwd en voor zover zij dat wel zijn, zijn zij niet ernstig genoeg om voldoende gewicht in de schaal te leggen. [gedaagde 1] stelt dat zij sinds haar ongeluk in december 2022 slecht ter been is en hartklachten heeft. Dit zou blijken uit de door haar overgelegde medische stukken. Daarin staat echter niets over hartklachten. Daaruit blijkt wel dat zij in september 2023 nog met 1 kruk liep en dat zij in mei 2024 door de huisarts in verband met depressie naar een psycholoog is verwezen. Waarom deze twee omstandigheden maken dat zij nu niet elders kan wonen, is echter niet duidelijk geworden. Zij heeft juist gesteld dat de twee trappen naar nummer [adres 3] moeilijk te beklimmen zijn. Tenslotte is niet aannemelijk geworden dat zij niet (al dan niet tijdelijk) elders kan verblijven. Zij stelt familie(vrienden) in de buurt te hebben, naast kleinzoon [naam 1] , die haar regelmatig ondersteunen. Verder heeft zij van 28 januari tot begin juni 2023 bij de dochter van haar beste vriendin in [plaats] gewoond om te revalideren. Niet gebleken is dat ze daar niet weer terecht kan.
4.11.
Gevorderd is de ontruiming ook uit te spreken jegens de niet verschenen gedaagden sub 2. Die vordering komt niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal eveneens worden toegewezen.
4.12.
De conclusie is dat de ontruiming jegens alle gedaagden zal worden toegewezen. Daarbij komt een termijn van dertig dagen redelijk voor.
4.13.
Gedaagden zijn in conventie in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Rembrandt Propco worden begroot op:
- dagvaarding
112,99
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.085,99
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
4.15.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep van [gedaagde 1] (of dit nu is gebaseerd op de huurovereenkomst met betrekking tot nummer [adres 3] of met betrekking tot nummer [adres 1] ) op de terugkeergarantie naar nummer [adres 1] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarbij kan in het midden blijven of de huurovereenkomst met betrekking tot nummer [adres 1] nog bestaat, zoals [gedaagde 1] stelt maar Rembrandt Propco betwist. Overigens staat ook het feit dat nummer [adres 1] inmiddels (prematuur) aan iemand anders is verhuurd - aannemend dat de nieuwe huurder te goeder trouw is - aan toewijzing van de vordering in de weg.
4.16.
De vordering in reconventie zal dus worden afgewezen en [gedaagde 1] zal in de proceskosten worden veroordeeld. Deze proceskosten in reconventie worden in verband met de samenhang met de conventie begroot op nihil.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagden,
5.2.
veroordeelt gedaagden om binnen dertig dagen na betekening van dit vonnis de woning en de opslagruimte aan de [adres 3] (zie de plattegrond onder 2.2 hierboven) te [postcode] Amsterdam, blijvend te verlaten en het gehuurde geheel te ontruimen en ontruimd te houden, onder afgifte van de sleutels en conform de bepalingen van de huurovereenkomst aan (de beheerder van) Rembrandt Propco op te leveren, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform de artikelen 555 e.v. jo. 444 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering,
5.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten van € 2.085,99, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als het vonnis wordt betekend,
5.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.8.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten, aan de zijde van Rembrandt Propco begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2024.
Type: MAH
Coll: EB