ECLI:NL:RBAMS:2024:4083

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
C/13/747456 / HA ZA 24-235
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident vrijwaring tussen administratie- en belastingadvieskantoor en rechtsbijstandverzekeraar

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een incident van vrijwaring dat is ingesteld door DAS Nederlandse Rechtsbijstandmaatschappij N.V. tegen de maatschap Administratie- & Belastingadvies Peijs & Kloos B.V. en haar advocaat. De procedure is gestart naar aanleiding van een juridisch conflict tussen Peijs & Kloos en een Vereniging van Eigenaren (VVE) die haar facturen niet betaalde. Peijs & Kloos schakelde DAS in voor rechtsbijstand, maar na een ongunstige uitspraak in eerste aanleg besloot Peijs & Kloos om in hoger beroep te gaan. DAS heeft echter nagelaten om het hoger beroep aanhangig te maken, wat leidde tot aansprakelijkheid van DAS voor de schade die Peijs & Kloos heeft geleden. In het incident vorderde DAS om Peijs & Kloos en haar advocaat in vrijwaring op te roepen, stellende dat zij ook verantwoordelijk zijn voor de schade. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat DAS geen belang heeft bij deze vordering, omdat Peijs & Kloos en haar advocaat al procespartijen zijn en DAS een vordering in reconventie had kunnen instellen. De vordering tot vrijwaring is afgewezen en DAS is veroordeeld in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/747456 / HA ZA 24-235
Vonnis in incident van 5 juni 2024
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ADMINISTRATIE-& BELASTINGADVIES PEIJS & KLOOS B.V.,
gevestigd te Bergen,
2. maatschap
[eiseres 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. F.L.P. Vulto te Den Haag,
tegen
de naamloze vennootschap
DAS NEDERLANDSE RECHTSBIJSTAND MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. D.A. Pronk te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Peijs & Kloos, [eiseres 2] en DAS worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 februari 2024, met producties,
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, met producties,
  • de incidentele conclusie van antwoord, met productie.
1.2.
Daarna is een datum bepaald voor het vonnis in incident.

2.De feiten voor zover relevant in het incident

2.1.
Peijs & Kloos is een administratie- en belastingadvieskantoor en houdt zich onder meer bezig met het beheren, besturen en adviseren van VVE’s. DAS is de rechtsbijstandverzekeraar van Peijs & Kloos.
2.2.
Peijs & Kloos heeft op enig moment een juridisch conflict gekregen met een VVE, die haar (meerwerk)facturen niet betaalde. Peijs & Kloos heeft in het najaar van 2019 DAS ingeschakeld.
2.3.
Peijs & Kloos heeft in april 2021 bij DAS kenbaar gemaakt een procedure te willen starten bij de rechtbank en heeft daarbij een beroep gedaan op haar vrije advocaatkeuze. De zaak is door DAS uitbesteed aan mr. S.R. van der Boom van CKH Advocaten.
2.4.
Op 12 juli 2023 ontving Peijs & Kloos het vonnis van de rechtbank in eerste aanleg waarin haar vorderingen waren afgewezen. Peijs & Kloos heeft DAS laten weten in hoger beroep te willen.
2.5.
Peijs & Kloos heeft voor het hoger beroep opnieuw een beroep gedaan op haar vrije advocaatkeuze en advocatenkantoor [eiseres 2] bereid gevonden om de zaak te doen. [eiseres 2] heeft een overeenkomst gesloten met DAS tot behandeling van de zaak van Peijs & Kloos.
2.6.
Uiteindelijk is het hoger beroep niet aanhangig gemaakt. Peijs & Kloos vindt dat de fout van DAS, houdt DAS hiervoor verantwoordelijk en heeft DAS aansprakelijk gesteld.
2.7.
Ook [eiseres 2] heeft DAS aansprakelijk gesteld omdat zij door de fout van DAS de overeenkomst niet meer kon uitvoeren. Zij kon Peijs & Kloos niet bijstaan in hoger beroep. [eiseres 2] heeft daarom als schade het positief contractsbelang van DAS gevorderd.

3.Het geschil in het incident

3.1.
DAS vordert, kort samengevat, dat het haar wordt toegestaan om [eiseres 2] en haar twee maten, de heren [naam 1] en [naam 2] in vrijwaring op te roepen.
3.2.
DAS legt aan haar vordering ten grondslag dat als haar door Peijs & Kloos al enig verwijt kan worden gemaakt, dat verwijt ook [eiseres 2] treft. De advocaten van [eiseres 2] waren namelijk verantwoordelijk voor het aanhangig maken van het hoger beroep en DAS ging in haar correspondentie met Peijs & Kloos af op berichtgeving van [eiseres 2] . Als DAS dus in de hoofdzaak aansprakelijk wordt gehouden voor de schade van Peijs & Kloos, heeft DAS er recht en belang bij om [eiseres 2] (de maatschap en haar twee maten) in vrijwaring op te roepen omdat [eiseres 2] hoofdelijk (mede)aansprakelijk is.
3.3.
Peijs & Kloos en [eiseres 2] voeren gemotiveerd verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen van DAS.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, indien nodig, ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

Vrijwaring

4.1.
Artikel 210 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geeft de mogelijkheid om iemand in vrijwaring op te roepen als een partij meent daartoe gronden te hebben. Voor toewijzing van een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring van een derde is vereist dat de gedaagde in de hoofdzaak (hier: DAS) voldoende gemotiveerd en concreet stelt dat sprake is van een rechtsverhouding met die derde op grond waarvan die derde verplicht is om de nadelige gevolgen van een eventuele veroordeling van gedaagde in de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk te dragen. Het daadwerkelijk bestaan van de gestelde rechtsverhouding en de gegrondheid van een gestelde verplichting tot vrijwaring hoeft nog niet vast te staan. Dat zal in de eventuele vrijwaringszaak moeten worden onderzocht.
4.2.
Vrijwaring is er dus voor bedoeld om een partij (meestal een derde die nog niet bij het geschil is betrokken) bij de procedure te betrekken, zodat in dit geval DAS bij een eventuele veroordeling in de hoofdzaak voor de vordering van Peijs & Kloos die veroordeling op de derde kan verhalen. DAS wil in dit vrijwaringsincident één van de eisers, [eiseres 2] , oproepen in vrijwaring. Het instrument van vrijwaring is hiervoor in dit geval echter niet passend. [eiseres 2] is immers geen derde die nog niet bij de procedure is betrokken en daarmee nog niet bekend is, maar een procespartij. Als DAS meent een (voorwaardelijke) tegenvordering op [eiseres 2] te hebben, dan staat het haar vrij een vordering in reconventie in te stellen. Dat heeft als voordeel ten opzichte van een aparte vrijwaringsprocedure dat de hoofdzaak geen verdere vertraging zal oplopen. De hoofdzaak en vrijwaring worden bij voorkeur namelijk gelijktijdig behandeld, zodat de hoofdzaak in dat geval zal moeten wachten op de vrijwaring. DAS heeft niet onderbouwd wat het voordeel is van een aparte vrijwaringsprocedure boven het instellen van een (voorwaardelijke) vordering in reconventie. Voor DAS ontbreekt daarom het belang om een afzonderlijke vrijwaringsprocedure te beginnen.
Dat alleen [eiseres 2] als procespartij optreedt en niet (expliciet) de twee maten maakt het voorgaande niet anders, althans, DAS heeft geen stellingen ingenomen die het voorgaande anders maken. Een maatschap, zoals [eiseres 2] , heeft als algemeen wordt aangenomen wel procesbevoegdheid ondanks het ontbreken van rechtspersoonlijkheid en treedt daarbij op voor de gezamenlijke maten. Onder de maatschap [eiseres 2] dient in deze procedure te worden verstaan haar individuele maten (vgl. HR 5 november 1976, LJN AB7103, NJ 1977/586).
4.3.
De incidentele vordering wordt dan ook afgewezen, omdat DAS geen belang heeft bij deze vordering.
4.4.
DAS zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief ambtshalve in de nakosten) van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Peijs & Kloos en [eiseres 2] worden begroot op:
- salaris advocaat
614,00
(1,00 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
792,00
Vervolg procedure
4.5.
Peijs & Kloos en [eiseres 2] hebben de rechtbank verzocht om een akte niet-dienen te verlenen jegens DAS vanwege het niet tijdig nemen van een conclusie van antwoord. Peijs & Kloos en [eiseres 2] hebben aangevoerd dat DAS misbruik maakt van procesrecht door op de laatste dienende dag dit incident op te werpen. Vanwege een spoedige behandeling van de hoofdzaak dient DAS daarom geen extra schriftelijke ronde te worden verleend.
4.6.
De rechtbank gaat hier niet in mee. DAS moet als zij een incident wil opwerpen dit doen voor al haar weren. DAS heeft hierbij de keuze om slechts een incidentele conclusie in te dienen of ook al een conclusie die in gaat op de hoofdzaak. Dat DAS heeft gekozen voor de eerste optie is geen misbruik van procesrecht. Bovendien hebben Peijs & Kloos en [eiseres 2] onvoldoende aangetoond waarom een spoedige behandeling van de hoofdzaak noodzakelijk is. De rechtbank zal DAS daarom de normale termijn voor het indienen van een conclusie van antwoord geven.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt DAS in de kosten van het incident, aan de zijde van Peijs & Kloos en [eiseres 2] tot op heden begroot op € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als DAS niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
17 juli 2024voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Wouters, rechter, bijgestaan door mr. E.H. van Kolfschooten, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024. [1]

Voetnoten

1.type: