ECLI:NL:RBAMS:2024:4079

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
13-089627-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor diefstal uit een woning met anderen, met bewijsvoering op basis van camerabeelden en herkenning door verbalisanten

Op 9 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige man, die werd beschuldigd van diefstal uit een woning in Amsterdam, gepleegd in de nacht van 27 op 28 oktober 2023. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden. De diefstal werd vastgelegd door een camera in de woning, en de herkenning van de verdachte door verbalisanten werd als betrouwbaar beschouwd. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de herkenningen onvoldoende specifiek waren en dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk waren. De rechtbank oordeelde dat de diefstal bewezen was, maar sprak de verdachte vrij van de bestanddelen braak, verbreking en/of inklimming. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de schade die de slachtoffers hadden geleden, en het strafblad van de verdachte, dat meerdere eerdere veroordelingen voor vermogens- en geweldsdelicten toonde. De rechtbank kende ook schadevergoedingen toe aan de benadeelde partijen, waarbij de vorderingen gedeeltelijk werden toegewezen en gedeeltelijk niet-ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank legde de verdachte de verplichting op om de schade te vergoeden aan de benadeelde partijen, met wettelijke rente vanaf het moment van de schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/089627-24 (Promis)
Datum uitspraak: 9 juli 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] ,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W. van Poll, en van wat verdachte en zijn raadslieden, mrs. W.H. Jebbink en D. Gaasbeek, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2023 tot en met 28 oktober 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ), alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een of meerdere (waardevolle) goed(eren), te weten onder andere
– een of meerdere (merk)kledingstuk(ken), waaronder jassen van het merk Monclair en/of Canada Goose en/of
– een of meerdere schoenen, waaronder schoenen van het merk Nike en/of Givency en/of
– een of meerdere waardevolle sieraden, waaronder een Rolex horloge,
– een zonnebril van het merk Chanel en/of,
– een portemonnee en/of pasjeshouder van het merk Louis Vuitton,
– een Iphone fast oplader,
in elk geval enige goederen, die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, met uitzondering van het bestanddeel braak/verbreking en/of inklimming.
Meer in het bijzonder heeft de officier van justitie aangegeven geen reden te zien om te twijfelen aan de herkenningen van verdachte op de camerabeelden door twee verbalisanten. Hier komt bij dat verdachte een bekende is van de veroordeelde medeverdachte [naam medeverdachte] . Een van de twee verbalisanten herkent zowel verdachte als [naam medeverdachte] .
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De herkenningen door de verbalisanten zijn onvoldoende betrouwbaar om voor het bewijs te gebruiken, met name nu de door de verbalisanten genoemde persoonskenmerken onvoldoende specifiek, onderscheidend en permanent zijn. Ook wordt onvoldoende duidelijk dat de verbalisanten verdachte goed kenden.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de diefstal uit de woning. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de bestanddelen braak, verbreking en/of inklimming.
Diefstal uit de woning
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er in de nacht van 27 op 28 oktober 2023 een groot aantal goederen is weggenomen uit de woning aan de [adres 2] . De diefstal uit de woning is vastgelegd door de camera in de woonkamer. Het gaat om (merk)kleding, schoenen, tassen, waardevolle sieraden en andere goederen. Op basis van (de stills van) de camerabeelden van de diefstal hebben twee verbalisanten verdachte herkend.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat voormelde herkenningen onvoldoende betrouwbaar zijn. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben duidelijk toegelicht hoe zij verdachte kenden en aan welke specifieke kenmerken zij verdachte op de beelden hebben herkend. Ook hebben zij na de herkenning van de foto’s de bewegende beelden bekeken en vastgesteld dat die beelden (nog) duidelijker waren dan de foto’s. Daarop hebben zij verdachte wederom herkend. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de op ambtseed opgemaakte verklaringen van de verbalisanten dat zij verdachte herkennen.
Medeplegen
Op de beelden van de diefstal is te zien dat drie personen de woning doorzoeken, spullen in tassen doen en meenemen. Hieruit volgt een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en die medeverdachten.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de
bijlagevervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
in de periode van 27 oktober 2023 tot en met 28 oktober 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, uit een woning gelegen aan de [adres 2] , alwaar verdachte en zijn mededaders zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, (waardevolle) goederen, te weten onder andere
– kledingstukken, waaronder jassen van het merk Monclair en Canada Goose, en
– schoenen, waaronder schoenen van het merk Nike en Givenchy, en
– waardevolle sieraden, waaronder een Rolex horloge,
– een zonnebril van het merk Chanel, en
– een portemonnee en pasjeshouder van het merk Louis Vuitton,
– een Iphone fast oplader,
die aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank subsidiair verzocht om verdachte een gevangenisstraf van vijf maanden op te leggen, de LOVS-richtlijnen indachtig.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal uit een woning, waarbij veel goederen met een hoge financiële en/of emotionele waarde zijn weggenomen. De woning is daarbij uitgebreid doorzocht en volledig overhoop gehaald. Op de beelden is te zien dat de daders rustig de tijd nemen om kasten en lades te doorzoeken. Als gevolg van het handelen van verdachte - met geen ander doel dan financieel gewin - hebben de slachtoffers hinder en omvangrijke schade ondervonden, zoals ook blijkt uit de ingediende vorderingen benadeelde partij. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat de inbraak hen nog dagelijks bezighoudt en de psychische gevolgen enorm zwaar zijn.
Al met al heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Verdachte heeft, door te zwijgen dan wel te ontkennen, daarvoor geen enkele verantwoordelijkheid genomen.
De rechtbank weegt het strafblad van verdachte in strafverzwarende zin mee. Uit het strafblad blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten. Op dit strafblad staat ook de herroeping van een voorwaardelijke invrijheidsstelling van 117 dagen, die betrekking had op een gevangenisstraf wegens een eerdere woninginbraak. Ter terechtzitting heeft verdachte meegedeeld dat de voorwaardelijke invrijheidsstelling is herroepen omdat hij niet wilde meewerken aan een behandeling bij De Waag. Verdachte aanvaardt dus geen hulp om zijn criminele levenswijze te keren, terwijl hij tegelijkertijd met zijn manier van leven anderen wel veel schade berokkent.
Gezien al het bovenstaande ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van de door de officier gevorderde gevangenisstraf van negen maanden.

8.Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert € 12.180,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij heeft tevens gevorderd dat verdachte en zijn mededaders hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van zijn schade. De materiële schade is als volgt opgebouwd:
Goed
Kosten
Moncler jas puffer met ritszakken en donsvulling maat M (heren)
€ 1.430,-
Canada Goose jas Langford parka maat M (heren)
€ 1.495,-
Ferragamo riem Gancini (heren)
€ 456,-
Louis Vuitton Papillon Damier Ebene
€ 880,-
Louis Vuitton tas Neverfull, [initialen]
€ 455,-
Sony laptop Vaio (paars)
€ 990,-
Gouden buddha ketting
€ 1.500,-
Louis Vuitton zilveren riem
€ 350,-
Dior handtas, Dior Oblique
€ 750,-
Cartier Gouden pen tinity
€ 300,-
Autosleutels Mercedes Benz
€ 500,-
Rolex doos + certificaat + schakels
€ 500,-
Rolex doos + certificaat + schakels (model 278273)
€ 500,-
iPhone 10
€ 1.280,-
Dior sjaal oblique
€ 400,-
Dior oblique portemonnee
€ 400,-
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, kan worden toegewezen, met uitzondering van de Moncler jas van € 1.430,-, de Canada Goose jas van € 1.495,- en de Louis Vuitton Papillon Damier Ebene van € 880,-. Deze goederen zijn bij de doorzoeking van de woning van de medeverdachte aangetroffen en inbeslaggenomen. Aan verdachte dient eveneens de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd, alsmede dient verdachte hoofdelijk met zijn mededaders te worden veroordeeld tot vergoeding van de schade
.
De verdediging heeft een verscheidenheid aan verweren gevoerd tegen de vordering, verwoord in een pleitnota. Teneinde de leesbaarheid van dit vonnis te bevorderen zal hieronder per verweer worden besproken wat het standpunt van de rechtbank is.
De verdediging heeft de rechtbank allereerst verzocht om de vordering af te wijzen voor zover deze ziet op schade ter vermissing van goederen die zijn aangetroffen in de woning van de medeverdachte. Dit geldt in de ogen van de verdediging voor de Moncler en Canada Goose jassen.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen met betrekking tot de goederen die bij de doorzoeking van de woning van de medeverdachte zijn aangetroffen en inbeslaggenomen. De rechtbank heeft in de zaak van de medeverdachte de teruggave van deze goederen gelast waardoor deze niet als geleden schade kunnen worden aangemerkt. Ook heeft de rechtbank de teruggave van de Louis Vuitton Papillon Damier Ebene tas gelast. De vordering zal voor het deel dat ziet op goederen waarvan de teruggave is gelast, te weten een bedrag van € 3.805,- worden afgewezen. Na aftrek van deze posten resteert een bedrag van € 8.375,-
De verdediging heeft vervolgens gesteld dat enkele posten niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden, nu onduidelijk is of het goederen betreft die eveneens in de woning van de medeverdachte zijn aangetroffen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Blijkens pagina 68 van het dossier zijn er acht goederen aangetroffen die overeenkomen met de volgens de benadeelde partijen weggenomen goederen. Van deze acht goederen zijn er blijkens het vonnis van de medeverdachte zes teruggegeven aan, kort gezegd, de familie [naam 1] . De overige gestolen goederen zijn de benadeelde partijen dus nog altijd kwijt. De rechtbank is van oordeel dat dit voor rekening van verdachte komt en acht de vordering op dit punt toewijsbaar.
Verder heeft de verdediging aangevoerd dat ernstig getwijfeld moet worden aan de authenticiteit van de onderbouwende stukken die zijn overgelegd door de benadeelde partij, nu het als gestolen opgegeven horloge na onderzoek door een juwelier een imitatie bleek te zijn. Hierdoor dient de vordering integraal niet-ontvankelijk verklaard te worden, of in elk geval ten aanzien van de goederen die zijn onderbouwd met stukken van [juwelier] .
De rechtbank verwerpt dit verweer omdat het feitelijke grondslag mist. Hoewel de drie horloges die de politie heeft aangetroffen in het huis van de medeverdachte kennelijk imitaties zijn, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat het horloge dat als gestolen is opgegeven één van deze drie horloges is. Daarbij weegt mee dat in de woning van de medeverdachte nog veel meer goederen zijn aangetroffen die niets met de diefstal uit de woning van de benadeelde partijen te maken hebben. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van de gestelde schade en acht dit toewijsbaar. Daarmee is ook het verweer dat getwijfeld zou moeten worden aan de authenticiteit van de overige onderbouwende stukken van de benadeelde partijen komen te vervallen.
Voorts heeft de verdediging naar voren gebracht dat van een aantal goederen niet duidelijk is of die zijn aangetroffen bij de medeverdachte. Het gaat om de op pagina 8 van het dossier opgesomde goederen, minus de acht goederen die op pagina 68 worden genoemd.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is opgemerkt over de zes goederen waarvan de rechtbank in de zaak van de medeverdachte de teruggave heeft gelast.
De verdediging heeft vervolgens aangevoerd dat de vordering ten aanzien van een deel van de opgevoerde posten dient te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de onderbouwing niet duidelijk blijkt wie de schade daadwerkelijk heeft geleden. Zo staat op sommige facturen alleen de naam [naam 1] en is op een andere de naam doorgehaald, terwijl soms het woord ‘mevrouw’ of mejuffrouw’ leesbaar is. Dit verweer strandt. Het feit dat de benadeelde partij in het bezit is van de desbetreffende bonnen en dat op een aantal van de facturen het adres van de benadeelde partij staat vermeld, vormt in de ogen van de rechtbank afdoende onderbouwing voor de stelling dat de benadeelde partij de schade heeft geleden.
Tot slot heeft de verdediging aangevoerd dat er onduidelijkheid bestaat over de restwaarde van de opgevoerde goederen. Primair meent de verdediging dat de vordering daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, subsidiair verzoekt de verdediging de vordering te matigen conform de afschrijvingslijst die de Consumentenbond hanteert.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er rekening dient te worden gehouden met de afschrijving van goederen. Dit leidt echter niet tot niet-ontvankelijkheid, nu de rechtbank middels gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid recht kan doen aan de omstandigheid dat de goederen niet nieuw waren. De rechtbank zal hierbij geen acht slaan op de lijst van de Consumentenbond. Het gaat in deze zaak namelijk om luxegoederen, die in sommige gevallen juist meer waard worden met het verloop van de tijd. De rechtbank zal de afschrijving begroten op 20% van de nieuwwaarde. De vordering tot vergoeding van de materiële schade zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 6.700,- (€ 8.375,- -/- 20%), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De rechtbank zal verdachte hoofdelijk met zijn mededaders veroordelen tot vergoeding van de schade.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht.
8.2.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 31.977,64 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij heeft tevens gevorderd dat verdachte en zijn mededaders hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van haar schade. De materiële schade is als volgt opgebouwd:
Goed
Kosten
Chanel oorbellen uit 2013
€ 190,-
Mulberry tas uit 2017
€ 930,-
Louis Vuitton tas uit 2006
€ 885,-
Louis Vuitton tassen uit 2005
€ 985,-
Louis Vuitton portemonnee uit 2008
€ 495,-
Louis Vuitton portemonnee uit 2016
€ 135,-
Louis Vuitton sleutelhouder uit 2014
€ 170,-
Tiffany & Co armband uit 2014
€ 310,-
Chanel zonnebril uit 2014
€ 304,-
Chanel tas uit 2013
€ 3450,-
Tiffany & Co ketting uit 2022
€ 1.100,-
Ferragamo ta suit 2018
€ 877,10
Amsterdam Diamond Centre, rijring Princess, 1999
€ 2.420,-
Louis Vuitton riem uit 2011
€ 295,-
Rolex horloge uit 2014
€ 7.400,-
Louis Vuitton tas uit 2006
€ 540,-
Nike Air Jordan 1 Zoom Air CMFT uit 2022
€ 155,98
Louis Vuitton Metis tas uit 2022
€ 1.500,-
Louis Vuitton Blois tas uit 2005
€ 1.500,-
Louis Vuitton Epi portemonnee uit 2005
€ 380,-
Ferragamo Sofia large tas uit 2015
€ 1.350,-
Gucci shopper large ta suit 2005
€ 650,-
Givenchy knotted sneakers uit 2017
€ 395,-
Ugg short black, maat 38 ui 2023
€ 229,95
Louis Vuitton Zippy Coin Purse uit 2016
€ 350,-
Coach Pillow Tabby 18 tas cream uit 2023
€ 424,95
Louis Vuitton perforated wallet uit 2006
€ 315,-
Chopard Happy Diamonds armband uit 2014
€ 960,-
Gucci 3 tassen uit 2002
€ 542,50
Culet Circle armband uit 2023
€ 508,-
Louis Vuitton Epi leren riem uit 2009
€ 305,-
Dior ketting uit 2002
€ 90,-
Gucci riem uit 2007
€ 195,-
Tods 2 schoenen uit 2014
€ 400,-
Tods schoenen uit 2014
€ 195,-
Nike Panda sneakers maat 4y uit 2022
€ 167,58
Nike Jordan sneakers maat 7.5 uit 2022
€ 258,66
Nike Jordan sneakers maat 9.5 uit 2021
€ 185,98
Nike Panda sneakers maat 7y uit 2021
€ 183,-
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, kan worden toegewezen, met uitzondering van de schoenen merk Nike type Jordan van € 155,98 en het paar Givenchy knotted sneakers uit 2017 van € 395,-. Deze goederen zijn bij de doorzoeking van de woning van de medeverdachte aangetroffen en inbeslaggenomen. Aan verdachte dient eveneens de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd, alsmede dient verdachte hoofdelijk met zijn mededaders te worden veroordeeld tot vergoeding van de schade.
De verdediging heeft een verscheidenheid aan verweren gevoerd tegen de vordering, verwoord in een pleitnota. Teneinde de leesbaarheid van dit vonnis te bevorderen zal hieronder per verweer worden besproken wat het standpunt van de rechtbank is.
De verdediging heeft de rechtbank allereerst verzocht om de vordering af te wijzen voor zover deze ziet op schade ter vermissing van goederen die zijn aangetroffen in de woning van de medeverdachte. Dit geldt in de ogen van de verdediging voor de Jordan en Givenchy schoenen, maar ook voor de Chanel zonnebril uit 2014 van € 304,-.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de vordering afgewezen dient te worden met betrekking tot de goederen die bij de doorzoeking van de woning van de medeverdachte zijn aangetroffen en inbeslaggenomen. De rechtbank heeft in de zaak van de medeverdachte de teruggave van deze Jordan en Givenchy schoenen gelast, waardoor deze niet als geleden schade kunnen worden aangemerkt. Ook heeft de rechtbank de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de Chanel zonnebril gelast. Nu deze zonnebril getuige pagina 68 overeenkomt met de als gestolen opgegeven zonnebril, gaat de rechtbank ervan uit dat ook dit goed terug is of komt bij de benadeelde partij. De vordering zal voor het deel dat ziet op de twee paar schoenen en de bril, te weten een bedrag van € 854,98, worden afgewezen. Na aftrek van deze posten resteert een bedrag van € 31.122,66.
De verdediging heeft vervolgens gesteld dat enkele posten niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden, nu onduidelijk is of het goederen betreft die eveneens in de woning van de medeverdachte zijn aangetroffen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Blijkens pagina 68 van het dossier zijn er acht goederen aangetroffen die overeenkomen met de volgens de benadeelde partijen weggenomen goederen. Van deze acht goederen zijn er blijkens het vonnis van de medeverdachte zes teruggegeven aan, kort gezegd, de familie [naam 1] . Ten aanzien van de Chanel zonnebril zij herhaald dat deze wordt bewaard ten behoeve van de rechthebbende. De overige gestolen goederen zijn de benadeelde partijen dus nog altijd kwijt. De rechtbank is van oordeel dat dit voor rekening van verdachte komt en acht de vordering op dit punt toewijsbaar.
Verder heeft de verdediging aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard voor zover deze ziet op het Rolex-horloge. Het als gestolen opgegeven horloge is immers onderzocht door een juwelier en bleek een imitatie te zijn. De benadeelde partij heeft volgens de verdediging ter onderbouwing van de vordering een kennelijk vals stuk overgelegd, te weten een factuur van het Rolex-horloge van [juwelier] . Gelet op het voorgaande dient ook ernstig te worden getwijfeld aan de authenticiteit van de overige onderbouwende stukken. De vordering dient daarom integraal niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank verwerpt dit verweer omdat het feitelijke grondslag mist. Hoewel de drie door de politie in het huis van de medeverdachte aangetroffen horloges kennelijk imitaties zijn, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat het horloge dat als gestolen is opgegeven één van deze drie horloges is. Daarbij weegt mee dat in de woning van de medeverdachte nog veel meer goederen zijn aangetroffen die niets met de diefstal uit de woning van de benadeelde partijen te maken hebben. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van de gestelde schade en acht dit toewijsbaar. Daarmee is ook het verweer dat getwijfeld zou moeten worden aan de authenticiteit van de overige onderbouwende stukken van de benadeelde partijen komen te vervallen
Voorts heeft de verdediging naar voren gebracht dat van een aantal goederen niet duidelijk is of die zijn aangetroffen bij de medeverdachte. Het gaat om de op pagina 8 van het dossier opgesomde goederen, minus de acht goederen die op pagina 68 worden genoemd.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is opgemerkt over de zes goederen waarvan de rechtbank in de zaak van de medeverdachte de teruggave heeft gelast.
De verdediging heeft vervolgens aangevoerd dat de vordering ten aanzien van een groot deel van de opgevoerde posten afgewezen dient te worden dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu uit de onderbouwing niet duidelijk blijkt wie de schade daadwerkelijk heeft geleden. Zo staat op sommige facturen alleen de naam [naam 1] , is op sommige facturen de naam doorgehaald, staat op andere facturen geen naam en staat er in enkele gevallen een andere naam dan die van de benadeelde partij op de factuur. Van sommige goederen is tot slot geen enkele factuur overlegd.
Dit verweer strandt voor zover het ziet op de goederen die niet onderbouwd zijn met een bon of waarvan op de bon geen naam staat, geen naam leesbaar is of alleen de naam [naam 1] zichtbaar is. Van de benadeelde partij kan in redelijkheid niet worden verwacht van alle goederen, waarvan sommige jaren geleden zijn aangeschaft, een bon te overleggen. Verder is het een feit van algemene bekendheid dat de naam van de koper lang niet altijd zichtbaar is op de bon. Het verweer slaagt evenmin voor zover het ziet op de bonnen waarop alleen de naam [naam 1] zichtbaar is. Het feit dat de benadeelde partij in het bezit is van de desbetreffende bon vormt in de ogen van de rechtbank afdoende onderbouwing voor de stelling dat de benadeelde partij de eigenaar is van het goed en daarmee de schade heeft geleden.
Met de verdediging is de rechtbank echter van oordeel dat ten aanzien van de Chanel oorbellen van € 190,- niet kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij de schade heeft geleden, nu de bon op naam staat van iemand wiens naam eindigt op ‘- [letters] ’. Hetzelfde geldt voor de Uggs-schoenen ter waarde van € 229,95, nu deze zijn onderbouwd met een factuur op naam van [naam 2] . De vordering zal ten aanzien van deze goederen niet-ontvankelijk worden verklaard tot een hoogte van € 419,95. Hiermee resteert een gevorderd bedrag van € 30.702,71.
Wel neemt de rechtbank aan dat de benadeelde partij de schade heeft geleden ten aanzien van de goederen die onderbouwd zijn met een factuur op naam van [naam 3] . Deze naam komt namelijk voor in combinatie met het adres van de benadeelde partij, wat de rechtbank doet concluderen dat de benadeelde deze naam gebruikt(e). De rechtbank ziet zich hierin gesteund door de grote hoeveelheid facturen op deze naam, die kennelijk wel in het bezit zijn van de benadeelde partij.
Tot slot heeft de verdediging aangevoerd dat er onduidelijkheid bestaat over de restwaarde van de opgevoerde goederen. Primair meent de verdediging dat de vordering daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, subsidiair verzoekt de verdediging de vordering te matigen conform de afschrijvingslijst die de Consumentenbond hanteert.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er rekening dient te worden gehouden met de afschrijving van goederen. Dit leidt echter niet tot niet-ontvankelijkheid nu de rechtbank middels gebruikmaking van de schattingsbevoegdheid recht kan doen aan de omstandigheid dat de goederen niet nieuw waren. De rechtbank zal hierbij geen acht slaan op de lijst van de Consumentenbond. Het gaat in deze zaak namelijk om luxegoederen, die in sommige gevallen juist meer waard worden met het verloop van de tijd. De rechtbank zal de afschrijving begroten op 20% van de nieuwwaarde. De vordering tot vergoeding van de materiële schade zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 24.562,17 (€ 30.702,71 -/- 20%), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal verdachte hoofdelijk met zijn mededaders veroordelen tot vergoeding van de schade.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 60a en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 4º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van € 6.700,- (zesduizend zevenhonderd euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (27 oktober 2023) tot aan de dag van de voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst af de vordering tot een bedrag van € 3.805,- (drieduizend achthonderdvijf euro).
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat € 6.700,- (zesduizend zevenhonderd euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (27 oktober 2023) tot aan de dag van de voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 68 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 24.562,17 (vierentwintigduizend vijfhonderd tweeënzestig euro en zeventien euro cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (27 oktober 2023) tot aan de dag van de voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst af de vordering voor een bedrag van € 854,98 (achthonderdvierenvijftig euro en achtennegentig eurocent).
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan de Staat € 24.562,17 (vierentwintigduizend vijfhonderd tweeënzestig euro en zeventien euro cent) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (27 oktober 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 157 dagen. Toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.J.M. Kruizinga, voorzitter,
mrs. C.A.E. Wijnker en M. Smit, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E. Borova en N.J. Jacobs, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 juli 2024.
[...]