3.2.1.Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten kunnen worden bewezen. Zij heeft hierbij ten aanzien van feit 1, het vervoeren van cocaïne, verwezen naar de processen-verbaal van bevindingen en het laboratoriumrapport. De officier van justitie is, gelet op alle feiten en omstandigheden, van mening dat verdachte wetenschap moet hebben gehad van de aanwezigheid van de cocaïne. Ten aanzien van feit 2, het witwassen, baseert de officier van justitie zich op de uitkomsten van het financiële onderzoek en de omstandigheid dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft afgelegd over de herkomst van de gestorte geldbedragen en het horloge. Uit de mailwisseling met [casino] is daarnaast gebleken dat verdachte het geldbedrag van € 12.000,-, dat in zijn woning is aangetroffen, niet kan hebben gewonnen met gokken.
3.2.2.Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 1 stelt zij zich op het standpunt dat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in het voertuig. Verdachte werkt als verhuizer en was die dag gebeld met de vraag of hij kon helpen met het overladen van verhuisspullen nadat sprake zou zijn geweest van autopech.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd. Verdachte heeft een concrete en verifieerbare verklaring afgelegd over de € 12.000,-. Hij zou het bedrag namelijk hebben gewonnen in het casino. Deze verklaring heeft het Openbaar Ministerie onvoldoende geverifieerd. Het Rolex-horloge dat is aangetroffen is niet van verdachte, maar van een vriend van hem. De contante geldbedragen van € 15.900,- en € 5.919,- die zijn gestort op de rekening van verdachte betreffen inkomsten uit arbeid. Verdachte heeft dat geld verdiend met zijn antiekhandel.
3.2.3.Oordeel van de rechtbank
3.2.3.1.
Feiten en omstandigheden
Ten aanzien van feit 1 (vervoeren cocaïne)
Vaststaat dat op 28 september 2023 op het bedrijventerrein [bedrijventerrein] in [plaats 1] vanuit een bakwagen met de opdruk ‘ [opdruk] ’ door twee personen, later herkend als verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] , een grote hoeveelheid verhuisdozen is overgeheveld naar de Nissan. Ook staat vast dat de bakwagen diezelfde ochtend autopech heeft gekregen en met behulp van een berger naar [bedrijventerrein] is gereden. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zijn na het overhevelen van de dozen in de Nissan gestapt en weggereden. Even later is de Nissan door verbalisanten staande gehouden. De bestuurder bleek medeverdachte [medeverdachte 1] te zijn en de bijrijder verdachte [verdachte] . Bij de doorzoeking van het voertuig werd in de laadruimte een grote hoeveelheid verhuisdozen aangetroffen met daarin, naar later bleek, een totaalgewicht van 460 kilogram cocaïne.
Ten aanzien van feit 2 (witwassen)
Naar aanleiding van de drugsverdenking is de woning van verdachte op de [adres 1] doorzocht. Tijdens de doorzoeking is op het aanrecht van de keuken € 12.000,- euro aan contant geld aangetroffen en op de magnetron een Rolex-horloge.Uit het taxatierapport volgt dat het Rolex-horloge een geschatte dagwaarde heeft van € 14.000,-.Daarnaast is uit het financiële onderzoek naar verdachte gebleken dat verdachte geldbedragen van € 15.900,- en € 5.910,- aan contante stortingen heeft ontvangen op zijn bankrekeningen bij de Rabobank en de ING in de periode van 1 januari 2022 tot en met 28 september 2023.
Uit het financiële onderzoek is verder gebleken dat verdachte op zijn rekening bij de Rabobank naast zijn toeslagen geen maandelijks inkomen uit werk of een uitkering ontvangt.Zijn rekening bij ING werd met name gevoed door contante stortingen.Ook hiervoor geldt dat verdachte geen inkomen uit werk of een uitkering heeft ontvangen.
3.2.3.2.
Vrijspraak van feit 1 (vervoeren cocaïne)
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging vervoeren van cocaïne, zoals ten laste gelegd onder 1, en overweegt daartoe als volgt.
Voor het antwoord op de vraag of een verdachte opzettelijk verdovende middelen aanwezig heeft gehad dan wel heeft vervoerd, is niet doorslaggevend aan wie die verdovende middelen toebehoren. Evenmin hoeft sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen. De verdovende middelen zullen zich wel in de machtssfeer van de verdachte moeten bevinden. Daarvoor is noodzakelijk dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop.
Hoewel de gang van zaken opmerkelijk is en het – mede door de aanzienlijke hoeveelheid cocaïne – voor de rechtbank moeilijk voor te stellen is dat verdachte geen enkele bewuste betrokkenheid bij het feit heeft gehad, kan op basis van het voorliggende dossier niet worden vastgesteld dat verdachte wist of had moeten weten dat in de verhuisdozen een grote partij cocaïne zat verpakt. Er lijkt sprake te zijn geweest van een situatie waarin snel gehandeld moest worden, nu er autopech was ontstaan met de bakwagen waarin de cocaïne oorspronkelijk werd vervoerd. Het scenario dat door verdachte is geschetst, namelijk dat hij louter in zijn hoedanigheid als verhuizer te hulp moest schieten met het overhevelen van verhuisdozen, is in dat licht niet uit te sluiten. Verdachte was ook in dienst bij [transportbedrijf] , het bedrijf van de broer van medeverdachte [medeverdachte 2] . Gelet op het voorgaande kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de cocaïne. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder 1.
3.2.3.3.
Partiële vrijspraak van feit 2 (witwassen € 12.000,-)
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van € 12.000,- en overweegt daartoe als volgt.
Ook als niet meteen duidelijk is uit welk specifiek misdrijf een voorwerp afkomstig is, kan witwassen worden bewezen. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp van misdrijf afkomstig is. Indien de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van het voorwerp. Zo’n verklaring moet concreet en verifieerbaar zijn, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar die verklaring. Als uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan het witwassen van dat voorwerp worden bewezen.
Vaststaat dat sprake was van een witwasvermoeden, omdat de € 12.000,- in contanten is aangetroffen en uit het financiële onderzoek is gebleken dat het geldbedrag niet kan worden verklaard uit de legale inkomsten van verdachte. Verdachte heeft vervolgens een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd over de herkomst van het geld. Hij zou zich bezighouden met gokken en het geld ongeveer drie maanden vóór zijn aanhouding hebben gewonnen bij het [casino] in [plaats 2] . Het Openbaar Ministerie heeft daar nader onderzoek naar gedaan en uit de bezoekersregistratie van [casino] is gebleken dat verdachte in de periode van april 2023 tot en met september 2023 meerdere malen het casino heeft bezocht. Uit een e-mail van [casino] volgt verder dat ‘er geen enkel incident is opgemaakt met betrekking tot grote uitbetalingen of winsten’. De rechtbank is van oordeel dat deze enkele constatering onvoldoende is om de legale herkomst van het bedrag met een voldoende mate van zekerheid uit te sluiten. Niet duidelijk is wat er bedoeld wordt met ‘incident’ en ‘grote uitbetalingen of winsten’ en aan welke bedragen de rechtbank daarbij moet denken. Nu een legale herkomst – gokwinst – dus niet kan worden uitgesloten, zal verdachte partieel worden vrijgesproken van het witwassen van € 12.000,- zoals ten laste gelegd onder 2.
3.2.3.4. Bewijsoverweging feit 2 (witwassen € 15.900,-, € 5.910,- en Rolex-horloge)
Voor het beoordelingskader wordt verwezen naar rubriek 3.2.3.3.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden in rubriek 3.2.3.1. is er een vermoeden van witwassen. De waarde van het horloge en de bedragen van € 15.900,- en € 5.910,- kunnen immers niet verklaard worden uit legale inkomsten. De enkele verklaring van verdachte dat hij het horloge in bewaring had voor een vriend van wie hij de naam niet wil delen is volgens de rechtbank onvoldoende om te kunnen spreken van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring. De verklaring van verdachte dat hij de contante geldbedragen van € 15.900,- en € 5.910,- heeft ontvangen uit antiekhandel is onaannemelijk, omdat enige inkomsten daaruit niet naar voren zijn gekomen in het financiële onderzoek en verdachte bovendien geen nadere onderbouwing heeft gegeven over die inkomsten. Bovendien heeft verdachte in eerste instantie niet willen verklaren en is hij pas tijdens de inhoudelijke behandeling met een verklaring gekomen over de herkomst van de geldbedragen. Daardoor is het voor het Openbaar Ministerie niet meer mogelijk geweest om de verklaring nader te verifiëren. Dat betekent dat ook hier een concrete en verifieerbare verklaring die niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is over de herkomst van het geld, ontbreekt.
De rechtbank is van oordeel dat het daarom niet anders kan dan dat het horloge en de geldbedragen van € 15.900,-, € 5.910,- uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist. Verdachte heeft deze geldbedragen en het Rolex-horloge voorhanden gehad en/of er gebruik van gemaakt. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan witwassen.
3.2.4.Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.2.3.1. vervatte redengevende feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 2
in de periode van 1 januari 2022 tot en met 28 september 2023 in Nederland €15.900,-, € 5.910,-, en een Rolex voorhanden heeft gehad en/of er gebruik van heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.