Op 20 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank Brno in Tsjechië. De opgeëiste persoon, geboren in 1990 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd in een Penitentiaire Inrichting in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 6 juni 2024 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Wagenaar, aanwezig was, evenals de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. H.G. Koopman.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De raadsman had betoogd dat het EAB niet voldeed aan de voorwaarden van de OLW, maar de rechtbank oordeelde dat de beschrijving van de feiten in het EAB voldoende duidelijk was en dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafbare feiten waarvoor zijn overlevering werd verzocht. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het vonnis van de Rechtbank Brno, dat ten grondslag ligt aan het EAB, onherroepelijk was, ondanks de bezwaren van de raadsman.
De rechtbank concludeerde dat de feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, ook onder de Nederlandse wetgeving strafbaar zijn, en dat er geen belemmeringen waren om de overlevering toe te staan. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Tsjechische autoriteiten goedgekeurd, waarmee de rechtbank de internationale samenwerking in strafzaken bevestigde.