ECLI:NL:RBAMS:2024:4049

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
13/024024-24 (EAB 1)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in het kader van een ingetrokken Europees aanhoudingsbevel

Op 6 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Aachen op 10 januari 2024. De officier van justitie had op 27 maart 2024 een vordering ingediend tot het in behandeling nemen van dit EAB. Tijdens de zitting op 6 juni 2024 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts. De rechtbank constateerde dat de wettelijke termijn voor het beslissen op het overleveringsverzoek was verstreken, maar dat dit de rechtbank niet ontsloeg van haar verplichting om een beslissing te nemen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. Dit was het gevolg van een e-mail van de uitvaardigende justitiële autoriteit, waarin werd meegedeeld dat het EAB was ingetrokken vanwege de uitvaardiging van een nieuw EAB met betrekking tot dezelfde feiten. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon was geëindigd.

De uitspraak is gedaan door mr. M.E.M. James-Pater als voorzitter, bijgestaan door mrs. A.R.P.J. Davids en A.J. Scheijde. De griffiers, mrs. I. van Heusden en K.M. Diender, waren ook aanwezig. De rechtbank heeft in het openbaar uitspraak gedaan, en volgens artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/024024-24 (EAB 1)
Datum uitspraak: 6 juni 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 27 maart 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 januari 2024 door het
Amtsgericht Aachen, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 6 juni 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. [2] Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor overleveringsdetentie op grond van dit EAB. [3]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Met de raadsvrouw en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB, omdat uit de e-mail van 8 april 2024 van de uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt dat het EAB is ingetrokken in verband met de uitvaardiging van een nieuw EAB betreffende dezelfde feiten.

4.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
STELT VASTdat de – geschorste – overleveringsdetentie is geëindigd.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en A.J. Scheijde, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. I. van Heusden en K.M Diender, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 6 juni 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22 OLW.
3.De termijn van vrijheidsbeneming (en mogelijkheden tot verlenging daarvan) moeten in samenhang worden bezien met de wettelijke beslistermijn.