In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 5 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en STICHTING [gedaagde]. [eiser] vorderde ontruiming van een huurwoning en betaling van achterstallige huur. De zaak draait om de vraag of er sprake was van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd. [eiser] stelde dat de huurovereenkomst op 30 april 2024 eindigde, maar de Stichting bleef in de woning. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst niet rechtsgeldig was beëindigd, omdat de Stichting als opvolgend huurder werd beschouwd. De vordering tot ontruiming werd afgewezen, maar de achterstallige huur werd toegewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan in het kader van civiel recht en betreft een kort geding.