ECLI:NL:RBAMS:2024:4018

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
10879351 / CV EXPL 24-559
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige VvE-bijdragen met verrekening door gedaagde

In deze zaak vordert de Vereniging van Eigenaren (VvE) betaling van achterstallige maandelijkse VvE-bijdragen van gedaagde, die erkent dat hij deze bijdragen verschuldigd is, maar zich beroept op verrekening van een deel van het bedrag. De procedure begon met een dagvaarding op 21 december 2023, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 31 mei 2024. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde een bedrag van € 2.886,24 mag verrekenen, waardoor hij nog € 6.493,30 moet betalen aan de VvE. De VvE legt aan haar vordering ten grondslag dat gedaagde zijn verplichtingen niet nakomt, terwijl gedaagde stelt dat hij ook vorderingen heeft op de VvE vanwege kosten die hij heeft gemaakt voor een loodgieter en een schilder. De kantonrechter oordeelt dat de VvE de kosten van de loodgieter moet vergoeden, omdat de verstopping in de standleiding zat, en dat de offerte van de schilder ook voor vergoeding in aanmerking komt. Uiteindelijk wordt gedaagde veroordeeld tot betaling van € 6.493,30, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 728,47. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10879351 \ CV EXPL 24-559
Vonnis van 28 juni 2024
in de zaak van
VERENIGING VAN EIGENAARS VAN HET FLATGEBOUW [eiser],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
hierna te noemen: de VvE,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. T.R. Dicke,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 december 2023, met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
- het tussenvonnis van 11 april 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 31 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De zaak in het kort

2.1.
[gedaagde] is eigenaar van het appartement aan de [adres] . De eigenaren zijn vertegenwoordigd in de VvE. [gedaagde] heeft een aantal van de VvE bijdragen niet betaald. De VvE vordert het openstaande bedrag in deze procedure. [gedaagde] is van mening dat de VvE nog bepaalde kosten aan hem moet vergoeden. Hij beroept zich daarom op verrekening en vordert in reconventie betaling van deze bedragen.
2.2.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat [gedaagde] een bedrag van € 2.886,24 mag verrekenen. Dat betekent dat [gedaagde] nog € 6.493,30 moet betalen aan de VvE.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De VvE vordert, na eisvermindering, dat de kantonrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] veroordeelt tot betaling van
  • € 10.610,40 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 9.379,54 vanaf de datum van de dagvaarding;
  • de proceskosten.
3.2.
De VvE legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] zijn verplichtingen jegens de VvE niet nakomt. [gedaagde] schiet tekort in de verplichting om de maandelijkse VvE-bijdrage, het voorschot voor stookkosten en de verrekening als gevolg van de herziene begroting te betalen. [gedaagde] is hiervoor in totaal nog een bedrag van € 9.379,54 verschuldigd. De gevorderde hoofdsom bestaat verder uit de wettelijke rente tot de datum van de dagvaarding, buitengerechtelijke incassokosten ad € 602,04 en btw over de incassokosten ad € 126,43. [gedaagde] verkeert van rechtswege in verzuim want de betaaldatum van de bijdragen is een fatale termijn, aldus de VvE.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] erkent dat hij de VvE bijdragen niet heeft betaald en dat op hem wel een verplichting rust om die te betalen. [gedaagde] stelt dat hij ook een vordering heeft op de VvE, die hij mag verrekenen. [gedaagde] heeft een verstopping gehad in de standleiding, maar de rekening van de loodgieter ter hoogte van € 1.142,24 wil de VvE niet betalen. Daarnaast heeft een lekkage in een appartement boven hem waterschade veroorzaakt aan zijn plafond en muren. De VvE weigert de offerte van de schilder van € 1.744,00 te betalen. [gedaagde] heeft voorts een teruggavenota voor € 1.507,33 ontvangen maar heeft dat geld niet ontvangen en weet niet of de VvE dat bedrag heeft verrekend met het openstaande saldo.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert, na eisvermindering, dat de kantonrechter de VvE veroordeelt tot betaling van:
  • € 2.886,24, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2022;
  • de proceskosten.
3.5.
[gedaagde] stelt – zo begrijpt de kantonrechter – dat de VvE moet worden veroordeeld tot betaling van zijn vorderingen ten aanzien van de kosten van de loodgieter en de schilder, voor zover daarvan (in conventie) geen verrekening mogelijk is.
3.6.
De VvE voert verweer. De VvE betwist dat zij de kosten voor de loodgieter moet betalen. De verstopping zat in de waterleiding van [gedaagde] . Op grond van artikel 10 lid 1 van het Modelreglement van splitsing van eigendom van februari 1973 (‘het Modelreglement’) moet een eigenaar zijn privégedeelte behoorlijk onderhouden. Waterleidingen vallen onder de privégedeelten. Een verstopping, en eventuele kosten om dat te verhelpen, komt dus voor rekening van de eigenaar. De VvE bestrijdt dat de verstopping zich in de standleiding bevond. De offerte van de schilder is ingediend bij de opstalverzekering. De VvE heeft [gedaagde] erop gewezen dat de offerte aan bepaalde eisen moest voldoen. De door [gedaagde] ingediende offerte is afgekeurd door de verzekeraar omdat de foto’s niet overeenstemmen met de geclaimde schade. Daar kan de VvE niets aan doen. Het vergoeden van de waterschade is iets tussen [gedaagde] en de opstalverzekeraar, aldus de VvE.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie
4.1.
Tussen partijen staat vast dat de [gedaagde] de bijdragen waarvan de VvE betaling vordert, is verschuldigd.
4.2.
[gedaagde] heeft een beroep gedaan op opschorting en verrekening.
4.3.
Voor een geslaagd beroep op verrekening (artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek (BW)) moet [gedaagde] duidelijk maken dat hij daadwerkelijk een tegenvordering heeft die een beroep op verrekening rechtvaardigt. De kantonrechter zal hierna de door [gedaagde] aangevoerde bedragen bespreken.
Rekening SRS
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de VvE de factuur van de loodgieter moet betalen.
4.5.
De discussie over deze factuur draait om de vraag welke leiding was verstopt. Waterleidingen die tot zijn privégedeelte behoren, moet [gedaagde] zelf onderhouden en de kosten daarvoor moet [gedaagde] zelf betalen. De standleiding is gezamenlijk eigendom en moet door de VvE worden onderhouden. Het ontstoppen van een verstopte standleiding komt voor rekening van de VvE. Dit is tussen partijen niet in geschil.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] voldoende heeft onderbouwd dat de standleiding verstopt was.
4.7.
De VvE heeft, omdat de standleidingen toe waren aan onderhoud en daardoor vaak verstopt raakten, een ‘Protocol verstoppingen afvoer-/standleidingen’ opgesteld. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen twee situaties: 1) water dat niet wegloopt in (onder andere) de gootsteen duidt op een verstopping in de eigen leiding en wordt niet vergoed, en 2) omhoog komend water duidt op een verstopping in de standleiding en de kosten voor ontstoppen zijn voor de VvE.
4.8.
[gedaagde] heeft verklaard dat het water uit zijn gootsteen omhoog kwam. Hij heeft toen loodgietersbedrijf SRS ingeschakeld. [gedaagde] heeft ook verklaard dat de loodgieter van SRS hem heeft meegedeeld dat de verstopping in de standleiding zat. Volgens hem blijkt dit ook uit de factuur, waarin in de omschrijving staat: “Keuken toestel uitgefrezen tot in de standleiding met behulp van een spiraal om te transporten probleem verholpen water loopt weer optimaal door”.
4.9.
De VvE heeft hier tegen in gebracht dat de vermelding op de factuur niet veel zegt over de locatie van de verstopping, omdat een loodgieter altijd tot en met de standleiding zal uitfrezen. Verder heeft [gedaagde] in eerste instantie gemeld dat het water niet wegliep, wat duidt op een verstopping in zijn eigen waterleiding, aldus de VvE.
4.10.
De kantonrechter gaat hieraan voorbij. [gedaagde] heeft verklaard dat nadat het water niet goed wegliep, het water omhoog kwam en dat hij water met emmers heeft moeten afvoeren. De kantonrechter heeft geen reden om aan dit verhaal te twijfelen. Daar komt bij dat verstoppingen in de standleidingen een bekend probleem waren binnen de VvE. Dat was de reden om het Protocol op te stellen en groot onderhoud in te plannen. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden gaat de kantonrechter ervan uit dat met de omschrijving op de factuur is bedoeld dat de standleiding is uitgefreesd omdat daar de verstopping zat. De VvE heeft haar standpunt dat een loodgieter altijd tot de standleiding uitfreest, ook niet onderbouwd.
4.11.
De omstandigheid dat de VvE de factuur te hoog vindt, is geen reden voor een ander oordeel. In het Protocol wordt weliswaar aanbevolen om RRS in te schakelen, maar dat wordt niet verplicht gesteld. Dat de facturen van SRS (kennelijk) hoger zijn dan die van RRS is vervelend, maar staat er niet aan in de weg dat de VvE de factuur moet vergoeden.
4.12.
De VvE heeft ter zitting nog verklaard dat de eerste rekening van de loodgieter altijd voor eigen rekening komt omdat de bewoner eerst op eigen kosten moet laten uitzoeken wat er aan de hand is. De kantonrechter gaat ook hieraan voorbij. Deze verplichting blijkt nergens uit en strookt niet met het Protocol, waarin staat dat kosten vanwege verstoppingen in de standleiding door de VvE worden vergoed.
4.13.
De factuur van de loodgieter van € 1.142,24 komt dan ook voor vergoeding in aanmerking en zal in mindering worden gebracht op het openstaande saldo van [gedaagde] bij de VvE.
Offerte schilder
4.14.
[gedaagde] voert terecht aan dat de vraag of de verzekeraar tot uitkering over zal gaan, los staat van de vraag of de VvE aansprakelijk is voor de schade die [gedaagde] heeft geleden door de lekkage in het appartement boven hem.
4.15.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de waterschade in zijn appartement het gevolg is van de lekkage in het appartement boven hem. Die lekkage is veroorzaakt door een verstopping in de standleiding. De VvE is daarom aansprakelijk voor zijn schade, aldus [gedaagde] .
4.16.
De VvE betwist dat zij aansprakelijk is en voert aan dat de waterschade niet de gevolgschade is van een verstopping in de standleiding, maar van het feit dat het water (door een verstopping in de standleiding) niet weg kon lopen en zich daarna door de andere water- en gasleidingen door het gebouw heeft verspreid. De waterschade komt dus door water uit die andere leidingen.
4.17.
De kantonrechter gaat niet mee in het standpunt van de VvE. Op basis van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, stelt de kantonrechter vast dat in het appartement boven dat van [gedaagde] een overstroming heeft plaatsgevonden door een verstopping in de standleiding en die overstroming heeft de schade bij [gedaagde] veroorzaakt. Uiteraard moet het water zijn weg vinden naar het appartement van [gedaagde] , maar dat neemt niet weg dat de oorzaak van dit alles de verstopping in de standleiding is. Het onderhoud van de standleidingen is een gemeenschappelijke taak en het oplossen van de waterschade die voortvloeit uit een verstopping, en een bewoner min of meer toevallig krijgt te verduren, valt ook onder de gemeenschappelijke taak van de VvE. Dat betekent dat de schade voor vergoeding door de VvE in aanmerking komt. De VvE heeft niet betwist dat sprake is van causaal verband en heeft ook de hoogte van de door [gedaagde] opgevoerde schade niet betwist. Uit de processtukken blijkt dat de opstalverzekeraar het niet eens is met de omvang van de schade, maar de VvE heeft hier zelf geen standpunt over ingenomen. Het is, in het kader van artikel 24 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, ook niet aan de kantonrechter om dit aan te vullen. De offerte van de schilder van € 1.742,00 komt dan ook voor vergoeding in aanmerking en zal worden meegenomen bij de verrekening. Mocht de verzekeraar alsnog een uitkering doen aan [gedaagde] , dan moet hij dit bedrag aan de VvE betalen. Anders zou hij zijn schade immers twee keer vergoed krijgen.
Teruggavenota VvE
4.18.
[gedaagde] heeft in zijn conclusie van antwoord benoemd dat hij van de VvE een teruggavenota heeft ontvangen voor € 1.507,33. De advocaat van [gedaagde] heeft aan het einde van de mondelinge behandeling nog aangevoerd dat dit bedrag moet worden meegenomen bij de verrekening omdat de VvE dit nog niet heeft gedaan. Aangezien de eis in reconventie ter zitting is verminderd, kan dit bedrag volgens [gedaagde] worden meegenomen in de beslissing omdat het minder is dan de oorspronkelijke vordering.
4.19.
De kantonrechter gaat hier niet in mee. Uit de tekst van de conclusie van antwoord noch uit de vordering in reconventie blijkt dat het de bedoeling was van [gedaagde] om dit bedrag mee te nemen bij de verrekening. De kantonrechter en de VvE hebben dit dan ook niet begrepen als onderdeel vormend van de vordering en de VvE heeft hier ook niet op gereageerd. Een eiswijziging op dit punt is te laat. De kantonrechter zal dan ook voorbijgaan aan deze stelling.
Conclusie
4.20.
Het voorgaande betekent dat de gevorderde hoofdsom in conventie van € 9.379,54 toewijsbaar is. Dat bedrag moet worden verrekend met de kosten van de loodgieter en de offerte van de waterschade. Dat betekent dat [gedaagde] nog € 6.493,30 (€ 9.379,54 – € 1.142,24 – € 1.744,-) moet betalen. Dit bedrag zal worden toegewezen.
4.21.
Omdat het verrekeningsverweer slaagt, komt de kantonrechter niet toe aan de vordering in reconventie.
4.22.
[gedaagde] is over de verschuldigde hoofdsom van € 6.493,30 wettelijke rente verschuldigd. [gedaagde] heeft zich terecht beroepen op opschorting tot het bedrag van € 2.886,24, maar niet voor het meerdere. De VvE heeft in haar dagvaarding aangevoerd dat de rente tot en met datum dagvaarding € 502,39 bedraagt. Verder vordert zij de wettelijke rente over de hoofdsom van € 9.379,54 per datum dagvaarding. De kantonrechter kan niet vaststellen hoe de VvE tot het bedrag van € 502,39 is gekomen en daarom ook niet of dit bedrag nog is verschuldigd gelet op het gehonoreerde verrekeningsverweer. De kantonrechter zal de wettelijke rente daarom toewijzen per datum dagvaarding.
4.23.
De VvE vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De VvE heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Gezien het in het Besluit bepaalde tarief en de toe te wijzen hoofdsom, is het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar. De VvE heeft vergoeding van btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Omdat de VvE de aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting niet kan verrekenen, wordt de vergoeding verhoogd met btw. [gedaagde] is dus in totaal € 728,47 verschuldigd.
Proceskosten
4.24.
Beide partijen zijn op onderdelen in het ongelijk gesteld. De kantonrechter zal de proceskosten daarom compenseren, in die zin dat iedere partij zijn of haar eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie en reconventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 6.493,30, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2023,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de VvE van € 728,47 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw,
5.3.
compenseert de proceskosten van partijen in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten betaalt,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Breugem, kantonrechter, bijgestaan door
mr. Z.S. Lintvelt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2024.