ECLI:NL:RBAMS:2024:401

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
C/13/745017 / KG ZA 24-29 VVV/MAH
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op voorgenomen perspublicatie op grond van belangenafweging in kort geding

Op 26 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam in een kort geding uitspraak gedaan over een verzoek tot verbod op publicatie. Eiser, vertegenwoordigd door advocaten mr. H.A.J.M. van Kaam en J.G.J. van Groenendaal, en de publiekrechtelijke rechtspersoon De Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam, hebben een verbod gevorderd tegen gedaagde, die werd bijgestaan door advocaten mr. O.G. Trojan en mr. W. Kroeze. De voorzieningenrechter, mr. T.H. van Voorst Vader, heeft in zijn overwegingen het belang van openbaarheid van rechtspraak afgewogen tegen de belangen van eiser en de Orde. Eiser had verzocht om een verbod op publicatie van bepaalde informatie, waarbij de voorzieningenrechter het verzoek heeft gehonoreerd op basis van de belangenafweging. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang was bij de vorderingen en dat de voorgenomen publicatie onrechtmatig zou zijn. De rechter heeft besloten dat de belangen van eiser en de Orde zwaarder wegen dan de persvrijheid, en heeft een verbod op publicatie uitgesproken, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en de gevorderde dwangsommen zijn gemaximeerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/745017 / KG ZA 24-29 VVV/MAH
Uittreksel van Vonnis in kort geding van 26 januari 2024
in de zaak van
[EISER]
eiser,
gedaagde in de tussenkomst,
advocaten mr. H.A.J.M. van Kaam en J.G.J. van Groenendaal te Amsterdam,
en
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE ORDE VAN ADVOCATEN IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
,
eiser in de tussenkomst,
advocaat mr. D.M. de Knijff te Amsterdam,
tegen
[GEDAAGDE]
gedaagde in de hoofdzaak en in de tussenkomst,
advocaten mr. O.G. Trojan en mr. W. Kroeze te Den Haag.
Partijen zullen hierna eiser, de Orde en gedaagde worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Voorafgaande aan de zitting van 18 januari 2024 heeft voorzieningenrechter mr. Messer bij e-mail van zaterdag 13 januari 2024, 14:35 uur, bij wijze van ordemaatregel het verzoek van eiser tot behandeling achter gesloten deuren (ex artikel 27 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)) en tot een verbod op het doen van mededelingen door partijen aan derden met betrekking tot alle stukken van de procedure waaronder de concept en definitieve dagvaarding en de met de rechtbank gevoerde en te voeren correspondentie (artikel 28 Rv)
gehonoreerd.
1.2.
Ter zitting is de zaak inhoudelijk behandeld.
1.3.
Aan het slot van de zitting heeft gedaagde toegezegd, in afwachting van de uitspraak in dit kort geding, niet vóór zaterdag 27 januari 2024 tot de bewuste publicatie te zullen overgaan. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat zo spoedig mogelijk vonnis zal worden gewezen, zo nodig in de vorm van een kopstaartvonnis, dat de vonnisdatum nog aan partijen zal worden bericht en dat partijen tot die tijd over de vonnisdatum tegen derden slechts mogen verklaren dat zij daar niets over kunnen zeggen.
1.4.
Op 19 januari 2024 is aan partijen bericht dat vonnis zal worden gewezen op 26 januari 2024 (en dat deze informatie niet valt onder het in deze zaak geldende mededelingsverbod).

2.Waarom een uittreksel?

2.1.
De voorzieningenrechter beseft dat het een unieke situatie betreft dat het volledige vonnis niet openbaar wordt gemaakt en dat de redenen daarvoor ook slechts beperkt kunnen worden toegelicht. De voorzieningenrechter kan niet meer zeggen dan dat hij zich hier zeker bewust van is en dat hierover goed is nagedacht. De volgende toelichting kan worden gegeven.
2.2.
Eiser heeft verzocht om verstrekking van het vonnis ex artikel 29 lid 2 Rv geheel achterwege te laten of slechts een geanonimiseerd uittreksel (in verdergaande mate geanonimiseerd dan de Anonimiseringsrichtlijnen van de Rechtspraak voorschrijven).
2.3.
Volgens gedaagde dienen de voor het geschil relevante feiten en beslispunten op een begrijpelijke wijze in het vonnis vermeld te blijven, anders zou het principe van openbaarheid van de rechtspraak in een te grote mate afbreuk worden gedaan.
2.4.
De voorzieningenrechter onderschrijft dat openbaarheid van rechtspraak in zijn algemeenheid een groot goed is. Uitgangspunt in artikel 29 lid 4 Rv is echter dat van vonnissen in zaken die met gesloten deuren zijn behandeld uitsluitend een geanonimiseerd afschrift of uittreksel wordt verstrekt. In dit uitzonderlijke geval brengen de aard van de vordering en de beslissing met zich mee dat van de uitspraak slechts een zeer beperkt uittreksel kan worden gepubliceerd. Verdere openbaarheid zou toewijzing van de vordering zinledig maken. Gezien de aandacht die in de pers aan de zitting is besteed, is niet te vermijden dat de rechtbank enige mededeling doet over het vonnis. De geëigende weg daarvoor is publicatie op rechtspraak.nl. De publicatie van de uitspraak wordt beperkt tot dit door de rechtbank opgemaakte uittreksel dat op rechtspraak.nl zal worden geplaatst.

3.Verbod om mededelingen te doen over de procedure

3.1.
Gedaagde heeft verzocht het mededelingsverbod dat op grond van artikel 28 lid 1 sub a en sub b Rv is gegeven, in het geheel, dan wel gedeeltelijk op te heffen.
3.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat onder het verbod niet valt wat al openbaar was vóór de zitting. Het gepubliceerde uittreksel van dit vonnis valt niet onder het verbod. Voor het overige zijn de overwegingen die aan het verbod ten grondslag liggen onverminderd van toepassing. Voor opheffing van het aldus te begrijpen verbod is geen aanleiding. Het aan partijen verstrekte volledige vonnis valt ook onder het mededelingsverbod.

4.Feiten

4.1
Het vonnis waarvan dit uittreksel een samenvatting is, bevat een feitenvaststelling.

5.Het geschil

5.1
Eiser en de Orde vorderen een verbod tot publicatie.
5.2
Gedaagde voert verweer tegen de vorderingen.

6.De beoordeling

Spoedeisend belang

6.1
Er is voldoende spoedeisend belang bij de vorderingen.
Toetsingskader
6.2
De verbodsvorderingen van eiser en de Orde zien op voorgenomen toekomstige publicaties. Daarmee komt het in artikel 7 Grondwet neergelegde verbod op censuur in beeld. De toepasselijkheid van deze bepaling betekent echter niet zonder meer dat een publicatie niet van tevoren mag worden verboden. Als de onrechtmatigheid daarvan voldoende is gebleken, kan ter voorkoming van onherstelbare schade een verbod vooraf worden uitgesproken. Voorafgaande beperkingen van publicatie brengen echter zulke risico’s op ontoelaatbare inperking van de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid met zich dat de noodzaak daarvan zorgvuldig en kritisch moet worden onderzocht.
De vorderingen houden een beperking in van het recht van gedaagde op vrijheid van meningsuiting. Ingevolge artikel 10 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) kan dit recht slechts worden beperkt indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving ter bescherming van de in artikel 10 lid 2 EVRM genoemde belangen. Van een dergelijke situatie is sprake indien de publicaties onrechtmatig zijn jegens eiser en/of de Orde in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten de wederzijdse belangen tegen elkaar worden afgewogen. Bij deze belangenafweging dienen alle omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen. Daarnaast dient een dergelijke beperking proportioneel te zijn.
Publicatieverbod?
6.3
De voorzieningenrechter heeft (evenals eiser en de Orde) vertrouwelijk kennis genomen van de voorgenomen perspublicatie.
6.4
De conclusie is dat in dit geval de door eiser en de Orde aangevoerde belangen (de bescherming van de rechten van anderen en het voorkomen van de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen) zwaarder wegen dan het belang van de persvrijheid. Publicatie zal op voorhand worden verboden op de wijze als vermeld in de beslissing, met verwijzing van gedaagde in de kosten van zowel eiser als de Orde. De gevorderde dwangsommen zullen worden gemaximeerd.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter beslist tot een verbod op openbaarmaking, op straffe van dwangsommen en met veroordeling van gedaagde in de proceskosten, een en ander uitvoerbaar bij voorraad, en tot afwijzing van het meer of anders gevorderde.
Het vonnis is gewezen op 26 januari 2024 door mr. T.H. van Voorst Vader, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier. [1]

Voetnoten

1.type: MAH