ECLI:NL:RBAMS:2024:4008

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
23-5719
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieaanvraag woningtoewijzing wegens gebrek aan acuut huisvestingsprobleem en niet voldoen aan voorwaarden

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 4 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een urgentieverklaring voor woningtoewijzing behandeld. Eiser, een 28-jarige alleenstaande man, heeft een zwervend bestaan en heeft eerder bij zijn ouders gewoond. Hij heeft een aanvraag ingediend voor urgentie vanwege een ernstige bedreiging en een poging tot liquidatie die op hem is gepleegd. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de aanvraag afgewezen op basis van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020, omdat het huisvestingsprobleem niet acuut was en er geen bewijs was dat hij zijn woning moest verlaten als gevolg van geweld. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een acuut huisvestingsprobleem, aangezien eiser al sinds 2018 dakloos is en zijn hoofdverblijf niet meer bij zijn ouders had. De rechtbank concludeert dat de aanvraag voor urgentie niet voldoet aan de voorwaarden van de Hvv en dat de afwijzing van het college terecht was. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/5719

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. B. Blanckenburg),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
hierna: het college
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een urgentieverklaring.
1.2.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 13 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 25 augustus 2023 is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Het college heeft de aanvraag voor een urgentieverklaring afgewezen op grond van artikel 2.10.5, eerste lid, aanhef en onder f van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 [1] (Hvv) omdat het huisvestingsprobleem met een andere woonruimte onvoldoende wordt opgelost.
1.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college. Eiser was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag van eiser voor een urgentieverklaring voor woningtoewijzing mocht afwijzen op grond van de Hvv. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Achtergrond van de zaak
3. Eiser is een 28-jarige alleenstaande man die een zwervend bestaan leidt. Voorafgaand hieraan woonde hij bij zijn ouders. Hij is daar niet meer veilig omdat er een aanslag op hem is gepleegd bij deze woning. Eiser is slachtoffer geweest van een poging tot liquidatie. Eiser heeft een veiligheidsprobleem en doet in dit kader een aanvraag tot urgentie.
Algemene weigeringsgronden
4.1.
Eiser vindt dat het college ten onrechte stelt dat het huisvestingsprobleem onvoldoende wordt opgelost met een andere woonruimte. Hij kan niet meer bij zijn ouders verblijven omdat hij wordt bedreigd. Als gevolg van de bedreiging heeft hij nu een huisvestingsprobleem. Hij kan niet langer bij zijn ouders terecht en een andere woning zou dit probleem wel degelijk oplossen. De stelling van het college dat een andere woonruimte zijn huisvestingsprobleem onvoldoende oplost, kan daarom geen stand houden.
4.2.
Het college is van oordeel dat het vinden van een woning het dreigingsgevaar voor eiser niet wegneemt. Het college stelt dat verhuizen binnen Amsterdam geen oplossing is. Het college betwijfelt of het haalbaar is dan zijn adres geheim te houden. Het college raadt daarom aan om een woning te zoeken buiten Amsterdam.
4.3.
Uit artikel 2.10.5, eerste lid, aanhef en onder f, van de Hvv volgt dat de aanvraag voor een urgentieverklaring wordt geweigerd indien het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem niet of in onvoldoende mate opgelost kan worden met verhuizing naar zelfstandige woonruimte of andere zelfstandige woonruimte.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college terecht overwogen dat er in de situatie van eiser sprake is van de weigeringsgrond genoemd in artikel 2.6.5, eerste lid, aanhef en onder f, van de Hvv, namelijk dat een andere woning het ten grondslag liggende probleem niet oplost. De rechtbank overweegt dat in het geval van eiser het aannemelijk is dat zijn nieuwe adres spoedig achterhaald zou worden. Het college heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank terecht mogen overwegen dat verhuizen naar een locatie buiten Amsterdam een voorliggende voorziening is als overwogen in de Nadere regels. [2] De beroepsgrond slaagt niet.
Ernstige bedreiging of geweld
5.1.
Ondanks de weigeringsgrond heeft het college de aanvraag ook getoetst aan artikel 2.10.8 van de Hvv. Uit punt 13, een uitwerking van regel 10.2, lid a II in de Nadere regels die horen bij artikel 2.10.8. van de Hvv [3] volgt dat eiser aan een aantal voorwaarden moet voldoen wanneer hij een urgentieaanvraag doet in het kader van ernstige bedreiging of geweld. Deze voorwaarden zijn onder andere dat de aanvrager zijn of haar woning acuut heeft moeten verlaten als gevolg van het geweld, en dat de dreigende situatie uit een proces-verbaal van de politie moet blijken.
5.2.
De rechtbank overweegt dat er door eiser niet aan deze voorwaarden wordt voldaan omdat hij zijn woning niet acuut heeft moeten verlaten als gevolg van dreiging. Uit de gegevens uit de Basisregistratie personen (Brp) blijkt dat eiser in 2017 is uitgeschreven uit het adres van zijn ouders. Sinds 2018 is eiser dakloos en heeft hij een postadres. In het proces-verbaal van aangifte van de poging tot liquidatie op 23 augustus 2020 verklaart eiser dat hij meestal in het weekend bij zijn ouders slaapt. Uit deze gegevens maakt de rechtbank op dat eiser, ook voorafgaand aan de poging tot liquidatie, en aanslag bij de woning van zijn ouders op 13 juli 2022, zijn hoofdverblijf niet meer bij zijn ouders had. Eiser heeft dus niet acuut zijn woning hoeven te verlaten.
Hardheidsclausule
6.1.
Als laatste doet eiser een beroep op de hardheidsclausule, waarbij hij benadrukt dat het college ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule. De situatie van eiser is uniek en dusdanig schrijnend omdat er een terugvalrisico bestaat en eiser buiten zijn eigen beschikkingsmacht onredelijk benadeeld wordt.
6.2.
De rechtbank overweegt dat de gemeente terecht opmerk het urgentiebeleid van Amsterdam erop is gericht om de dakloosheid van gezinnen te voorkomen, die door overmacht in een acute noodsituatie zijn beland. Eiser is een alleenstaande, wat betekent dat hij in principe niet in aanmerking komt voor dit beleid. Met urgentie krijgt iemand voorrang op andere personen die ook hard op zoek zijn naar een woning. Urgentie is dus de uitzondering op de regel. De hardheidsclausule is daar weer een uitzondering op, omdat iemand dan urgentie krijgt terwijl hij of zij niet aan de voorwaarden voldoet. Om die reden, en tevens gelet op de enorme schaarste aan betaalbare huurwoningen in Amsterdam, past het college de hardheidsclausule zeer terughoudend en alleen bij zeer uitzonderlijke, zeer schrijnende, situaties toe.
6.3.
De rechtbank overweegt dat eiser niet op zitting is verschenen om nadere toelichting te geven over zijn huidige woonsituatie of de mate van dreiging die hij op dit moment ervaart. Het argument van eiser dat er gevaar op terugvalrisico bestaat, is door hem niet onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat het college op grond van de hardheidsclausule eiser niet een urgentie hoeft te verlenen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. D. Arnold, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.L. van der Pijl, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Versie geldend van 16 januari 2023 tot 31 december 2023.
2.Nadere regels Huisvestingsverordening Amsterdam 2020.
3.Versie geldend van 16 januari 2023 tot 31 december 2023.