ECLI:NL:RBAMS:2024:4006
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de urgentieverklaring voor alleenstaande man met medische en sociale problemen
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 3 juli 2024, met zaaknummer AMS 23/1925, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een urgentieverklaring ongegrond verklaard. Eiser, een alleenstaande man die sinds juli 2020 in zijn auto verblijft, had een urgentieaanvraag ingediend op medische en sociale gronden. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op 10 maart 2021 afgewezen, waarna eiser in beroep ging. De rechtbank had eerder op 17 januari 2023 geoordeeld dat de afwijzing onvoldoende gemotiveerd was, wat leidde tot een nieuwe beslissing van het college. Echter, in de nieuwe beslissing op bezwaar bleef het college bij de eerdere afwijzing, wat eiser opnieuw in beroep deed.
De rechtbank beoordeelde de afwijzing aan de hand van de beroepsgronden van eiser en concludeerde dat het college terecht de weigeringsgrond van de Huisvestingsverordening had toegepast. Eiser werd als alleenstaande aangemerkt omdat zijn dochter bij zijn ex-vrouw woont. De rechtbank oordeelde dat de medische situatie van eiser niet voldeed aan de criteria voor een urgentieverklaring, aangezien hij pas sinds begin 2024 onder behandeling is bij een GGZ-instelling en geen medische verklaring had overgelegd die zijn problematiek aantoont. De rechtbank benadrukte dat het college de hardheidsclausule zeer terughoudend toepast en dat er in dit geval geen aanleiding was om van de regels af te wijken.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.