ECLI:NL:RBAMS:2024:3986
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake ontheffing toegang afgesloten gebieden in Amsterdam
Op 5 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker uit Amsterdam en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening na een afwijzing van een ontheffingsverzoek voor toegang tot afgesloten gebieden. Verzoeker had op 19 juni 2024 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om een ontheffing voor toegang tot bepaalde afgesloten straten. Hij stelde dat hij door een verhuizing naar het buitenland niet op de hoogte was van de afsluitingen en dat hij onbewust de regels had overtreden, wat resulteerde in boetes. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker geen spoedeisend belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening. De boetes konden niet met een voorlopige voorziening worden vernietigd en de voorzieningenrechter vond het niet duidelijk waarom verzoeker zijn zoon niet op een andere manier naar school kon brengen. Gelet op deze overwegingen werd het verzoek kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen zonder zitting, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.