ECLI:NL:RBAMS:2024:3986

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
AMS 24/3444
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake ontheffing toegang afgesloten gebieden in Amsterdam

Op 5 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker uit Amsterdam en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening na een afwijzing van een ontheffingsverzoek voor toegang tot afgesloten gebieden. Verzoeker had op 19 juni 2024 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om een ontheffing voor toegang tot bepaalde afgesloten straten. Hij stelde dat hij door een verhuizing naar het buitenland niet op de hoogte was van de afsluitingen en dat hij onbewust de regels had overtreden, wat resulteerde in boetes. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker geen spoedeisend belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening. De boetes konden niet met een voorlopige voorziening worden vernietigd en de voorzieningenrechter vond het niet duidelijk waarom verzoeker zijn zoon niet op een andere manier naar school kon brengen. Gelet op deze overwegingen werd het verzoek kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen zonder zitting, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/3444

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 juli 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit Amsterdam, verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Inleiding

1.1.
Op 19 juni 2024 heeft verweerder het verzoek van verzoeker om een ontheffing te ontvangen om toegang te krijgen tot de afsluiting op de [straat 1] , of [straat 2] of [straat 3] bij de kruisingen met de [straat 4] , afgewezen. Om in aanmerking te komen voor een ontheffing voor één van deze gebieden dient verzoeker namelijk in het ontheffingsgebied te wonen en verzoeker woont buiten deze gebieden.
1.2.
Op 19 juni 2024 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen dat besluit en heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt om een ontheffing te krijgen voor één van de afsluitingen in het ontheffingsgebied.
1.3.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op dat verzoek. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.4.
Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
3. Verzoeker heeft het volgende aangevoerd. Hij was vanwege een verhuizing naar het buitenland het afgelopen jaar niet op de hoogte van de afsluitingen in het ontheffingsgebied. Verzoeker heeft sinds zijn terugkomst naar Nederland drie weken geleden meerdere boetes ontvangen voor het betreden van de afgesloten gebieden. De tijden waarop hij het gebied niet mag betreden vallen samen met de tijdstippen waarop hij zijn zoon naar school moet brengen. Dit heeft ertoe geleid dat verzoeker onbewust de regels heeft overtreden.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat wat verzoeker heeft aangevoerd geen blijk geeft van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. De boetes die verzoeker heeft gekregen voor het betreden van de afgesloten gebieden kunnen met een voorlopige voorziening niet vernietigd worden en het is de voorzieningenrechter niet duidelijk waarom verzoeker zijn zoon niet op een andere manier naar school kan brengen. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat de afstand tussen het woonadres van verzoeker en de school niet erg groot is en dat verzoeker niets heeft gezegd over mogelijke andere manieren om zijn zoon naar school te brengen. Gelet hierop is het de voorzieningenrechter met de onderbouwing die verzoeker heeft gegeven niet gebleken dat de beslissing op het bezwaarschrift niet zonder het treffen van een voorziening kan worden afgewacht. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.C.M. Schilder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
5 juli 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.