ECLI:NL:RBAMS:2024:3975

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
13/133561-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om aanvullende toestemming in overleveringszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 juni 2024 een verzoek om aanvullende toestemming afgewezen, ingediend door de officier van justitie op 18 april 2024. Het verzoek was gedaan in het kader van de Overleveringswet (OLW) door het Landgericht Bamberg, met betrekking tot een overgeleverde persoon die momenteel in Duitsland gedetineerd is. De rechtbank heeft in een eerdere tussenbeslissing van 31 mei 2024 verzocht om aanvullende informatie over de mogelijkheid voor de overgeleverde persoon om zijn opmerkingen en bezwaren naar voren te brengen.

De Duitse autoriteiten hebben op 3 juni 2024 meegedeeld dat de overgeleverde persoon al expliciet was gehoord over de kwestie van de specialiteit en het verzoek om een aanvullend oordeel. Echter, de rechtbank constateert dat uit de beschikbare stukken niet blijkt dat de overgeleverde persoon daadwerkelijk de gelegenheid heeft gehad om zijn bezwaren kenbaar te maken. Dit is in strijd met de eisen van effectieve rechterlijke bescherming, zoals vastgesteld door het Hof van Justitie van de Europese Unie.

De rechtbank concludeert dat de rechten van de verdediging van de overgeleverde persoon niet volledig zijn geëerbiedigd, waardoor een toewijzing van het verzoek niet mogelijk is. De rechtbank wijst erop dat de Duitse autoriteiten een nieuw verzoek kunnen indienen zodra de overgeleverde persoon de mogelijkheid heeft gehad om zijn opmerkingen en bezwaren te uiten. De beslissing om het verzoek af te wijzen is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/133561-24
Datum beslissing: 25 juni 2024
BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 18 april 2024, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor uitbreiding van de vervolging als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW. Dit verzoek is ingediend door het Landgericht Bamberg op 10 april 2024 en betreft:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in Duitsland,
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Tussenbeslissing 31 mei 2024

In de tussenbeslissing van 31 mei 2024 heeft de rechtbank verzocht om aanvullende informatie om te kunnen beoordelen of de overgeleverde persoon in de gelegenheid is gesteld al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren naar voren te brengen met betrekking tot onderhavig verzoek om aanvullende toestemming. De overwegingen uit die tussenbeslissing dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

2.Aanvullende informatie

Bij e-mail van 3 juni 2024 is door de Duitse autoriteiten onder meer het volgende meegedeeld:
The defendant has already been explicitly heard on the issues of the principle of
speciality and the request for a supplemental judgement during his appearance before the magistrate. He was informed that he could comment on this any time.

3.Beoordeling

Hoorrecht
Vereist is dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad om al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot aanvullende toestemming kenbaar te maken, zoals bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 26 oktober 2021. [1]
Hoewel in de aanvullende informatie van 3 juni 2024 wordt meegedeeld dat de overgeleverde persoon expliciet is gehoord op het verzoek om aanvullende toestemming, volgt dit niet uit de stukken in het dossier, waaronder de aanbiedingsbrief van de Oberstaatsanwältin te Bamberg van 9 april 2024 en het proces-verbaal van het verhoor van de overgeleverde persoon bij de kantonrechter in Kleve van 7 december 2023. In dit opzicht wijkt deze zaak dus af van de zaken met betrekking tot de medeverdachten van de overgeleverde persoon (parketnummers 13/133607-24 en 13/133517-24) waarin de rechtbank wel toestemming voor uitbreiding van de vervolging heeft gegeven
De rechtbank concludeert daarom dat de overgeleverde persoon niet (alsnog) de mogelijkheid heeft gehad om al zijn opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot toestemming kenbaar te maken, zodat niet is voldaan aan de eisen van een effectieve rechterlijke bescherming. Hieruit volgt dat de rechtbank niet met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon een toewijzende beslissing kan nemen op het verzoek. De rechtbank ziet – mede vanwege de geldende beslistermijn, die al is overschreden – geen aanleiding de beslissing op het verzoek (nog) langer aan te houden voor het opnieuw stellen van vragen. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.
De rechtbank wijst erop dat dit onverlet laat dat de Duitse uitvaardigende justitiële autoriteit desgewenst een nieuw verzoek tot aanvullende toestemming kan indienen, zodra de overgeleverde persoon alsnog feitelijk de mogelijkheid heeft gehad al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek om aanvullende toestemming kenbaar te maken.

4.Beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek om toestemming af.
Deze beslissing is genomen op 25 juni 2024 door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier.

Voetnoten

1.Vgl. HvJ EU 26 oktober 2021, ECLI:EU:C:2021:876, punt 63.