In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De rechtbank ontving op 14 januari 2020 een beroepschrift van eisers tegen vier besluiten van verweerder, gedateerd op 4 december 2019. Op 12 oktober 2022 hebben eisers het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding gegrond verklaard, maar het verzoek om de zaken niet langer als samenhangend te beschouwen afgewezen. De rechtbank oordeelde dat bij de intrekking van het beroep om vergoeding van proceskosten moet worden gevraagd, en dat dit verzoek tijdig moet worden ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers het beroep hebben ingetrokken omdat verweerder hen tegemoet is gekomen, en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 875,-. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het verzoek om schadevergoeding een nieuw verzoek is dat als een nieuwe procedure moet worden behandeld, en dat de verzoeken om proceskosten in bezwaar niet-ontvankelijk zijn verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 februari 2024.