ECLI:NL:RBAMS:2024:3932

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
C/13/713828 / FA RK 22-929
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling na echtscheiding met aandacht voor de belangen van minderjarige kinderen

Op 2 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de wijziging van de zorgregeling tussen de ouders van twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.R. Lieuw On, verzocht om een wijziging van de zorgregeling die oorspronkelijk was vastgesteld bij de echtscheidingsbeschikking van 26 april 2017. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. El Asrouti, verzocht om een gelijke verdeling van de zorg over de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestaande zorgregeling al geruime tijd niet werd nageleefd en dat er gewijzigde omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 juni 2024 is gebleken dat de kinderen, gezien hun leeftijd, in staat waren hun mening kenbaar te maken. [minderjarige 2] gaf aan zich fijner te voelen bij de vader, terwijl [minderjarige 1] aangaf dat hij liever bij de moeder was. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om een gelijke omgangsregeling te hanteren, waarbij de kinderen om de week bij elke ouder verblijven. De rechtbank heeft dit advies gevolgd en een week op week af regeling vastgesteld, met als wisselmoment woensdagmiddag uit school. De rechtbank benadrukte het belang van een gelijke behandeling van de kinderen en dat ouders zich moeten houden aan de gemaakte afspraken in het kader van Parallel Solo Ouderschap.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft de ouders aangespoord om de betrokken kinder- en gezinscoach in te schakelen om de communicatie en de band tussen hen en de kinderen te verbeteren. De rechtbank heeft ook een brief aan de kinderen toegevoegd om hen op een begrijpelijke manier over de beslissing te informeren. De ouders zijn verantwoordelijk voor het naleven van de nieuwe zorgregeling en het bevorderen van een positieve relatie tussen de kinderen en beide ouders.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie en Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/713828 / FA RK 22-929 (COH/MS)
Beschikking van 2 juli 2024 betreffende verzoek inzake de zorgregeling
in de zaak van:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. K.R. Lieuw On te Amsterdam,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. E. El Asrouti.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het verzoekschrift van de vader, ingekomen op 11 februari 2022;
- het verweerschrift van de moeder, ingekomen op 24 maart 2022;
- het F9-formulier met bijlagen van de vader, ingekomen op 25 maart 2022;
- het F9-formulier met bijlage van de moeder, ingekomen op 29 maart 2022;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 30 maart 2022;
- het e-mailbericht van Altra van 27 juli 2022;
- het F9-formulier van de moeder, ingekomen op 28 september 2022;
- het F4-formulier van de vader, ingekomen op 21 juli 2023;
- het F9-formulier van de vader, ingekomen op 23 oktober 2023;
- het F9-formulier van de moeder, ingekomen op 24 oktober 2023;
- het F9-formulier van de vader, ingekomen op 22 januari 2024;
- het e-mailbericht van Altra betreffende de eindevaluatie, ingekomen op 23 januari 2024;
- het aanvullende c.q. gewijzigde verzoek van de vader, ingekomen op 4 juni 2024;
- het F9-formulier van de moeder betreffende een verklaring van de kinder- en gezinscoach van 7 juni 2024, ingekomen op 11 juni 2024.
1.2.
Op 30 maart 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen hebben toen afgesproken een traject te starten om hun onderlinge communicatie te verbeteren. De rechtbank heeft partijen hiervoor doorverwezen naar Altra (traject Ouderschap Blijft) en de zaak pro forma aangehouden tot 28 september 2022 in afwachting van nadere informatie betreffende het verloop van het traject bij Altra en het gewenste verdere verloop van de procedure. Nadat partijen bij Altra zijn aangemeld, zijn zij op een wachtlijst geplaatst. De zaak is daarom pro forma aangehouden tot 23 oktober 2023. In afwachting van de eindrapportage van Altra is de zaak daarna wederom pro forma aangehouden. Nadat de rechtbank de eindrapportage van Altra heeft ontvangen, is de zaak opnieuw voor mondelinge behandeling gepland.
1.3.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 juni 2024.
Verschenen zijn:
- de vader met zijn advocaat en bijgestaan door een tolk Engelse taal;
- de moeder met haar advocaat;
- mw. [naam 1] namens de Raad.
1.4.
De kinderen zijn, gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. [minderjarige 2] heeft de kinderrechter op 20 oktober 2023, 23 maart 2024 en 6 mei 2024 een brief gestuurd. Daarnaast heeft de kinderrechter op 17 juni 2024 afzonderlijk en achter gesloten deuren met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesproken.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd op 29 mei 2007 te Caïro (Egypte). Hun huwelijk is op 15 mei 2017 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 26 april 2017 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Uit het huwelijk zijn geboren:
- [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2010;
- [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2012.
2.3.
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit.
2.4.
Bij echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 26 april 2017 is – voor zover hier relevant – bepaalt dat het ouderschapsplan deel uitmaakt van de beschikking. In het ouderschapsplan zijn de ouders een zorgregeling overeengekomen, waarbij de minderjarigen iedere zaterdag van 11:00 uur tot 19:00 uur bij de vader verblijven.
2.5.
Aan voornoemde zorgregeling wordt al geruime tijd geen uitvoering gegeven. De zorgregeling ziet er op dit moment als volgt uit. [minderjarige 2] is 10 dagen bij de vader (van woensdag tot de week erna vrijdag) en 4 dagen bij de moeder (van zaterdag tot dinsdag). [minderjarige 1] is om het weekend bij de vader, maar feitelijk gaat hij af en toe naar de vader.
2.6.
In haar eindevaluatie geeft Altra aan dat ouders in januari 2023 zijn gestart met het traject Ouderschap Blijft. Gedurende het traject bleken er meer vragen te zijn over de opvoeding bij beide ouders, daarom is een Intensieve Ambulante Gezinsbegeleider (IAG) ingezet. Er zijn twee einddoelen gesteld, te weten ouders communiceren op een constructieve manier met elkaar ten behoeve van het ouderschap en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben regelmatig positief contact met beide ouders. Altra schrijft dat het traject heeft geleid tot een fragiele positieve ontwikkeling. Ouders werken constructiever samen en [minderjarige 1] heeft weer regelmatig contact met zijn vader. Altra adviseert het contact tussen ouders minimaal te houden via e-mail en afspraken na te komen, zodat de kans op spanning wordt verminderd. Ouders zullen soms over hun eigen schaduw heen moeten stappen in het belang van de kinderen. Het is van belang dat de kinderen wederkerig toestemming krijgen om bij de andere ouder te zijn. Anders komen de kinderen in een loyaliteitsconflict en dat effect heeft zich deels al vertoond.
2.7.
Als reactie op het eindverslag van Altra laat de moeder aan Altra weten dat het weer heel slecht loopt tussen de moeder en de vader en tussen [minderjarige 1] en de vader.
2.8.
De moeder heeft vervolgens een kinder- en gezinscoach ingeschakeld. De kinder- en gezinscoach geeft, in haar brief van 7 juni 2024 aan de rechtbank, aan dat het van essentieel belang is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de vrijheid hebben om in een door opvoeders afgesproken ritme samen bij zowel de vader als de moeder te verblijven. Dit niet alleen om de band met beide ouders te behouden, maar vooral om de broederband te versterken. De kinder- en gezinscoach dringt er met haar schrijven op aan om de zorgregeling te herzien met als doel dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op een evenwichtige manier bij zowel de vader als de moeder kunnen verblijven.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De vader verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de beschikking van 26 april 2017 en de daarin als deel daarvan uitmakende vastgelegde zorgregeling wordt gewijzigd, althans een dusdanige regeling wordt vastgesteld als de rechtbank redelijk acht. De vader wenst – nadat hij zijn verzoek heeft aangevuld dan wel gewijzigd – de volgende zorgregeling vast te leggen:
  • ten behoeve van [minderjarige 2] :in de even weken van maandag tot en met vrijdag bij de vader en op zaterdag en zondag bij de moeder en in de oneven weken van maandag tot en met woensdag naar school bij de moeder en van woensdag uit school tot en met zondag bij de vader.
  • ten behoeve van [minderjarige 1] :één keer in de twee weken (in de oneven weekenden) bij de vader.
Ook verzoekt de vader dat de kinderen op de verjaardag van een ouder bij de betreffende ouder zijn en dat de kinderen in de even jaren op hun verjaardag bij hem zijn en de oneven jaren bij de moeder, althans een zodanige zorgregeling te treffen als de rechtbank juist voortkomt.
Gelet op het voorgaande acht de vader het in het belang van [minderjarige 2] dat zijn hoofdverblijfplaats bij de vader wordt bepaald.
3.2.
De moeder verweert zich tegen het verzoek van de vader. De moeder heeft op de mondelinge behandeling (mondeling) verzocht om de zorg over de kinderen gelijk en bij helfte te verdelen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.

4.De standpunten

De vader
4.1.
De vader legt aan zijn verzoek ten grondslag dat [minderjarige 2] zich veiliger en gelukkiger bij de vader voelt en dat het daarom belangrijk is dat hij meer tijd bij de vader is. De vader vindt het goed als [minderjarige 1] ook vaker bij hem is, maar hij heeft het gevoel dat [minderjarige 1] dat niet wil. Gelet op het voorgaande stelt de vader daarom deze regeling voor waarbij [minderjarige 2] meer tijd bij de vader is en [minderjarige 1] meer tijd bij de moeder. [minderjarige 2] is nu ook wel eens op dagen dat hij bij de moeder moet zijn bij de vader. De vader haalt [minderjarige 2] dan op, omdat [minderjarige 2] dat wil. De vader laat het aan [minderjarige 1] of hij wel of niet naar hem toe wil komen. [minderjarige 1] is al een tijdje niet bij de vader geweest. De vader zegt dat [minderjarige 1] altijd welkom is en benadrukt dat hij net zo veel van [minderjarige 1] houdt als dat hij van [minderjarige 2] houdt. Beide kinderen zijn even belangrijk voor hem. De vader geeft aan dat [minderjarige 1] meer naar de moeder toetrekt en meegaat in het gedrag van de moeder. Als de moeder en de vader onderling strubbelingen hebben, dan merkt de vader dat in het gedrag van [minderjarige 1] . Ook valt het de vader op dat [minderjarige 1] de ouderrol op zich neemt ten opzichte van [minderjarige 2] . De vader denkt dat de band tussen de broers verbeterd kan worden. Zij zouden meer vanuit een gelijkwaardige positie met elkaar om moeten gaan. De vader denkt dat een gelijke verdeling van zeven dagen bij de ene ouder en dan zeven dagen bij de andere ouder niet in het belang van [minderjarige 2] is. [minderjarige 2] is minder gelukkig bij de moeder. Bij de vader is [minderjarige 2] blijer en voelt hij zich beter. De vader is bang dat [minderjarige 2] terugvalt in negatieve gedachtes als hij langere tijd bij de moeder is.
De moeder
4.2.
De moeder wenst een gelijke zorgverdeling waarbij de kinderen de ene week bij haar zijn en de andere week bij de vader zijn, waarbij de kinderen op woensdag uit school het wisselmoment hebben. De moeder wenst de wisseldag op woensdag uit school zodat de weekenden rustig zijn. De moeder geeft aan dat [minderjarige 2] 10 dagen bij de vader is en 4 dagen bij haar is. Afgesproken is dat [minderjarige 1] om het weekend naar de vader gaat, maar [minderjarige 1] wil niet gaan. De moeder probeert [minderjarige 1] wel te stimuleren om naar de vader te gaan. De moeder vertelt dat zij een coach heeft ingeschakeld voor [minderjarige 1] . Het is de bedoeling dat de coach [minderjarige 1] gaat helpen om zijn emoties te verwoorden. [minderjarige 1] heeft het vaak moeilijk bij de vader, omdat hij het idee heeft dat de vader niet van hem houdt en meer van [minderjarige 2] houdt. Ondanks dat [minderjarige 1] niet naar zijn vader wil gaan, denkt de moeder dat het wel het beste voor hem is om de helft van de tijd bij haar te zijn en de helft van de tijd bij de vader te zijn. Het contact tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onderling is normaal. Zij vechten en schreeuwen als broers, maar hebben ook plezier met elkaar en lachen samen. De moeder vindt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vaker bij elkaar moeten zijn. De moeder erkent dat zij en de vader verschillende personen zijn en anders zijn, maar zij wil niet dat dat de band tussen hen als ouders en de kinderen, en tussen de broertjes onderling bepaalt. Moeder wenst Parallel Solo Ouderschap, zoals ook door de hulpverlening is aangeraden, waarbij ouders beide de zorg en verantwoordelijkheid voor de kinderen dragen, maar zich niet bemoeien met hoe de andere ouder dat invult. De moeder geeft aan dat de communicatie tussen ouders heel slecht is. Ouders hebben bij Altra afgesproken dat de communicatie via WhatsApp of e-mail plaatsvindt en uitsluitend over de kinderen gaat. De moeder ziet dat de vader een positieve invloed op het gedrag en de gemoedstoestand van [minderjarige 2] heeft. De moeder wenst dat de band tussen haar en [minderjarige 2] wordt verbeterd.
De Raad
4.3.
In 2016 maakte de Raad zich al zorgen over dat er ongelijkheid zou ontstaan tussen de broers, omdat [minderjarige 2] loyaler was naar de vader en [minderjarige 1] loyaler naar de moeder. Dat lijkt nu ook het geval te zijn. De Raad hoort uitspraken van de vader waarbij hij [minderjarige 1] gelijktrekt met de moeder en waarbij hij uit dat [minderjarige 1] zich onhandig opstelt. De vader zegt dat hij van beide kinderen evenveel houdt, maar [minderjarige 1] hoort natuurlijk ook dat de vader zich negatief over hem uitlaat. Het is ook niet handig dat de vader met [minderjarige 2] belt over regels bij de moeder thuis en hem ophaalt als hij bij de moeder weg wil. De vader zou moeten zeggen dat hij niet weet wat eraan voorafgegaan is en dat [minderjarige 2] bij de moeder moet blijven. De vader ondermijnt met zijn handelingen het gezag van de moeder. Ook uit het verslag van Altra blijkt dat dat het patroon is dat tussen ouders bestaat. Hoewel het een periode beter ging, lijkt het erop dat ouders terug zijn gevallen in oude patronen. Het patroon tussen ouders is hardnekkig. Dat is voor de kinderen heel verdrietig, want het heeft ook een wig tussen hen gedreven. De Raad acht het gezonder als er een gelijke omgangsregeling met beide ouders is, waarbij naar beide kinderen wordt uitgedragen dat het oké is om bij beide ouders te zijn en waarbij de ouders zich niet bemoeien met de opvoeding bij de andere ouder. De Raad adviseert dan ook een gelijkwaardige omgangsregeling, te weten een week op week af regeling. Het is belangrijk dat de kinderen één week bij de vader zijn en één week bij de moeder, omdat meerdere wisselmomenten per week verwarring kan opleveren nu de opvoedsituatie bij de ouders verschillend is. Voornoemde regeling draagt bij aan het uitdragen naar de kinderen dat zij gelijk aan elkaar zijn en in het leven van beide ouders een belangrijke plek hebben. De Raad kan zich voorstellen dat coaching daar belangrijk bij kan zijn.
De kinderen
4.4.
[minderjarige 2] heeft aan de kinderrechter verteld dat hij de regeling zoals die nu geldt, waarbij hij 10 dagen bij zijn vader is en 4 dagen bij zijn moeder, fijn vindt en graag wenst dat deze zo blijft. [minderjarige 2] voelt zich fijner/rustiger bij zijn vader. Hij heeft ook moeite met de regels bij zijn moeder thuis.
[minderjarige 1] heeft aan de kinderrechter verteld dat hij op dit moment niet naar zijn vader wil en daar ook niet naartoe gaat. Hij heeft steeds woordenwisselingen met zijn vader en vindt het fijner bij zijn moeder thuis. [minderjarige 1] wil pas naar zijn vader als hun band verbetert. Dan zou hij wel om het weekend naar zijn vader willen. [minderjarige 1] praat met een kinder- en gezinscoach. Hij vindt de gesprekken fijn en wil graag verder met deze gesprekken. Hij zou ook graag willen dat zijn vader samen met hem en de coach in gesprek gaat, zodat hun band verbetert. Allebei hebben de kinderen verteld dat ze als broertjes regelmatig ruzie hebben, wat niet leuk is. De kinderen zouden graag willen dat de situatie anders was, en ze het met beide ouders afzonderlijk en samen als broertjes fijn hebben, maar ze weten niet goed hoe.

5.De beoordeling

Wijziging zorgregeling
5.1.
Op verzoek van de ouders of één van hen kan de rechtbank de onderling getroffen zorgregeling wijzigen, onder andere op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd (artikel 1:377e, lid 1, en artikel 1:253a, lid 4, van het Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De rechtbank stelt allereerst vast dat sprake is van gewijzigde omstandigheden. De zorgregeling zoals die in 2017 is vastgesteld, wordt al geruime tijd niet uitgevoerd. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat deze regeling niet langer in het belang van de kinderen is. De rechtbank zal de onderling getroffen zorgregeling dus wijzigen.
5.3.
De rechtbank zal conform het advies van de Raad een 50-50 regeling vaststellen, inhoudende een week op week af regeling. De rechtbank komt om de volgende redenen tot die beslissing. De kinderen worden meegezogen in het conflict van de ouders. Uit de informatie van de Raad blijkt dat er in 2016 al werd gevreesd dat de kinderen ieder kant voor één ouder zouden kiezen. Inmiddels is de situatie zo dat allebei de broertjes één ouder hebben gekozen aan wie zij loyaler zijn en er ook tussen de broertjes een wig is ontstaan. Dat is niet goed voor hun ontwikkeling. Het is niet goed als een kind zich achtergesteld voelt ten opzichte van een ander kind of het gevoel heeft dat de ouder meer van het andere kind houdt. Dat komt ook de onderlinge band van de broertjes niet ten goede. Het is de kinderrechter gebleken dat ouders evenveel van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] houden. Het is belangrijk dat dat voor de kinderen ook duidelijk wordt; dat zij weten dat zij voor beide ouders gelijk zijn en dat beide ouders evenveel van ze houden. Een gelijke verdeling van de zorgregeling draagt daaraan bij. Om de rust in het weekend te behouden en aan te sluiten bij de regeling die nu al geruime tijd door ouders wordt uitgevoerd met betrekking tot [minderjarige 2] , zal de kinderrechter woensdagmiddag als wissel moment vaststellen. De kinderrechter stelt gelet op het voorgaande een week op week af regeling vast met als wisselmoment woensdag middag uit school, waarbij de kinderen in de even weken het weekend bij de moeder zijn en in de oneven weken het weekend bij de vader.
5.4.
De rechtbank begrijpt dat de door haar vastgestelde zorgregeling voor de kinderen in het begin lastig kan zijn. Op de lange termijn is deze zorgregeling echter het beste voor de kinderen en hun ontwikkeling. Ouders moeten in het belang van de kinderen de verantwoordelijkheid nemen de zorgregeling daadwerkelijk uit te voeren. Zij moeten aan de kinderen uitdragen dat zij achter de regeling staan, de kinderen toestemming geven om van beide ouders te houden en hen stimuleren om de tijd overeenkomstig de regeling met de andere ouder door te brengen. Als ouders het juiste voorbeeld geven dan is het de verwachting dat de kinderen vanzelf volgen. Het is bovendien van groot belang dat ouders zich houden aan de afspraken die zij bij Altra hebben gemaakt in het kader van het Parallel Solo Ouderschap. Beide ouders zijn goede ouders. Zij moeten accepteren en van elkaar respecteren dat de regels en aanpak van de opvoeding in de huizen verschillend zijn. Als de kinderen bij de vader zijn, is de zorg en opvoeding van de kinderen de verantwoordelijkheid van de vader en als de kinderen bij de moeder zijn, is de zorg en opvoeding van de kinderen de verantwoordelijkheid van de moeder. Ouders dienen zich niet met elkaar te bemoeien of zich bezig te houden met de situatie bij de andere ouder thuis. Zij dienen aan de kinderen uit te dragen dat iedere ouder over de eigen regels thuis gaat en dat dat prima is en zo hoort. Als een kind tijdens een week bij de ene ouder naar de andere ouder wegloopt, dient deze ouder het kind terug te brengen naar de ouder die op dat moment volgens de zorgregeling de zorg over de kinderen heeft.
5.5.
De rechtbank acht het in belang van de kinderen dat de kinder- en gezinscoach betrokken is en blijft. Deze coach kan helpen om beter met elkaar te praten en naar elkaar te luisteren, zodat het voor iedereen fijn is en blijft in beide huizen. [minderjarige 1] en de moeder gaan al naar deze coach toe. [minderjarige 1] heeft gezegd dat hij de coach fijn vindt en dat hij graag een betere band met de vader zou willen. Hij zou het fijn vinden als de coach hem en zijn vader daarbij gaat helpen. De rechtbank vraagt de vader dan ook om deel te gaan nemen aan de coachingsgesprekken op het moment dat de coach denkt dat [minderjarige 1] daaraan toe is. Daarnaast vraagt de rechtbank aan de vader om [minderjarige 2] te stimuleren om ook naar de coach te gaan. De coach kan [minderjarige 2] en de moeder ook helpen om hun band te versterken. Het is noodzakelijk dat de vader aan [minderjarige 2] uitdraagt dat hij dat belangrijk vindt. De vader kan dit bijvoorbeeld doen door [minderjarige 2] zelf naar de coach te brengen en dit niet aan de moeder over te laten. Wellicht ten overvloede overweegt de rechtbank dat zij niet van de coach en de ouders verwacht dat zij zich (nogmaals) gaan richten op het verbeteren van de situatie tussen de ouders onderling. Het is duidelijk dat de ouders zo min mogelijk en zo zakelijk mogelijk met elkaar moeten communiceren. Daarover zijn afspraken gemaakt bij Altra in het kader van Parallel Solo Ouderschap en de rechtbank verwacht van de ouders dat zij zich daaraan gaan houden. De coaching ziet wat de rechtbank betreft op het verbeteren van de relatie tussen het ouder en het kind, en tussen de kinderen onderling.
5.6.
Op de mondelinge behandeling is besproken dat beide ouders zich kunnen vinden in een verdeling van de vakanties 50-50. Gezien de moeizame communicatie tussen de ouders zal de rechtbank een verdeling vaststellen, ingaande schooljaar 2024/2025. Gelet op de korte tijd tussen deze uitspraak en de zomervakantie 2024 gaat de rechtbank ervan uit dat de ouders over de aanstaande zomervakantie al afspraken hebben gemaakt. Indien dat niet het geval is en ook niet alsnog lukt, dan geldt voor de aankomende zomervakantie de normale week op week af zorgregeling.
Om extra wisselmomenten en daarbij behorende onrust voor de kinderen te voorkomen, bepaalt de rechtbank, anders dan de vader heeft verzocht, dat voor de verjaardagen van de kinderen en voor de verjaardagen van de ouders de normale zorg- en vakantieregeling geldt. De rechtbank vindt het voor de kinderen belangrijk dat hun verjaardag een leuke dag zonder stress is. De ouder bij wie het kind tijdens een verjaardag niet is, kan de verjaardag van dat kind of zijn/haar eigen verjaardag altijd op een ander moment (nogmaals) vieren.
Brief kinderrechter aan [minderjarige 2] en [minderjarige 1]
5.7.
De kinderrechter heeft een aparte brief voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] opgesteld omdat zij de beslissing op een voor hen begrijpelijke manier aan ze wil uitleggen. Die brief is als bijlage aan deze beschikking gehecht. De kinderrechter verzoekt de ouders deze brief aan [minderjarige 2] en [minderjarige 1] te geven. De beschikking zelf is niet voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] bedoeld.
Hoofdverblijfplaats
5.8.
De kinderrechter zal het verzoek om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij de vader te bepalen afwijzen, omdat het in het belang van de kinderen is dat zij gelijkwaardig worden behandeld. Het bepalen van de hoofdverblijfplaats van het ene kind bij de vader en van het andere kind bij de moeder draagt daar niet aan bij en kan het gevoel van ongelijkheid juist versterken.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijzigt de zorgregeling zodat deze er met ingang van heden per twee weken als volgt uit komt te zien:
de kinderen zijn de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader, waarbij zij op woensdag middag uit school wisselen en waarbij zij in de even weken het weekend bij de moeder zijn en in de oneven weken het weekend bij de vader;
voor de schoolvakanties geldt:
schooljaar 2024/2025:
herfstvakantie: vader
kerstvakantie: eerste week moeder, tweede week vader
voorjaarsvakantie: moeder
meivakantie: eerste week vader, tweede week moeder (indien maar 1 week meivakantie: deze week opsplitsen)
zomervakantie: eerste drie weken moeder, tweede drie weken vader
schooljaar 2025/2026:
herfstvakantie: moeder
kerstvakantie: eerste week vader, tweede week moeder
voorjaarsvakantie: vader
meivakantie: eerste week moeder, tweede week vader (indien maar 1 week meivakantie: deze week opsplitsen)
zomervakantie: eerste drie weken vader, tweede drie weken moeder
vanaf 2026/2027 weer zelfde als 2024/2025 etc.
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. C.C.M. Oude Hengel, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.M. Saruhan, griffier, op 2 juli 2024. [1]
Beste [minderjarige 2] en [minderjarige 1] ,
Tijdens ons gesprek hebben jullie mij verteld dat jullie graag willen dat de zorg van jullie vader en moeder over jullie blijft zoals die nu is. [minderjarige 2] , jij bent nu vier dagen per week bij je moeder en tien dagen bij je vader. Je hebt mij verteld dat je je fijner/rustiger voelt bij je vader. Je hebt ook moeite met de regels bij je moeder thuis. [minderjarige 1] , jij bent vooral bij je moeder en gaat slechts af en toe een keer naar je vader toe. Jij hebt verteld dat je steeds maar woordenwisselingen met je vader hebt en het fijner vindt bij je moeder thuis. Allebei hebben jullie mij verteld dat jullie als broertjes ook regelmatig ruzie hebben, wat niet leuk is. Jullie zouden graag willen dat het anders was, maar weten niet zo goed hoe.
Ik heb besloten dat ik het het beste voor jullie vind dat de zorg van jullie ouders voor jullie gelijk is verdeeld en dat jullie samen evenveel tijd gaan doorbrengen bij jullie vader en jullie moeder. De ene week van woensdag tot woensdag bij jullie moeder en de andere week van woensdag tot woensdag bij jullie vader. Ook de schoolvakanties zullen gelijk worden verdeeld. Mijn beslissing zal een teleurstelling voor jullie zijn. Dat begrijp ik. Maar als kinderrechter moet ik kijken naar wat het beste is voor jullie ontwikkeling. Voor jullie ontwikkeling vind ik het het beste dat jullie samen zijn en evenveel tijd doorbrengen bij jullie vader en moeder. Dit is ook het advies dat de Raad voor de Kinderbescherming mij heeft gegeven. Het is niet goed voor de ontwikkeling van kinderen om onderscheid tussen kinderen te maken. Dat kan bijvoorbeeld ervoor zorgen dat het ene kind jaloers is op het andere kind of het gevoel heeft dat een ouder meer van het andere kind houdt of het andere kind voortrekt. Die gevoelens spelen ook bij jullie en dat is niet goed. Jullie ouders hebben mij verzekerd dat ze evenveel van jullie houden en voor jullie allebei graag zorgen. Dat zullen ze ook nog tegen jullie zelf zeggen.
Jullie ouders zijn verschillend in karakter en hebben andere regels thuis. Dat is soms lastig voor jullie, dat snap ik. Dat hoort er helaas wel bij als je twee ouders en twee verschillende huizen hebt. Ik vraag jullie om je toch aan deze verschillende regels in beide huizen aan te passen en je daaraan te houden.
Op dit moment voelen jullie je fijner bij de ene ouder dan bij de andere ouder. De nieuwe zorgregeling zal in het begin misschien niet fijn voelen voor jullie. Dat begrijp ik ook. Ik denk dat jullie samen met jullie ouders en met hulp van iemand die daar verstand van heeft, kunnen leren om beter met elkaar te praten, naar elkaar te luisteren en het fijn te hebben in beide huizen. Ik heb jullie ouders dan ook verzocht om naar [naam 2] de gezinscoach te gaan om hieraan samen met jullie te werken. [minderjarige 1] , jij gaat al naar [naam 2] en hebt mij verteld dat je de gesprekken met haar fijn vindt. Ik heb je vader gevraagd om, als [naam 2] vindt dat jij daaraan toe bent, aan te sluiten bij deze gesprekken zodat jullie samen kunnen werken aan het versterken van jullie band. [minderjarige 2] , jij gaat nog niet naar [naam 2] . Jij bent volgens mij wat moe van alle hulpverleners met wie je hebt moeten praten. Dat begrijp ik. Ik vraag je echter toch om het een kans te geven en in gesprek te gaan met [naam 2] . [naam 2] kan vervolgens met jou en je moeder gaan werken aan het versterken van jullie band. Ook zou [naam 2] jullie kunnen helpen bij het versterken van jullie band als broertjes. Ik heb jullie ouders gevraagd om zich voor de volle 100% in te zetten voor de gesprekken bij [naam 2] en ik vraag dat ook van jullie. Alleen samen kunnen jullie ervoor zorgen dat het fijner wordt in beide huizen en er minder ruzie is. Dat gun ik jullie.
Groetjes,
de kinderrechter

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).