ECLI:NL:RBAMS:2024:3928

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
C/13/705132 / HA ZA 21-687
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Collectieve actie tegen Stellantis en andere partijen inzake emissieschade

Op 3 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een collectieve actie van verschillende stichtingen tegen Stellantis N.V. en andere partijen, met betrekking tot schade door emissies van voertuigen. De zaken zijn geregistreerd onder de nummers C/13/705132 / HA ZA 21-687, C/13/712754 / HA ZA 22-71 en C/13/712812 / HA ZA 22-72. De eisers, bestaande uit de stichtingen Stichting Emission Claim, Stichting Car Claim en Stichting Diesel Emissions Justice, hebben gezamenlijk vorderingen ingesteld tegen Stellantis en andere betrokken rechtspersonen, waaronder buitenlandse entiteiten en autodealers. De rechtbank heeft het verloop van de procedure besproken, inclusief eerdere tussenvonnissen en verzoeken van de partijen. De rechtbank heeft onder andere een verzoek van Stellantis c.s. om een financieringsovereenkomst te overleggen afgewezen, en heeft geoordeeld dat de ontvankelijkheid van de eisers niet opnieuw beoordeeld hoeft te worden. Tevens is er een verzoek van de stichtingen om Stellantis c.s. te bevelen bepaalde gegevens te verstrekken op grond van artikel 22 Rv besproken, maar de rechtbank heeft besloten hierop vooralsnog geen gebruik te maken. De rechtbank heeft partijen verzocht om verhinderdata voor een mondelinge behandeling in februari en maart 2025 door te geven, en heeft verdere beslissingen aangehouden. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is een belangrijke stap in de collectieve rechtszaak tegen de betrokken partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Vonnis van 3 juli 2024
in de zaak C/13/705132 / HA ZA 21-687 van
de stichting
STICHTING EMISSION CLAIM,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. C. Jeloschek te Amsterdam,
tegen
1. de naamloze vennootschap
STELLANTIS N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STELLANTIS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden 1 en 2,
advocaat mr. A. Knigge te Amsterdam,
en
in de zaak C/13/712754 / HA ZA 22-71 van
de stichting
STICHTING CAR CLAIM,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. P. Haas te Rotterdam,
tegen de hiervoor onder 1 en 2 genoemde gedaagden en tegen
4. de rechtspersoon naar buitenlands recht
STELLANTIS AUTO S.A.S.,voorheen
PSA AUTOMOBILES S.A.,
gevestigd te Poissy, Frankrijk,
5. de rechtspersoon naar buitenlands recht
AUTOMOBILES PEUGEOT S.A.,
gevestigd te Poissy, Frankrijk,
6. de rechtspersoon naar buitenlands recht
AUTOMOBILES CITROËN S.A.S.,
gevestigd te Poissy, Frankrijk,
7. de rechtspersoon naar buitenlands recht
GM DEUTSCHLAND HOLDINGS GMBH,voorheen
ADAM OPEL GMBH,
gevestigd te Frankfurt am Main, Duitsland,
8. de rechtspersoon naar buitenlands recht
OPEL AUTOMOBILE GMBH,
gevestigd te Rüsselsheim am Main, Duitsland,
9. de rechtspersoon naar buitenlands recht
GENERAL MOTORS HOLDINGS LLC,
gevestigd te Detroit (Michigan), Verenigde Staten van Amerika,
10. de rechtspersoon naar buitenlands recht
GENERAL MOTORS COMPANY,
gevestigd te Detroit (Michigan), Verenigde Staten van Amerika,
gedaagden 4 tot en met 10,
advocaat mr. A. Knigge te Amsterdam,
en tegen
gedaagden 11 t/m 137,
de Autodealers, [1]
advocaat mr. M.J. van Joolingen te ’s-Hertogenbosch,
en
in de zaak C/13/712812 / HA ZA 22-72 van
de stichting
STICHTING DIESEL EMISSIONS JUSTICE,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. J.D. Edixhoven te Amsterdam,
tegen de hiervoor onder 1, 2 en 4 tot en met 137 genoemde gedaagden
Eiseressen zullen hierna afzonderlijk SEC, SCC en SDEJ worden genoemd. Gezamenlijk zullen zij de Stichtingen worden genoemd. Gedaagden 1, 2 en 4 tot en met 10 zullen hierna gezamenlijk Stellantis c.s. worden genoemd. Gedaagden 11 t/m 137 zullen hierna gezamenlijk de Autodealers worden genoemd.

1.De procedure

in de zaak C/13/705132 / HA ZA 21-687

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 november 2023,
  • de conclusie van antwoord in fase 2 van gedaagden 1 en 2, met producties,
  • het bericht van de rechtbank van 25 maart 2024,
  • de brief van mr. Knigge van 10 april 2024 met een nader voorstel voor de procesorde,
  • de brief van mr. Edixhoven, met bijlagen, van 19 april 2024 namens de Stichtingen met een verzoek op grond van artikel 22 Rv en een voorstel voor de procesorde,
  • het bericht van mr. Knigge van 22 april 2024,
  • de brief van mr. Edixhoven van 23 april 2024 namens de Stichtingen,
  • de brief van mr. Knigge van 7 mei 2024,
  • de brief van mr. Edixhoven van 10 mei 2024 namens de Stichtingen,
  • de brief van mr. Knigge van 13 mei 2024,
  • de brief van mr. Edixhoven van 15 mei 2024 namens de Stichtingen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
in de zaak C/13/712754 / HA ZA 22-71
1.3.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 november 2023,
  • de conclusie van antwoord in fase 2 van Stellantis c.s., met producties,
  • de conclusie van antwoord in fase 2 van de Autodealers, met producties,
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring op grond van artikel 210 Rv van de Autodealers,
  • het bericht van de rechtbank van 25 maart 2024,
  • de conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident van SCC,
  • de akte uitlating van SCC naar aanleiding van verzoek gedaagden tot het geven van bevel aan SCC op grond van artikel 22 Rv tot overlegging financieringsovereenkomst,
  • de brief van mr. Knigge van 10 april 2024 met een nader voorstel voor de procesorde,
  • de brief van mr. Edixhoven, met bijlagen, van 19 april 2024 namens de Stichtingen met een verzoek op grond van artikel 22 Rv en een voorstel voor de procesorde,
  • het bericht van mr. Knigge van 22 april 2024,
  • de brief van mr. Edixhoven van 23 april 2024 namens de Stichtingen,
  • de brief van mr. Knigge van 7 mei 2024,
  • de brief van mr. Edixhoven van 10 mei 2024 namens de Stichtingen,
  • de brief van mr. Knigge van 13 mei 2024,
  • de brief van mr. Edixhoven van 15 mei 2024 namens de Stichtingen,
  • het vonnis in het incident in vrijwaring van 22 mei 2024.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.
In de zaak C/13/712812 / HA ZA 22-72
1.5.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 november 2023,
  • de conclusie van antwoord in fase 2 van Stellantis c.s., met producties,
  • de conclusie van antwoord in fase 2 van de Autodealers, met producties,
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring op grond van artikel 210 Rv van de Autodealers,
  • het bericht van de rechtbank van 25 maart 2024,
  • de conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident van SDEJ,
  • de antwoordakte van SDEJ naar aanleiding van het verzoek gedaagden tot weigering eisvermeerdering, tevens houdende voorwaardelijk verzoek tot wijziging van eis,
  • de brief van mr. Knigge van 10 april 2024 met een nader voorstel voor de procesorde,
  • de brief van mr. Edixhoven, met bijlagen, van 19 april 2024 namens de Stichtingen met een verzoek op grond van artikel 22 Rv en een voorstel voor de procesorde,
  • het bericht van mr. Knigge van 22 april 2024,
  • de brief van mr. Edixhoven van 23 april 2024 namens de Stichtingen,
  • de brief van mr. Knigge van 7 mei 2024,
  • de brief van mr. Edixhoven van 10 mei 2024 namens de Stichtingen,
  • de brief van mr. Knigge van 13 mei 2024,
  • de brief van mr. Edixhoven van 15 mei 2024 namens de Stichtingen,
  • het vonnis in het incident in vrijwaring van 22 mei 2024.
1.6.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in de zaak C/13/712754 / HA ZA 22-71

Verzoek van Stellantis c.s. om bevel tot overlegging financieringsovereenkomst aan SCC
2.1.
Stellantis c.s. verzoekt de rechtbank SCC te bevelen haar financieringsovereenkomst met CF ND Car Ltd. integraal en zonder onleesbaar gemaakte delen aan de rechtbank en Stellantis c.s. te overleggen, zodat deze overeenkomst alsnog integraal kan worden getoetst aan het waarborgvereiste. Volgens Stellantis c.s. geeft het recente tussenvonnis in een andere collectieve actie daartoe aanleiding. In het tussenvonnis van 24 januari 2024 in de zaak tegen Mercedes-Benz c.s. [2] heeft de rechtbank namelijk geoordeeld dat drie onderdelen van de financieringsovereenkomst, die SCC in die procedure over heeft moeten leggen, (mogelijk) in tegenspraak zijn met het waarborgvereiste. SCC is in die zaak in de gelegenheid gesteld deze onderdelen te schrappen, althans zodanig aan te passen dat de bezwaren van de rechtbank worden ondervangen. Volgens Stellantis c.s. is het opmerkelijk dat in de onderhavige procedure, waar het gaat om dezelfde financieringsovereenkomst van dezelfde stichting, de financieringsovereenkomst niet in het geding is gebracht en die overeenkomst niet is getoetst door de rechtbank aan het waarborgvereiste. Daarom moet dit alsnog gebeuren. De Autodealers hebben zich aangesloten bij het verzoek van Stellantis c.s.
2.2.
SCC vindt dat het verzoek van Stellantis c.s. en de Autodealers moet worden afgewezen.
2.3.
De rechtbank overweegt als volgt. De ontvankelijkheid van SCC, met inbegrip van het waarborgvereiste, is beoordeeld in het tussenvonnis van 16 augustus 2023. De rechtbank heeft destijds op basis van het toen gevoerde debat geen reden gezien om SCC te bevelen haar financieringsovereenkomst te overleggen. Beslist is toen dat SCC voldeed aan het waarborgvereiste en ontvankelijk is. De ex nunc-toetsing van het waarborgvereiste kan meebrengen dat het al dan niet voldoen aan dat vereiste onder bepaalde omstandigheden opnieuw aan een beoordeling kan worden onderworpen. Daarbij dient dan wel sprake te zijn van nieuwe feiten of omstandigheden die van voldoende betekenis zijn. Daar is in dit geval geen sprake van. Dat in een andere procedure waarin SCC als eiseres optreedt een andere beslissing is genomen en is beslist dat de financieringsovereenkomst daar in het geding moet worden gebracht, is van onvoldoende betekenis. In beide zaken heeft immers elk een eigen, deels ander debat, plaatsgevonden. De rechtbank ziet daarmee geen aanleiding om in deze zaak het debat over de ontvankelijkheid van SCC te heropenen of om die ontvankelijkheid aan een hernieuwde beoordeling te onderwerpen.
Naar het oordeel van de rechtbank is ook geen sprake van schending van artikel 21 Rv doordat SCC de financieringsovereenkomst niet uit eigen beweging in het geding heeft gebracht, zoals Stellantis c.s. betoogt.
in de zaak C/13/712812 / HA ZA 22-72
Terugkomen van eerdere beslissing over toelaatbaarheid eisvermeerdering SDEJ?
2.4.
Stellantis c.s. maakt bezwaar tegen de eisvermeerdering zoals door SDEJ is gedaan tijdens de zitting van 14 maart 2023 en waarover door de rechtbank in het vonnis van 16 augustus 2023 is geoordeeld dat deze eiswijziging is toegestaan. De eisvermeerdering houdt een verruiming in van de door SDEJ gehanteerde definitie van het begrip Relevante Periode, oftewel de periode waarop de door SDEJ ingestelde vorderingen betrekking hebben. Oorspronkelijk betrof het de periode tussen 1 september 2009 en 1 september 2019. Na de eisvermeerdering (waarbij de einddatum van de periode is verruimd tot aan de datum van de in deze procedure te wijzen einduitspraak, voor zover in die periode de Euro 5 of 6 emissienorm van toepassing was) heeft de relevante periode een open einde en vallen ook Autobezitters die nu nog niet, maar in de toekomst wel een Getroffen Voertuig kopen of leasen dat mogelijk zelfs nog ontwikkeld en/of geproduceerd moet worden onder de achterban van SDEJ. Stellantis c.s. voert meerdere argumenten aan en verzoekt de rechtbank om terug te komen van haar eerdere beslissing en de eisvermeerdering (alsnog) te weigeren wegens strijd met de daaraan in artikel 130 Rv gestelde eisen en/of de eisen van artikel 3:305a BW (oud) en/of een goede procesorde. De Autodealers hebben zich aangesloten bij het standpunt van Stellantis c.s.
2.5.
SDEJ verzet zich tegen het verzoek van Stellantis c.s. en de Autodealers.
2.6.
De eerdere beslissing van de rechtbank om de eiswijziging toe te staan is een procedurele beslissing. Daarvan kan de rechtbank in beginsel terugkomen. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om terug te komen van de beslissing om de eiswijziging toe te staan. De eiswijziging maakt de onderhavige procedure namelijk te ingewikkeld. De achterban van SDEJ wordt door de eiswijziging een niet afgebakende groep, omdat deze wordt uitgebreid met nog onbekende mogelijk toekomstige belanghebbenden. Hetzelfde geldt voor de Getroffen Voertuigen. Dergelijke onduidelijkheid staat een goed debat over de vorderingen in de weg en is dus in strijd met de eisen van een goede procesorde. De eiswijziging van SDEJ wordt dan ook alsnog geweigerd.
in alle zaken
Verzoek Stichtingen om Stellantis c.s. op de voet van artikel 22 Rv te bevelen bepaalde gegevens te verstrekken
2.7.
De Stichtingen verzoeken de rechtbank Stellantis c.s. op te dragen een aantal vragen te beantwoorden en stukken over te leggen op grond van artikel 22 Rv. Dit verzoek heeft betrekking op informatie over de technische werking van de emissiesoftware. Dit is van belang om de ontoelaatbaarheid van deze software vast te stellen en daarmee de aansprakelijkheid van Stellantis c.s., aldus de Stichtingen.
2.8.
Stellantis c.s. verzet zich hiertegen.
2.9.
De rechtbank ziet op dit moment geen aanleiding om van de bevoegdheid van artikel 22 Rv gebruik te maken.
De verdere procedure
2.10.
Dan hebben partijen nog regievoorstellen gedaan over het verdere verloop van de procedure. Omdat gedaagden al een conclusie van antwoord hebben ingediend, zal de rechtbank de zaak verwijzen voor het bepalen van een mondelinge behandeling. Recent is het niet gelukt om een datum voor een mondelinge behandeling te reserveren in de laatste maanden van 2024. De rechtbank zal nu verhinderdata opvragen voor de maanden februari en maart 2025. Indien partijen meer dan vijf verhinderdata opgeven per maand, dan kan de rechtbank niet garanderen dat zij daarmee rekening houdt.
2.11.
Deze mondelinge behandeling zal zich beperken tot de vraag naar de aansprakelijkheid van gedaagden jegens de personen voor wie de Stichtingen optreden, inclusief de bewijslast en het artikel 22 Rv verzoek. De rechtbank vraagt partijen om met een gezamenlijk voorstel te komen voor een agenda van deze mondelinge behandeling inclusief een voorstel voor de spreektijd per procespartij. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen hun standpunten waar mogelijk op elkaar afstemmen om herhaling te voorkomen.
2.12.
Met betrekking tot het indienen van nadere stukken bepaalt de rechtbank dat partijen tot uiterlijk acht weken voor de mondelinge behandeling nadere stukken mogen indienen.

3.De beslissing

De rechtbank
in alle zaken
3.1.
verzoekt partijen hun verhinderdata voor de maanden februari en maart 2025 en een agendavoorstel voor de mondelinge behandeling door te geven op de rol van 31 juli 2024,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Kruis, mr. N.C.H. Blankevoort en mr. M. Wouters, rechters, bijgestaan door mr. P. Palanciyan, griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024.

Voetnoten

1.Voor de gegevens van gedaagden 11 t/m 137 wordt verwezen naar het vonnis van 16 augustus 2023.