3.3.1.Ten aanzien van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde (mishandeling)
Aangeefster heeft op 10 september 2023 aangifte gedaan van huiselijk geweld door verdachte, haar toenmalige partner. In haar aangifte heeft zij verklaard dat verdachte op drie momenten gewelddadig is geweest. Aangeefster heeft in haar aangifte verklaard dat ze op 2 februari 2023 op een feestje was van [getuige] (hierna: [getuige] ). Ze verklaarde dat toen zij in de badkamer was, verdachte de badkamerdeur heeft opengebroken en haar bij haar keel heeft gepakt en tegen de muur aan heeft geduwd. Het tweede incident heeft plaatsgevonden op 26 april 2023. Aangeefster en verdachte kregen ruzie. Ze verklaarde dat verdachte haar heeft geslagen en een stofzuigerbuis op haar lichaam heeft laten vallen. Hierna pakte verdachte haar vast bij haar haren en sloeg haar tegen de muur. Aangeefster verklaarde dat ze hierna van het balkon was afgesprongen en naar [getuige] toe was gegaan. Ten slotte licht ze een incident toe van 22 augustus 2023. Zij verklaarde dat verdachte haar op straat bij haar keel had gepakt en tegen de muur had geduwd. Toen ze bij haar thuis waren, had verdachte haar in haar gezicht geslagen, haar meerdere keren bij haar keel gegrepen en in haar gezicht gebeten.
In het dossier bevinden zich foto’s van het letsel van aangeefster met een nadere beschrijving van de incidenten op 26 april 2023 en 22 augustus 2023.
Uit het getuigenverhoor van [getuige] blijkt dat er op zijn feestje een incident heeft plaatsgevonden met verdachte. Hij verklaarde verder dat hij op 27 april 2023 werd gebeld door aangeefster. Zij gaf tijdens dit telefoongesprek aan dat ze was gevlucht en van het balkon af was gesprongen. [getuige] had haar opgehaald en zag toen blauwe plekken in haar gezicht.
Ter terechtzitting heeft verdachte het ten laste gelegde ontkend. Ten aanzien van het incident op 2 februari 2023 heeft verdachte erkend dat hij de badkamerdeur heeft opengebroken, maar dat hij aangeefster niets heeft aangedaan. Over 26 april 2023 heeft verdachte verklaard dat aangeefster weliswaar van het balkon was gesprongen, maar dat hij daar niets mee te maken heeft gehad.
De rechtbank is op basis van bovenstaande van oordeel dat de aangifte betrouwbaar is en voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder de foto’s van het letsel bij aangeefster en de verklaring van getuige [getuige] . Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van aangeefster.
3.3.3.Ten aanzien van het in zaak A onder 1 (belaging) en 3 (gedragsaanwijzing) en het in zaak B onder 2 (belaging) en 3 (gedragsaanwijzing) ten laste gelegde
De rechtbank constateert dat de handelingen die onder zaak A, feiten 1 en 3, en zaak B, feiten 2 en 3 zijn ten laste gelegd, handelingen betreffen die zijn gepleegd in een aaneengesloten periode. Voor de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank deze feiten daarom gezamenlijk bespreken.
Naar aanleiding van de verdenking van de mishandeling (zaak B, feit 1) heeft verdachte op 27 oktober 2023 een gedragsaanwijzing opgelegd gekregen voor de duur van 90 dagen. De gedragsaanwijzing hield in dat verdachte zich niet mocht ophouden binnen een straal van duizend meter van [adres 2] te Amsterdam en dat verdachte geen contact met aangeefster mocht opnemen. Uit de akte blijkt dat de gedragsaanwijzing op dezelfde dag in persoon aan verdachte is uitgereikt.
Op 14 november 2023 heeft aangeefster bij de politie melding gemaakt van belaging door verdachte in de periode van februari 2023 tot en met 14 november 2023. Zij verklaarde dat verdachte ongeveer 33 keer telefonisch contact met haar heeft opgenomen, meerdere e-mails heeft gestuurd via verschillende e-mailaccounts en diverse malen kleine bedragen op haar bankrekening heeft gestort.
De gedragsaanwijzing is per 25 januari 2024 met negentig dagen verlengd. De akte is op 11 januari 2024 in persoon aan verdachte uitgereikt.
Aangeefster heeft op 21 februari 2024 wederom aangifte gedaan van belaging door verdachte. Zij verklaarde dat ze dagelijks meerdere e-mails en WhatsAppberichten kreeg van verdachte en dat hij steeds kleine bedragen op haar bankrekening, waar hij ook kleine berichten bij zet. Ze verklaarde verder dat hij vrienden en familie van haar heeft benaderd en accounts op Instagram heeft aangemaakt waar hij foto’s en video’s van haar op heeft geplaatst.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) komt betekenis toe aan de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank het volgende vast.
In het dossier bevinden zich schermafbeeldingen van e-mails die zijn verstuurd naar aangeefster. Zoals hiervoor in rubriek 3.3.2. beschreven, heeft verdachte ter terechtzitting bekend dat hij verschillende e-mails met verschillende e-mailaccounts heeft gestuurd die gericht waren aan aangeefster. Uit onderzoek is gebleken dat verdachte in de maanden september, oktober en november van 2023 op meerdere dagen, op verschillende tijdstippen en vanuit verschillende e-mailadressen e-mails heeft verstuurd. Naar voren is gekomen dat de eerste e-mail op 20 september 2023 is verstuurd. Op 21 februari 2024 is in de woning van verdachte een Samsung tablet in beslag genomen. Uit onderzoek van de tablet is gebleken dat er in de periode van 23 november 2023 tot en met 21 februari 2024 vanaf de tablet 596 e-mails zijn verstuurd naar het e-mailadres van aangeefster. De rechtbank heeft eerder in rubriek 3.3.2. vastgesteld dat deze e-mails bedreigend van aard waren. Gedurende deze periode is er slechts één e-mail verstuurd vanuit het e-mailadres van aangeefster naar verdachte. In deze mail heeft zij verdachte verzocht haar met rust te laten.
In de aangiftes verklaart aangeefster dat verdachte haar meerdere berichten heeft gestuurd via WhatsApp, met onder andere het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Op 14 december 2023 heeft zij de politie diverse schermafbeeldingen van WhatsAppberichten afkomstig van verdachte toegestuurd. De berichten op de schermafbeeldingen zijn verstuurd op meerdere dagen en op verschillende tijdstippen in de maand november 2023.
Zowel bij de rechter-commissaris als ter terechtzitting heeft verdachte erkend dat hij aangeefster heeft gebeld, ook nadat hij de gedragsaanwijzing opgelegd had gekregen. Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , waarmee verdachte WhatsAppberichten naar aangeefster heeft verstuurd, blijkt dat er in de periode van 11 november 2023 om 18.09 uur tot en met 21 november 2023 om 11.42 uur 778 contactmomenten zijn met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , dat aan aangeefster toebehoort.
In het dossier bevinden zich verder schermafbeeldingen van de betaalrekening van aangeefster. Hieruit is gebleken dat verdachte in de maanden oktober en november van 2023 en in februari van 2024 op meerdere dagen en op verschillende tijdstippen kleine bedragen op de rekening van aangeefster heeft gestort. Bij sommige overschrijvingen heeft verdachte in het onderwerp van de overschrijving ook kleine berichten meegestuurd. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij middels geldoverschrijvingen contact heeft gezocht met aangeefster.
Belaging
Op basis van het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft aangeefster een grote hoeveelheid e-mails gestuurd, in de periode van 23 november 2023 tot en met 21 februari 2024 betroffen het ruim 596 e-mails. Daarnaast heeft hij meermaals telefonisch contact gezocht met aangeefster, in een periode van tien dagen zelfs 778 keer. Hij heeft ook op andere wijze contact gezocht met aangeefster, namelijk via WhatsAppberichten. Tot slot heeft verdachte ook kleine bedragen overgemaakt en hierbij kleine berichten meegestuurd.
Het moest voor verdachte duidelijk zijn dat aangeefster geen contact meer met hem wilde hebben nadat verdachte geen reactie kreeg op zijn e-mails, telefoongesprekken, WhatsAppberichten en geldoverschrijvingen. Dit werd bovendien benadrukt toen een politieagent op 27 oktober 2023 aan verdachte meedeelde dat aangeefster op geen enkele wijze contact meer met hem wilde hebben. Verdachte heeft hierop gereageerd dat dit hem op dat moment duidelijk was. Bovenal had verdachte dit moeten weten aangezien hem op 27 oktober 2023 een contact- en locatieverbod met aangeefster was opgelegd en dit op 28 december 2024 voor de periode vanaf 25 januari 2024, met 90 dagen was verlengd. Desondanks is verdachte doorgegaan met het op verschillende manieren zoeken van contact met aangeefster. Volgens de rechtbank toont dit aan dat verdachte welbewust contact is blijven zoeken met aangeefster, ook nadat hem duidelijk was geworden dat zij dit niet wilde.
Gelet op deze handelingen, in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een opzettelijke, wederrechtelijke, stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
Hieruit blijkt ook dat verdachte in de ten laste gelegde periode het oogmerk had om aangeefster te dulden dat hij met haar contact opnam. Gelet op de omstandigheid dat de bedreigende e-mailberichten zijn verstuurd op 21 februari 2024, is de rechtbank van oordeel dat verdachte gedurende de periode van 29 oktober 2023 tot en met 21 februari 2024 het oogmerk had om aangeefster te dulden dat hij met haar contact opnam en vrees aan te jagen dat hij haar zou mishandelen.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich aan belaging schuldig heeft gemaakt in de ten laste gelegde periodes, met dien verstande dat de rechtbank voor feit 2 in zaak B een kortere periode bewezen acht, nu de eerste e-mail is verzonden op 20 september 2023.
Gedragsaanwijzing
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij contact met aangeefster heeft gezocht, terwijl hij wist dat hij een gedragsaanwijzing had. Uit het dossier blijkt dat de gedragsaanwijzing en de verlenging van de gedragsaanwijzing in persoon aan verdachte waren uitgereikt en dat de inhoud hiervan ook aan verdachte was medegedeeld.
Op basis van de bekennende verklaring van verdachte en de overige inhoud van het dossier concludeert de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van een gedragsaanwijzing in de periode van 27 oktober 2023 tot en met 14 november 2023 en in de periode van 29 oktober 2023 tot en met 21 februari 2024.
Partiële vrijspraak zaak A, feit 1
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij – naast het rechtstreeks contact zoeken met aangeefster – ook contact heeft gelegd met een persoon in haar directe omgeving, te weten [persoon] . Verdachte heeft verklaard dat hij contact met [persoon] heeft gezocht om het telefoonnummer van aangeefster te achterhalen. Dat verdachte meerdere vrienden of familieleden heeft benaderd, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van het ten laste gelegde benaderen van vrienden en/of familieleden van aangeefster.