ECLI:NL:RBAMS:2024:3924

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
13/061966-24 (zaak A) en 13/309505-23 (zaak B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, bedreiging en mishandeling met oplegging van ISD-maatregel en contactverbod

Op 31 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling en het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing. De rechtbank heeft de zaken, aangeduid als zaak A en zaak B, gevoegd behandeld. De verdachte is veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar en een contact- en locatieverbod van drie jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een lange periode zijn ex-partner heeft lastiggevallen door middel van bedreigende e-mails, telefoontjes en belaging. De verdachte heeft in totaal 778 keer contact gezocht en meer dan 596 e-mails verstuurd, ondanks een eerder opgelegde gedragsaanwijzing die hem verbood contact op te nemen met het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft ook de impact van de gedragingen van de verdachte op het slachtoffer in overweging genomen, wat heeft geleid tot de beslissing om de ISD-maatregel op te leggen. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/061966-24 (A) en 13/309505-23 (B) (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering tul: 13/013602-21
Datum uitspraak: 31 mei 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1988 te [geboorteplaats 1] ( [land van herkomst 1] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te [plaats detentie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 17 mei 2024.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.D. Braber, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.W.J. Faber, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
zaak A:
belaging van [aangeefster] in de periode van 29 oktober 2023 tot en met 21 februari 2024 te Amsterdam;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling van [aangeefster] in de periode van 14 november 2023 tot en met 21 februari 2024 te Amsterdam;
het overtreden van een gedragsaanwijzing in de periode van 29 oktober 2023 tot en met 21 februari 2024 te Amsterdam.
zaak B:
mishandeling van [aangeefster] in de periode van november 2022 tot en met 10 september 2023 te Amsterdam en/of ‘s Gravenhage;
belaging van [aangeefster] in de periode van november 2022 tot en met 14 november 2023 te Amsterdam;
het overtreden van een gedragsaanwijzing in de periode van 27 oktober 2023 tot en met 14 november 2023 te Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Zaak A, feiten 1, 2 en 3, zaak B, feit 3
De raadsman heeft zich ten aanzien van bovengenoemde zaken gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Zaak B, feit 1
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte, wegens gebrek aan bewijs, moet worden vrijgesproken van het in zaak B, onder 1, ten laste gelegde feit. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de aangifte, de bijgevoegde foto’s en de verklaring van de huisarts enkel op het incident zien dat heeft plaatsgevonden in Den Haag op 26 april 2023. Voor de overige incidenten wordt niet voldaan aan het bewijsminimum.
Zaak B, feit 2
Ten aanzien van zaak B, feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de gedragingen niet zodanig indringend van aard zijn geweest als is vereist voor een bewezenverklaring. Daar komt bij dat verdachte en aangeefster gedurende de ten laste gelegde periode een relatie hadden. Daarom kan op grond van het dossier ook niet worden bewezen dat er sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal voor de leesbaarheid van het vonnis eerst de mishandeling bespreken en daarna de bedreiging. Ten slotte worden de belaging en het overtreden van de gedragsaanwijzing gezamenlijk besproken.
3.3.1.
Ten aanzien van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde (mishandeling)
Aangeefster heeft op 10 september 2023 aangifte gedaan van huiselijk geweld door verdachte, haar toenmalige partner. In haar aangifte heeft zij verklaard dat verdachte op drie momenten gewelddadig is geweest. Aangeefster heeft in haar aangifte verklaard dat ze op 2 februari 2023 op een feestje was van [getuige] (hierna: [getuige] ). Ze verklaarde dat toen zij in de badkamer was, verdachte de badkamerdeur heeft opengebroken en haar bij haar keel heeft gepakt en tegen de muur aan heeft geduwd. Het tweede incident heeft plaatsgevonden op 26 april 2023. Aangeefster en verdachte kregen ruzie. Ze verklaarde dat verdachte haar heeft geslagen en een stofzuigerbuis op haar lichaam heeft laten vallen. Hierna pakte verdachte haar vast bij haar haren en sloeg haar tegen de muur. Aangeefster verklaarde dat ze hierna van het balkon was afgesprongen en naar [getuige] toe was gegaan. Ten slotte licht ze een incident toe van 22 augustus 2023. Zij verklaarde dat verdachte haar op straat bij haar keel had gepakt en tegen de muur had geduwd. Toen ze bij haar thuis waren, had verdachte haar in haar gezicht geslagen, haar meerdere keren bij haar keel gegrepen en in haar gezicht gebeten.
In het dossier bevinden zich foto’s van het letsel van aangeefster met een nadere beschrijving van de incidenten op 26 april 2023 en 22 augustus 2023.
Uit het getuigenverhoor van [getuige] blijkt dat er op zijn feestje een incident heeft plaatsgevonden met verdachte. Hij verklaarde verder dat hij op 27 april 2023 werd gebeld door aangeefster. Zij gaf tijdens dit telefoongesprek aan dat ze was gevlucht en van het balkon af was gesprongen. [getuige] had haar opgehaald en zag toen blauwe plekken in haar gezicht.
Ter terechtzitting heeft verdachte het ten laste gelegde ontkend. Ten aanzien van het incident op 2 februari 2023 heeft verdachte erkend dat hij de badkamerdeur heeft opengebroken, maar dat hij aangeefster niets heeft aangedaan. Over 26 april 2023 heeft verdachte verklaard dat aangeefster weliswaar van het balkon was gesprongen, maar dat hij daar niets mee te maken heeft gehad.
De rechtbank is op basis van bovenstaande van oordeel dat de aangifte betrouwbaar is en voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder de foto’s van het letsel bij aangeefster en de verklaring van getuige [getuige] . Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van aangeefster.
3.3.2.
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde (bedreiging)
Ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat hij verschillende e-mails heeft gestuurd die gericht waren aan aangeefster, waaronder de e-mails die zijn verstuurd op 21 februari 2024. De rechtbank is van oordeel dat de aard van de uitingen in deze e-mails van dien aard zijn dat in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat aangeefster door toedoen van verdachte zwaar zou kunnen worden mishandeld of het leven zou kunnen verliezen.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de overige inhoud van het dossier concludeert de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
3.3.3.
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 (belaging) en 3 (gedragsaanwijzing) en het in zaak B onder 2 (belaging) en 3 (gedragsaanwijzing) ten laste gelegde
De rechtbank constateert dat de handelingen die onder zaak A, feiten 1 en 3, en zaak B, feiten 2 en 3 zijn ten laste gelegd, handelingen betreffen die zijn gepleegd in een aaneengesloten periode. Voor de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank deze feiten daarom gezamenlijk bespreken.
Naar aanleiding van de verdenking van de mishandeling (zaak B, feit 1) heeft verdachte op 27 oktober 2023 een gedragsaanwijzing opgelegd gekregen voor de duur van 90 dagen. De gedragsaanwijzing hield in dat verdachte zich niet mocht ophouden binnen een straal van duizend meter van [adres 2] te Amsterdam en dat verdachte geen contact met aangeefster mocht opnemen. Uit de akte blijkt dat de gedragsaanwijzing op dezelfde dag in persoon aan verdachte is uitgereikt.
Op 14 november 2023 heeft aangeefster bij de politie melding gemaakt van belaging door verdachte in de periode van februari 2023 tot en met 14 november 2023. Zij verklaarde dat verdachte ongeveer 33 keer telefonisch contact met haar heeft opgenomen, meerdere e-mails heeft gestuurd via verschillende e-mailaccounts en diverse malen kleine bedragen op haar bankrekening heeft gestort.
De gedragsaanwijzing is per 25 januari 2024 met negentig dagen verlengd. De akte is op 11 januari 2024 in persoon aan verdachte uitgereikt.
Aangeefster heeft op 21 februari 2024 wederom aangifte gedaan van belaging door verdachte. Zij verklaarde dat ze dagelijks meerdere e-mails en WhatsAppberichten kreeg van verdachte en dat hij steeds kleine bedragen op haar bankrekening, waar hij ook kleine berichten bij zet. Ze verklaarde verder dat hij vrienden en familie van haar heeft benaderd en accounts op Instagram heeft aangemaakt waar hij foto’s en video’s van haar op heeft geplaatst.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) komt betekenis toe aan de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank het volgende vast.
In het dossier bevinden zich schermafbeeldingen van e-mails die zijn verstuurd naar aangeefster. Zoals hiervoor in rubriek 3.3.2. beschreven, heeft verdachte ter terechtzitting bekend dat hij verschillende e-mails met verschillende e-mailaccounts heeft gestuurd die gericht waren aan aangeefster. Uit onderzoek is gebleken dat verdachte in de maanden september, oktober en november van 2023 op meerdere dagen, op verschillende tijdstippen en vanuit verschillende e-mailadressen e-mails heeft verstuurd. Naar voren is gekomen dat de eerste e-mail op 20 september 2023 is verstuurd. Op 21 februari 2024 is in de woning van verdachte een Samsung tablet in beslag genomen. Uit onderzoek van de tablet is gebleken dat er in de periode van 23 november 2023 tot en met 21 februari 2024 vanaf de tablet 596 e-mails zijn verstuurd naar het e-mailadres van aangeefster. De rechtbank heeft eerder in rubriek 3.3.2. vastgesteld dat deze e-mails bedreigend van aard waren. Gedurende deze periode is er slechts één e-mail verstuurd vanuit het e-mailadres van aangeefster naar verdachte. In deze mail heeft zij verdachte verzocht haar met rust te laten.
In de aangiftes verklaart aangeefster dat verdachte haar meerdere berichten heeft gestuurd via WhatsApp, met onder andere het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Op 14 december 2023 heeft zij de politie diverse schermafbeeldingen van WhatsAppberichten afkomstig van verdachte toegestuurd. De berichten op de schermafbeeldingen zijn verstuurd op meerdere dagen en op verschillende tijdstippen in de maand november 2023.
Zowel bij de rechter-commissaris als ter terechtzitting heeft verdachte erkend dat hij aangeefster heeft gebeld, ook nadat hij de gedragsaanwijzing opgelegd had gekregen. Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , waarmee verdachte WhatsAppberichten naar aangeefster heeft verstuurd, blijkt dat er in de periode van 11 november 2023 om 18.09 uur tot en met 21 november 2023 om 11.42 uur 778 contactmomenten zijn met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , dat aan aangeefster toebehoort.
In het dossier bevinden zich verder schermafbeeldingen van de betaalrekening van aangeefster. Hieruit is gebleken dat verdachte in de maanden oktober en november van 2023 en in februari van 2024 op meerdere dagen en op verschillende tijdstippen kleine bedragen op de rekening van aangeefster heeft gestort. Bij sommige overschrijvingen heeft verdachte in het onderwerp van de overschrijving ook kleine berichten meegestuurd. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij middels geldoverschrijvingen contact heeft gezocht met aangeefster.
Belaging
Op basis van het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft aangeefster een grote hoeveelheid e-mails gestuurd, in de periode van 23 november 2023 tot en met 21 februari 2024 betroffen het ruim 596 e-mails. Daarnaast heeft hij meermaals telefonisch contact gezocht met aangeefster, in een periode van tien dagen zelfs 778 keer. Hij heeft ook op andere wijze contact gezocht met aangeefster, namelijk via WhatsAppberichten. Tot slot heeft verdachte ook kleine bedragen overgemaakt en hierbij kleine berichten meegestuurd.
Het moest voor verdachte duidelijk zijn dat aangeefster geen contact meer met hem wilde hebben nadat verdachte geen reactie kreeg op zijn e-mails, telefoongesprekken, WhatsAppberichten en geldoverschrijvingen. Dit werd bovendien benadrukt toen een politieagent op 27 oktober 2023 aan verdachte meedeelde dat aangeefster op geen enkele wijze contact meer met hem wilde hebben. Verdachte heeft hierop gereageerd dat dit hem op dat moment duidelijk was. Bovenal had verdachte dit moeten weten aangezien hem op 27 oktober 2023 een contact- en locatieverbod met aangeefster was opgelegd en dit op 28 december 2024 voor de periode vanaf 25 januari 2024, met 90 dagen was verlengd. Desondanks is verdachte doorgegaan met het op verschillende manieren zoeken van contact met aangeefster. Volgens de rechtbank toont dit aan dat verdachte welbewust contact is blijven zoeken met aangeefster, ook nadat hem duidelijk was geworden dat zij dit niet wilde.
Gelet op deze handelingen, in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een opzettelijke, wederrechtelijke, stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
Hieruit blijkt ook dat verdachte in de ten laste gelegde periode het oogmerk had om aangeefster te dulden dat hij met haar contact opnam. Gelet op de omstandigheid dat de bedreigende e-mailberichten zijn verstuurd op 21 februari 2024, is de rechtbank van oordeel dat verdachte gedurende de periode van 29 oktober 2023 tot en met 21 februari 2024 het oogmerk had om aangeefster te dulden dat hij met haar contact opnam en vrees aan te jagen dat hij haar zou mishandelen.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich aan belaging schuldig heeft gemaakt in de ten laste gelegde periodes, met dien verstande dat de rechtbank voor feit 2 in zaak B een kortere periode bewezen acht, nu de eerste e-mail is verzonden op 20 september 2023.
Gedragsaanwijzing
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij contact met aangeefster heeft gezocht, terwijl hij wist dat hij een gedragsaanwijzing had. Uit het dossier blijkt dat de gedragsaanwijzing en de verlenging van de gedragsaanwijzing in persoon aan verdachte waren uitgereikt en dat de inhoud hiervan ook aan verdachte was medegedeeld.
Op basis van de bekennende verklaring van verdachte en de overige inhoud van het dossier concludeert de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van een gedragsaanwijzing in de periode van 27 oktober 2023 tot en met 14 november 2023 en in de periode van 29 oktober 2023 tot en met 21 februari 2024.
Partiële vrijspraak zaak A, feit 1
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij – naast het rechtstreeks contact zoeken met aangeefster – ook contact heeft gelegd met een persoon in haar directe omgeving, te weten [persoon] . Verdachte heeft verklaard dat hij contact met [persoon] heeft gezocht om het telefoonnummer van aangeefster te achterhalen. Dat verdachte meerdere vrienden of familieleden heeft benaderd, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van het ten laste gelegde benaderen van vrienden en/of familieleden van aangeefster.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
ten aanzien van zaak A, feit 1:
op meerdere tijdstippen in de periode van de 29 oktober 2023 tot en met 21 februari 2024 te Amsterdam, telkens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster] , met het oogmerk voornoemde [aangeefster] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk op verschillende data en tijdstippen in voornoemde periode meermalen,
- voornoemde [aangeefster] via verschillende accounts bedreigende emailberichten en Whatsapp berichten en Instagramberichten gestuurd en
- voornoemde [aangeefster] gebeld en
- kleine geldbedragen op de rekening van voornoemde [aangeefster] gestort en bij het onderwerp van de overschrijving kleine berichten meegestuurd en
terwijl hem, verdachte, in elk geval op 26 november 2023 te kennen is gegeven dat voornoemde [aangeefster] geen contact meer met hem, verdachte, wenste;
ten aanzien van zaak A, feit 2:
op meerdere tijdstippen in de periode van 14 november 2023 tot en met 21 februari 2024 te Amsterdam, [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door vernoemde [aangeefster] per email en Whatsapp en
Instagram telkens dreigend de woorden toe te voegen:
- “ Je hoort afgeknapt te worden in de kop en in de sloot begraven worden vuile kanker Jood” en
- “ Ook al reageer je maak ik je af” en
- “ Ik maak je echt af [voornaam aangeefster] , denk aan hoe je begravenis zal zijn met al je vrienden die je geneukt hebt bij elkaar,!!!!! je bent van mij tot je dood" en
- “ Als ik jou niet kan pakken pak ik iemand naast jou z ver zal ik gaan tot je spijt hebt dat je op aarde bent verschenen, verstop jou de grond in,!!!! ik zal berter iedereen laten verhuizen” en
- “ Niemand zal rusten tot je dood, je ouders ook” en
- “ Kanker hoer ik snij je kop eraf!!!! mij!!!!! Zo behandelen!!!! Omg ik ga het je zuur maken levens in de fik gooien” en
- “ Op onze bed een andere neuken?! Je gaat dood nix maar!!!!! Ik maaak jou affffff!!!!!!!Omg" en
- “ Ik steek je in de fik met bezine" en
- “ Ik snij je kut zo ver open dat je nooit meer je kut zal willen uitdelen als broodje kaas” en
- “ En jou verminken als de KKR monster die je bent!!!! ik ga niet zeggen hoe maar je moeder zal jou niet herkennen als 't klaar is geloof me” en
- “ Verdomme je speelt met je kk leven en ik zal de mijne weggooie voor dit” en
- “ Je haalt de duivel in me naar buiten, je gaat zien [voornaam aangeefster] dat me ogen zelfs rood zullen zijn als je voor me staat en ik zal de laatste zijn die je ziet! Fucking engel des doods”;
ten aanzien van zaak A, feit 3:
op meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 29 oktober 2023 tot en met 21 februari 2024 te Amsterdam, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten
de gedragsaanwijzing d.d. 27 oktober 2023 en de verlenging van deze gedragsaanwijzing d.d. 29 december 2023, gegeven door de officier van justitie te Amsterdam, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte,
- zich gedurende een periode van telkens 90 dagen zal onthouden van iedere vorm van contact met [aangeefster] en
- zich niet op te houden in een straal van 1 kilometer (1000 meter) van de openbare weg en/of een aangelegen erf en/of tuin van [adres 2] te Amsterdam;
ten aanzien van zaak B, feit 1:
op meerdere tijdstippen gelegen in de periode van november 2022 tot en met 10 september 2023 te Amsterdam en 's Gravenhage, telkens meermalen [aangeefster] heeft
mishandeld door (met kracht)
- voornoemde [aangeefster] bij haar keel vast te pakken en/of vast te houden en
- de keel van voornoemde [aangeefster] dicht te drukken en/of dichtgedrukt te houden en
- voornoemde [aangeefster] (bij haar arm(en)) vast te pakken en/of vast te houden en
- voornoemde [aangeefster] mee te trekken en/of mee te slepen en
- voornoemde [aangeefster] te duwen en
- voornoemde [aangeefster] in haar gezicht/gelaat en/of op/tegen haar hoofd en/of haar lichaam te slaan en/of te stompen en
- voornoemde [aangeefster] met een stofzuigerbuis, althans een voorwerp, op/tegen haar lichaam te slaan en
- voornoemde [aangeefster] aan/bij haar haren vast te pakken en vast te houden en vervolgens tegen een muur te slaan en
- voornoemde [aangeefster] in haar gezicht/gelaat te bijten;
ten aanzien van zaak B, feit 2:
op meerdere tijdstippen in de periode van 20 september 2023 tot en met 14 november 2023, te Amsterdam, telkens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster] , met het oogmerk voornoemde [aangeefster] te dwingen iets te dulden, immers heeft hij, verdachte, meermalen
- voornoemde [aangeefster] via verschillende accounts emailberichten gestuurd en
- voornoemde [aangeefster] gebeld en
- kleine geldbedragen op de rekening van voornoemde [aangeefster] gestort en bij het onderwerp van de overschrijving kleine berichten meegestuurd;
ten aanzien van zaak B, feit 3:
op meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 27 oktober 2023 tot en met 14 november 2023 te Amsterdam, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 27 oktober 2023, gegeven door de officier van justitie te Amsterdam, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte,
- zich gedurende een periode van 90 dagen zal onthouden van iedere vorm van
contact met [aangeefster] en
- zich gedurende een periode van 90 dagen niet zal op te houden op de openbare weg en/of een aangelegen erf en/of tuin of in de omgeving van [adres 2] te Amsterdam.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Die bewijsmiddelen zijn opgesomd in
bijlage IIbij dit vonnis.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren zonder aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er wordt voldaan aan de zogeheten ‘harde’ en ‘zachte’ criteria voor de ISD-maatregel.
7.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft opgemerkt dat verdachte voldoet aan de harde en zachte criteria voor de ISD-maatregel en dat er, gezien de verblijfsstatus van verdachte, geen alternatief voorhanden is. Om die reden verzoekt de raadsman om aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zijn ex-partner gedurende een lange periode op stelselmatige en indringende wijze lastiggevallen. Hij heeft 778 keer telefonisch contact gezocht en ruim 596 e-mails verstuurd. Ook heeft hij veelvuldig geprobeerd om met aangeefster in contact te komen door geld over te schrijven op haar rekening en hier kleine berichten bij te plaatsen. Dit heeft verdachte gedaan terwijl aan hem door een politieagent was uitgelegd dat aangeefster geen contact meer wenste te hebben met verdachte. Ook de opgelegde gedragsaanwijzing met aangeefster heeft verdachte er niet van weerhouden om door te gaan met het stelselmatig lastigvallen van haar. Verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Daarnaast heeft verdachte aangeefster meerdere keren in de verstuurde e-mails op ernstige wijze bedreigd met de dood en met zware mishandeling. De gedragingen van verdachte waren zeer beangstigend en hinderlijk. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van aangeefster. Verdachte heeft geen blijk gegeven rekening te houden met de impact van zijn handelen op aangeefster en weigert hiervoor verantwoordelijkheid te nemen. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd psychische en emotionele gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt duidelijk hoeveel impact het handelen van verdachte op haar en op haar omgeving heeft gehad.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 2 mei 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Rapportages
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het advies van GGZ Reclassering VNN van 30 april 2024, opgemaakt door [reclasseringswerker 1] . De reclassering heeft – kort gezegd – gerapporteerd dat het recidiverisico van verdachte als gemiddeld tot hoog wordt ingeschat. In het advies staat dat de reeds ingezette pogingen tot interventies niet voldoende zijn gebleken om dit recidiverisico in te perken. Gelet op de mate van strafbaar gedrag voldoet verdachte aan de harde criteria van de ISD-maatregel. De reclassering is echter van oordeel dat verdachte niet aan de zachte criteria voldoet, aangezien er tot dusver nog geen (klinische) behandeling heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft verdachte aangegeven mee te willen werken aan een behandeling. De reclassering komt daarom tot het advies om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, klinische opname, ambulante behandeling en begeleid wonen aansluitend op de klinische opname, middelencontrole, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening en bewindvoering. Daarnaast adviseert de reclassering een contact- en locatieverbod met aangeefster voor de duur van drie jaren en de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het aanvullende rapport van GGZ Reclassering Inforsa, opgemaakt door [reclasseringswerker 2] . Dit rapport houdt onder meer in dat de reclassering meent dat de in het rapport van 30 april 2024 voorgestelde interventies ontoereikend zijn om te komen tot gedragsverandering en om de veiligheid van de maatschappij en het slachtoffer te waarborgen. De interventies zijn ontoereikend vanwege de gedragsvrijheid en het recidiverisico dat bestaat tussen het moment van onttrekking aan de voorwaarden en de signalering door de politie, vooral omdat verdachte niet traceerbaar is wegens ontbrekende verblijfsgegevens. Bovendien wordt een klinische opname als bijzondere voorwaarde belemmerd doordat hij geen uitstroomplek heeft, aangezien hij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. De reclassering is daarom van oordeel dat de geadviseerde klinische opname geplaatst moet worden in het kader van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Dat heeft enerzijds te maken met de omstandigheid dat verdachte niet in staat is gebleken om te komen tot zelfcorrigerend gedrag en anderzijds omdat de IND, als gevolg van de verdenking, een intrekkingsprocedure heeft gestart en de verblijfsstatus van verdachte een belemmering vormt voor de oplegging van bijzondere voorwaarden. Opschaling naar een hogere mate van dwang is aan de orde om, met interventies, te komen tot gedragsverandering. Concluderend wordt bij een veroordeling geadviseerd om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
De deskundige heeft voornoemd advies op de terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld. [reclasseringswerker 2] heeft aangegeven dat verdachte niet in staat is tot zelfreflectie en zelfcorrigerend gedrag. Kaders waarin onttrekking aan de voorwaarden mogelijk is, zijn daarom te risicovol. Zij verklaarde verder dat de ISD-maatregel meer bescherming biedt voor het slachtoffer. Omdat eerst de behandeling plaatsvindt, kan de situatie stabiliseren. Stapsgewijs kan er worden toegewerkt naar resocialisatie. De ISD-maatregel is de maximale mate van dwang en beveiliging die kan worden geadviseerd. Het alternatief, te weten reclasseringstoezicht, is niet veilig genoeg voor het slachtoffer en de maatschappij. Met name omdat verdachte, ook tijdens zijn huidige voorlopige hechtenis, contact is blijven zoeken met het slachtoffer. Daarnaast is het ontbreken van een vaste woon- en verblijfplaats een contra-indicatie voor het opleggen van de klinische behandeling als bijzondere voorwaarde. Klinieken nemen namelijk geen patiënten aan die geen vaste woon- en verblijfplaats hebben.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting [toezichthouder] , werkend als toezichthouder van verdachte, als deskundige gehoord. Hij verklaarde onder meer dat verdachte zich in het kader van het eerdere toezicht op verschillende momenten niet begeleidbaar heeft getoond.
De op te leggen maatregelen
De ISD-maatregel heeft als doel de maatschappij te beveiligen en recidive te beëindigen. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m Sr aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarnaast is hij gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Hij voldoet hierdoor aan de ‘harde’ criteria voor de ISD-maatregel. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verdachte ook aan de ‘zachte’ ISD-criteria voldoet. Eerder opgelegde drangkaders zijn onvoldoende gebleken om het recidiverisico in te perken en om tot gedragsverandering te komen en er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen oplegging van deze maatregel, gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Bovendien blijkt uit de hiervoor genoemde rapportages dat de kans aanzienlijk is dat verdachte zijn verblijfsstatus in Nederland zal verliezen en daarom niet langer aanspraak zal kunnen maken op structurele sociale voorzieningen, waardoor een reclasseringstraject niet uitvoerbaar is.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank geen reden om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen. Met het oog op beëindiging van de recidive van verdachte, de noodzakelijkheid van de behandeling van verdachte en de optimale bescherming van de maatschappij, is het van belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de (maximale) termijn van twee jaren opleggen en zal zij de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Voorts acht de rechtbank het noodzakelijk dat het geadviseerde locatie- en contactverbod wordt opgelegd. Zij zal dit opleggen als maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid zoals bedoeld in artikel 38v lid 1 Sr. De maatregelen zijn noodzakelijk om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst wederom belastend zal gedragen jegens aangeefster. Daarom beveelt de rechtbank dat de maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn. De rechtbank houdt bij het bepalen van de duur van de maatregelen rekening met de ISD-maatregel. Om te voorkomen dat verdachte zich na de ISD-maatregel belastend zal gedragen jegens aangeefster, legt de rechtbank de maatregelen op voor de duur van drie jaren.

8.De vordering van de benadeelde partij [aangeefster]

De benadeelde partij [aangeefster] vordert ten aanzien van alle feiten € 1.599,- aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gevraagde schadevergoeding in zijn geheel wordt toegewezen.
De raadsman heeft gelet op de primair bepleite vrijspraak voor zaak B, feiten 1 en 2, verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich ten aanzien van de materiële schadepost inzake de hotelovernachting op het standpunt gesteld dat de kosten daarvan niet rechtstreeks uit de bewezenverklaarde feiten voortvloeien. Hij heeft verzocht dat de rechtbank de immateriële schade matigt en hierbij gebruik maakt van haar schattingsbevoegdheid.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte alle feiten heeft gepleegd. De vordering ten aanzien van het eigen risico over de jaren 2023 en 2024, de kosten voor de psychische behandeling, de kosten voor osteopathie en de reiskosten naar de Arboarts zijn niet betwist en zal de rechtbank toewijzen. De rechtbank is van oordeel dat de kosten voor de hotelovernachting niet aangemerkt kunnen worden als schade die de benadeelde partij rechtstreeks heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank verklaart de benadeelde partij wat betreft deze schadepost niet-ontvankelijk in haar vordering.
De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de benadeelde partij fysiek en psychisch letsel heeft opgelopen als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. Uit de slachtofferverklaring volgt dat ze zich zorgen maakte over haar eigen veiligheid en die van haar vrienden en familie, extreme stress ervaarde en angstig werd als ze berichten binnenkreeg op haar telefoon. Door de gebeurtenissen heeft zij geestelijk letsel (PTSS) opgelopen en heeft last van nachtmerries. Rekening houdend met voorgenoemde omstandigheden, en met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op een bedrag van € 3.000,-. Voor het meerdere zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank wijst de gevraagde schadevergoeding gedeeltelijk toe tot een totaalbedrag van € 4.486,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2023.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f Sr aan verdachte opgelegd.
De benadeelde partij zal voor het overige gedeelte van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. In zoverre kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
STK Computer (Omschrijving: G6466106, Grijs, merk: Samsung Chrome);
1 STK Computer (Omschrijving: G6466109, Zwart, merk: Samsung);
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6466110, Zte);
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6466117, Nokia).
De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen de bewezen geachte belaging is begaan.

10.De vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling 13/013602-21

De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13/013602-21 afwijzen, omdat aan verdachte de onvoorwaardelijke ISD-maatregel wordt opgelegd. Toewijzing van de vordering vindt de rechtbank daarom niet opportuun.

11.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 38m, 38n, 38v, 38w, 57, 184a, 285, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A, feit 1 en zaak B, feit 2:telkens: belaging;
ten aanzien van zaak A, feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
ten aanzien van zaak A, feit 3 en zaak B, feit 3:telkens: opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
ten aanzien van zaak B, feit 1:mishandeling, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
Legt op de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht dat veroordeelde voor de duur van
3 (drie) jaren:
(1) zich
nietzal
ophoudenin een straal van 1 (één) kilometer van het navolgende gebied: [adres 2] te Amsterdam;
(2) op
geenenkele wijze – direct of indirect –
contactzal opnemen, zoeken of hebben met [aangeefster] , geboren op [geboortedag 2] 1995 te [geboorteplaats 2] ( [land van herkomst 2] ).
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 (één) week voor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde
maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel,
dadelijk uitvoerbaaris.
Beslag
Verklaart verbeurd:
  • 1 STK Computer (Omschrijving: G6466106, Grijs, merk: Samsung Chrome);
  • 1 STK Computer (Omschrijving: G6466109, Zwart, merk: Samsung);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6466110, Zte);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6466117, Nokia).
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [aangeefster] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangeefster] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 4.486,- (vierduizend vierhonderdzesentachtig euro), bestaande uit € 1.486,- (duizend vierhonderdzesentachtig euro) aan vergoeding van materiële schade en € 3.000,- (drieduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (20 september 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster] aan de Staat € 4.486,- (vierduizend vierhonderdzesentachtig euro), te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (20 september 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 54 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 13/013602-21
Wijst afde vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/013602-21, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. van den Brink, voorzitter,
mrs. I. Timmermans en M.F.A.M. Smeets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.K. Raspoort, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 mei 2024.
[(...)]