Op 17 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en diefstal met geweld. De zaak betreft twee afzonderlijke incidenten: zaak A, waarbij de verdachte op 14 december 2023 in Amsterdam een pruik, lingerie en een ketting heeft gestolen met geweld tegen een medewerkster van de winkel, en zaak B, waarbij op 25 januari 2024 verzorgingsproducten zijn gestolen bij de Kruidvat in Almere. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld en op basis van de bekennende verklaringen van de verdachte en de overige bewijsstukken, de feiten bewezen verklaard, met uitzondering van een deel van de tenlastelegging in zaak A. De verdachte is gedeeltelijk vrijgesproken van het ten laste gelegde trappen tegen het lichaam van de aangeefster.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van twee maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft daarbij het adolescentenstrafrecht toegepast, ondanks het advies van de reclassering om het volwassenenstrafrecht toe te passen. De rechtbank oordeelde dat pedagogische beïnvloeding nog mogelijk was, gezien de jeugdige indruk van de verdachte en haar positieve inzichten tijdens het voorarrest. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de strafmaat. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.