ECLI:NL:RBAMS:2024:3919

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
13/333438-23 (zaak A) en 13/028523-24 (zaak B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing adolescentenstrafrecht bij diefstal met geweld door een jongere

Op 17 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en diefstal met geweld. De zaak betreft twee afzonderlijke incidenten: zaak A, waarbij de verdachte op 14 december 2023 in Amsterdam een pruik, lingerie en een ketting heeft gestolen met geweld tegen een medewerkster van de winkel, en zaak B, waarbij op 25 januari 2024 verzorgingsproducten zijn gestolen bij de Kruidvat in Almere. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld en op basis van de bekennende verklaringen van de verdachte en de overige bewijsstukken, de feiten bewezen verklaard, met uitzondering van een deel van de tenlastelegging in zaak A. De verdachte is gedeeltelijk vrijgesproken van het ten laste gelegde trappen tegen het lichaam van de aangeefster.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van twee maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft daarbij het adolescentenstrafrecht toegepast, ondanks het advies van de reclassering om het volwassenenstrafrecht toe te passen. De rechtbank oordeelde dat pedagogische beïnvloeding nog mogelijk was, gezien de jeugdige indruk van de verdachte en haar positieve inzichten tijdens het voorarrest. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de strafmaat. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/333438-23 (A) en 13/028523-24 (B) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 17 mei 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
thans gedetineerd in de [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 april 2024 en 17 mei 2024.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B.S. Selier, en van wat verdachte en haar raadsvrouw, mr. B.J. de Groot, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan:
zaak A:
diefstal van een pruik, lingerie en een ketting, toebehorende aan [winkel] , op 14 december 2023 te Amsterdam, met geweld tegen [aangeefster] ;
zaak B:
diefstal van verzorgingsproducten, toebehorende aan de Kruidvat, op 25 januari 2024 te Almere.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van een eventuele bewezenverklaring.
3.3.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van het in zaak A en zaak B ten laste gelegde
De rechtbank acht, gelet op de bekennende verklaringen van verdachte (met uitzondering van het in de buik trappen van aangeefster) en de overige inhoud van de dossiers, de ten laste gelegde feiten bewezen.
Partiële vrijspraak ten aanzien van zaak A
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster, dat verdachte haar in haar buik heeft getrapt, geen steun vindt in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van het ten laste gelegde trappen op/tegen het lichaam van aangeefster.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Zaak A:
op 14 december 2023 te Amsterdam, een pruik, lingerie en een ketting, die geheel aan [winkel] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangeefster] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- te krabben in de nek van die [aangeefster] en
- aan de haren te trekken van die [aangeefster] en
- te slaan/stompen tegen/op het lichaam van die [aangeefster] en
- dreigend de woorden toe te voegen “ik steek je neer, ik schiet je dood, ik ben net uit de gevangenis”;
Zaak B:
omstreeks 25 januari 2024 te Almere, verzorgingsproducten (met een winkelwaarde van ongeveer € 333,12), die geheel aan de Kruidvat toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de door hem bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 116 dagen, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Zij heeft verder verzocht om rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte. Daarnaast heeft zij verzocht om aansluiting te zoeken bij de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstallen. Het winkelpersoneel ervaart veel ongemakken uit winkeldiefstal en het levert daarnaast veel schade en overlast op voor de winkels. Tijdens de winkeldiefstal van 14 december 2023 heeft verdachte aangeefster, werkzaam als medewerkster in de winkel, ook gekrabd, geslagen en aan haar haren getrokken. Daarnaast heeft verdachte een bedreigende uitlating gedaan richting aangeefster. Door haar handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de gevolgen van haar handelen voor aangeefster en de winkels en heeft geweld gebruikt om aan spullen te komen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 29 maart 2024, waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld. Uitgangspunt is dat deze omstandigheid niet strafverlagend werkt.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het advies van 9 april 2024, opgemaakt door [naam] , van het Leger des Heils, Jeugdzorg en Reclassering. De reclassering heeft gerapporteerd dat het risico op recidive bij verdachte wordt ingeschat als hoog. Er is bij verdachte sprake van onmacht om haar eigen gedrag te organiseren. Een forensische woonsetting is niet opportuun gebleken om tot gedragsverandering te komen. De reclassering meent dat, gelet op de psychiatrische problematiek van verdachte, zorg vanuit de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) passender is. Aangezien er vanuit reclasseringsperspectief geen mogelijkheden meer worden gezien om middels ambulante interventies of een ambulant toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen, wordt er bij een bewezenverklaring een straf geadviseerd zonder bijzondere voorwaarden.
Toepassing adolescentenstrafrecht
Ten tijde van het plegen van de strafbare feiten was verdachte achttien jaar oud en dus meerderjarig. Voor een jongvolwassen verdachte onder de 23 jaar kan ook het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of in de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd die daartoe aanleiding geven.
De reclassering heeft in het hiervoor genoemde advies geadviseerd tot toepassing van het volwassenenstrafrecht. Volgens de reclassering is er geen mogelijkheid meer voor pedagogische beïnvloeding. Ook speelt volgens de reclassering een rol dat verdachte niet meer naar school gaat en er sprake is van ernstige en complexe problematiek. De praktische uitvoering van hulpverlening past volgens de reclassering beter in het volwassenstrafrecht. De reclassering merkt wel op dat verdachte qua handelingsvaardigheden als jeugdige beoordeeld dient te worden en dat het lijkt alsof verdachte niet in staat is haar eigen gedrag te controleren.
De rechtbank zal, ondanks het advies van de reclassering, toepassing geven aan het adolescentenstrafrecht. Verdachte maakt een jeugdige indruk en de rechtbank acht pedagogische beïnvloeding nog mogelijk. De rechtbank baseert deze verwachting onder meer op de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte dat zij heeft geleerd van haar fouten, verantwoordelijkheid neemt voor haar fouten en gedurende het voorarrest positieve inzichten heeft opgedaan, zoals het voornemen om met een opleiding te beginnen en te werken. De rechtbank zal daarom het adolescentenstrafrecht toepassen.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de omstandigheid dat het adolescentenstrafrecht wordt toegepast, aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Gelet op de toepassing van het jeugdstrafrecht is bij het bepalen van de strafmaat gekeken naar de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd aan jeugdigen. De rechtbank acht, rekening houdend met het hiervoor overwogene en de ernst van de feiten, een jeugddetentie passend en geboden. Verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van twee maanden, met aftrek van voorarrest.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77gg, 77i, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
zaak A:diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren;
zaak B:diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[Verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Voorlopige hechtenis:
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden, welk bevel afzonderlijk is opgemaakt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. van den Brink, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en M.F.A.M. Smeets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.K. Raspoort, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 mei 2024.
[--]
[--]
[--]
[--]