ECLI:NL:RBAMS:2024:3910

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
C/13/728726 / FA RK 23-529
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontkenning en vaststelling van vaderschap en adoptie na draagmoederschapstraject met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 juni 2024 een beschikking gegeven met betrekking tot de ontkenning van het vaderschap, de vaststelling van het vaderschap en de adoptie van een minderjarige na een draagmoederschapstraject. De verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], hebben samen een verzoek ingediend, waarbij [verzoeker 1] als biologische vader van de minderjarige is vastgesteld. De rechtbank heeft eerder op 4 maart 2024 het gezag van de draagmoeder en haar echtgenoot beëindigd en [verzoeker 1] benoemd tot voogd over de minderjarige. De bijzondere curator heeft het verzoek gedaan om de ontkenning van het vaderschap van de echtgenoot van de draagmoeder te gegrond te verklaren en het vaderschap van [verzoeker 1] vast te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker 1] de biologische vader is op basis van DNA-onderzoek, en heeft het verzoek van de bijzondere curator toegewezen. Tevens is het verzoek tot adoptie door [verzoeker 2] toegewezen, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat aan alle voorwaarden voor adoptie is voldaan, met uitzondering van de voorwaarde van drie jaar samenleven, die in dit geval niet als beletsel werd gezien. De rechtbank heeft de geboortegegevens van de minderjarige vastgesteld en gelast dat deze worden opgenomen in de registers van de burgerlijke stand. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter C.C.M. Oude Hengel.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/728726 / FA RK 23-529 (COH/KL)
Beschikking van 26 juni 2024 betreffende ontkenning vaderschap, vaststelling vaderschap en adoptie na draagmoederschapstraject
in de zaak van:
[verzoeker 1] ,
hierna te noemen [verzoeker 1]
en
[verzoeker 2] ,
hierna te noemen [verzoeker 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna samen mede te noemen verzoekers,
advocaat mr. J.C. van Vliet.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1.
mr. [curator],
kantoorhoudende te [plaats] ,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator over na te noemen minderjarige,
hierna te noemen de bijzondere curator.

2 de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage

zetelend te ’s-Gravenhage,
hierna: de ABS,

3 de Raad voor de Kinderbescherming,

regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 4 maart 2024 heeft de rechtbank onder meer:
  • het gezag beëindigd van [naam 1] , geboren op [geboortedatum 1] 1984, over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 2] 2020 te [geboorteplaats 1] , Verenigde Staten van Amerika;
  • het gezag beëindigd van [naam 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1979, over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 2] 2020 te [geboorteplaats 1] , Verenigde Staten van Amerika;
  • [verzoeker 1] , geboren op [geboortedatum 4] 1985 te [geboorteplaats 2] , China, benoemd tot voogd over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 2] 2020 te [geboorteplaats 1] , Verenigde Staten van Amerika;
  • mr. [curator] , kantoorhoudende te [plaats] benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige;
  • de bijzondere curator verzocht om over de door de rechtbank genoemde vragen te rapporteren en adviseren.
1.2.
De rechtbank heeft nadien ontvangen:
  • het rapport van de bijzondere curator, ingekomen op 25 april 204;
  • de brief uitlaten rapport bijzondere curator van verzoekers, ingekomen op 1 mei 2024.

2.Het verzoek

2.1.
De bijzondere curator verzoekt de rechtbank – in haar hoedanigheid van bijzonder curator over de minderjarige [minderjarige] – om:
  • gegrond te verklaren de ontkenning van het vaderschap van [naam 2] over [minderjarige] ;
  • het vaderschap vast te stellen van [verzoeker 1] over [minderjarige] .
2.2.
Verzoekers refereren aan het verzoek van de bijzondere curator en scharen zich als belanghebbenden achter de door de bijzondere curator namens de minderjarige gedane verzoeken.
2.3.
De verzoeken van verzoekers waar de rechtbank nog op moeten beslissen zijn:
  • de adoptie van [minderjarige] door verzoeker [verzoeker 2] ;
  • te bepalen of voor recht te verklaren dat verzoekers gezamenlijk met de uitoefening van het ouderlijk gezag worden belast over de minderjarige, vanaf het moment dat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan;
  • het vaststellen van de geboortegegevens van [minderjarige] .

3.De beoordeling

Ontkenning vaderschap
Rechtsmacht
3.1.
Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om te beslissen op het verzoek ten aanzien van de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de echtgenoot van de draagmoeder over [minderjarige] .
Toepasselijk recht
3.2.
Uit artikel 10:93 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) volgt dat of familierechtelijke betrekkingen in een gerechtelijke procedure tot gegrondverklaring van een ontkenning kunnen worden tenietgedaan, wordt bepaald door het recht dat ingevolge artikel 10:92 BW op het bestaan van die betrekkingen toepasselijk is. De rechtbank heeft in haar beschikking van 4 maart 2024 naar Nederlands recht vastgesteld dat de draagmoeder en haar echtgenoot de juridisch ouders zijn van [minderjarige] . Dat betekent dat ook naar Nederlands recht moet worden beoordeeld of het verzoek tot ontkenning van het vaderschap gegrond kan worden verklaard.
Inhoudelijke beoordeling
3.3.
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:200 BW. Ingevolge dit artikel kan het in artikel 1:199 onder a en b BW bedoelde vaderschap - van de man die op het tijdstip van de geboorte van het kind is gehuwd met de vrouw uit wie het kind is geboren - worden ontkend door de vader of de moeder van het kind of door het kind zelf op de grond dat de man niet de biologische vader van het kind is.
Op grond van artikel 1:200 lid 1 BW is de bijzondere curator als vertegenwoordiger van het kind ontvankelijk in het verzoek ontkenning vaderschap. Ook is het verzoek tijdig ingediend op grond van artikel 1:200 lid 6 BW.
3.4.
Uit DNA-onderzoek is gebleken dat [verzoeker 1] de biologische vader van [minderjarige] is. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat de echtgenoot van de draagmoeder niet de biologische vader is van [minderjarige] . Het verzoek van de bijzondere curator zal dan ook worden toegewezen.
Vaststelling vaderschap
Rechtsmacht
3.5.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om te beslissen op de verzoeken ten aanzien van de minderjarige.
Toepasselijk recht
3.6.
Artikel 10:97 lid 1 BW bepaalt dat de vraag of en onder welke voorwaarden het ouderschap van een man gerechtelijk kan worden vastgesteld, dient te worden beantwoord door toepassing van het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de man en de moeder, of indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar de man en de moeder elk hun gewone verblijfplaats hebben of, indien dit ook ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Voor de toepassing van het eerste lid is bepalend het tijdstip van indiening van het verzoek.
3.7.
De draagmoeder heeft de Amerikaanse nationaliteit. [verzoeker 1] heeft de Chinese nationaliteit. Zij hebben geen gemeenschappelijke nationaliteit en ook geen gemeenschappelijke gewone verblijfplaats. Op grond van de gewone verblijfplaats van de minderjarige is Nederlands recht op dit verzoek van toepassing.
Inhoudelijke beoordeling
3.8.
Op grond van artikel 1:207 BW kan het ouderschap van een persoon op de grond dat deze de verwekker is van het kind of op grond dat deze als levensgezel van de moeder ingestemd heeft met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, door de rechtbank worden vastgesteld op verzoek van a) de moeder of b) het kind.
3.9.
De bijzondere curator stelt dat [verzoeker 1] niet de verwekker is van [minderjarige] . Hij heeft [minderjarige] immers niet door de geslachtsdaad verwekt, maar is als zaaddonor de biologische vader van [minderjarige] . Er bestaat tussen [minderjarige] en [verzoeker 1]
family life. Ingevolge artikel 8 EVRM hebben de biologische vader en het kind dan ongeacht de wijze waarop de zwangerschap is ontstaan recht op bescherming van
family lifeen daarmee vaststelling van het vaderschap.
3.10.
Zoals de bijzondere curator terecht aangeeft, is [verzoeker 1] als donor geen verwekker in de zin van artikel 1:207 BW. De verwekker in de zin van artikel 1:207 lid 1 BW is de man die door de geslachtsdaad een kind heeft verwekt. Dat is in het geval van [verzoeker 1] niet het geval. De bijzondere curator kan strikt genomen daarom niet worden ontvangen in haar verzoek. De rechtbank zal echter aansluiting zoeken bij de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) betreffende artikel 1:204 lid 3 BW in samenhang met artikel 8 EVRM. Hierin wordt het in de Nederlandse wetgeving bestaande onderscheid tussen de biologische vader – verwekker en de biologische vader – donor niet gemaakt. De wijze van verwekking speelt daarbij geen rol. Voldoende is het bloedverwantschap in combinatie met concrete omstandigheden die het bestaan van ‘family life’ als bedoeld in artikel 8 EVRM vormgeven. Niet in geschil is dat bij verzoeker sprake is van ‘family life’ met [minderjarige] , als bedoeld in voornoemd artikel, nu verzoeker van meet af aan de bedoeling heeft gehad een gezin met [minderjarige] te vormen en er daadwerkelijk sprake is van een gezinsleven. Omdat van overige bezwaren als bedoeld in artikel 1:207 BW, tweede lid, niet is gebleken, zal de rechtbank het verzoek van de bijzondere curator om het vaderschap van [verzoeker 1] gerechtelijk vast te stellen, toewijzen. De rechtbank acht het met de bijzondere curator in het belang van [minderjarige] dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de biologische en sociale situatie.
3.11.
De vaststelling van het ouderschap van [verzoeker 1] wordt uitgesproken onder de voorwaarde dat de beslissing tot ontkenning van het vaderschap van de echtgenoot van de draagmoeder over [minderjarige] in kracht van gewijsde is gegaan.
Bijzondere curator
3.12.
Uit de te nemen beslissingen volgt dat vertegenwoordiging van [minderjarige] door de bijzondere curator in deze procedure niet meer nodig is. De rechtbank bedankt de bijzondere curator voor haar werkzaamheden en beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd.
Gezag [verzoeker 1]
3.13.
Op dit moment heeft [verzoeker 1] de voogdij over [minderjarige] . Artikel 1:253c van het BW bepaalt, voor zover hier van belang, dat de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank kan verzoeken hem met het gezag te belasten. Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken is gebleken dat [verzoeker 1] vanaf de geboorte van [minderjarige] de zorg en opvoeding van [minderjarige] op zich heeft genomen en dat dit goed verloopt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat [verzoeker 1] met het gezag wordt belast zodra de beslissing tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan. De voogdij zal alsdan worden beëindigd.
Adoptie door [verzoeker 2]
3.14.
Verzoekers hebben de rechtbank verzocht de adoptie uit te spreken door [verzoeker 2] van [minderjarige] . De Raad heeft daar positief over geadviseerd.
3.15.
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot adoptie op grond van artikel 3 aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Op het adoptieverzoek is het Nederlandse recht van toepassing is.
3.16.
Op grond van artikel 1:227 lid 1 BW geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Het tweede lid bepaalt onder meer dat het verzoek door de adoptant die echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder is, slechts kan worden gedaan, indien hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd. Die voorwaarde geldt evenwel niet indien het kind is of wordt geboren binnen de relatie van de adoptant en die ouder. Op grond van het derde lid kan het verzoek tot adoptie alleen worden toegewezen indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 228, wordt voldaan. Uit artikel 1:228 lid 1 BW volgt vervolgens dat de voorwaarden voor adoptie zijn:
a. a) dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaren of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken; hetzelfde geldt, indien de rechter is gebleken van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek van een minderjarige die op de dag van het verzoek de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, maar in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake;
b) dat het kind niet is een kleinkind van een adoptant;
c) dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;
d) dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
e) dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;
f) dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed; indien de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder of adoptiefouder het kind adopteert en zij gezamenlijk het kind gedurende ten minste een jaar hebben verzorgd en opgevoed wordt de periode van een jaar voor de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel gerekend vanaf het moment van feitelijk gezamenlijk verzorgen en opvoeden;
g) dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben. Indien evenwel de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder het kind adopteert, geldt dat deze ouder alleen of samen met voornoemde echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel het gezag heeft.
3.17.
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden is voldaan behalve de voorwaarde dat [verzoeker 2] en [verzoeker 1] ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek hebben samengeleefd. Deze wettelijke voorwaarde geldt aangezien [minderjarige] niet binnen de relatie van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] is geboren. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] leven sinds juli 2021, met soms kleine onderbrekingen, samen. [verzoeker 2] heeft sindsdien [minderjarige] ook samen met [verzoeker 1] verzorgd en opgevoed. In december 2022 zijn [verzoeker 1] en [verzoeker 2] getrouwd. Ze wonen sinds oktober/november 2023 als gezin in [woonplaats] en zijn ook van plan als gezin in Nederland samen verder een leven op te bouwen. Met de Raad is de rechtbank dan ook van oordeel dat sinds juli 2021 sprake is van een bestendige relatie tussen [verzoeker 1] en [verzoeker 2] . Daarmee is voldaan aan het doel van de wettelijke voorwaarde en ziet de rechtbank geen beletsel om het adoptieverzoek van [verzoeker 2] toe te wijzen. De rechtbank acht toewijzing van het verzoek met de Raad ook in het belang van [minderjarige] omdat [verzoeker 2] sinds [minderjarige] één jaar oud is samen met [verzoeker 1] de verzorgende ouder is van [minderjarige] en ze gezamenlijk de verantwoordelijkheid over [minderjarige] hebben gedragen. [minderjarige] ziet [verzoeker 2] net als [verzoeker 1] als zijn vader. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat de positie van [verzoeker 2] juridisch wordt geformaliseerd en zal het verzoek toewijzen.
3.18.
Ingevolge artikel 1:229, lid 3, BW blijft de familierechtelijke betrekking tussen [minderjarige] en [verzoeker 1] bestaan na adoptie door [verzoeker 2] . Op het moment dat de adoptie door [verzoeker 2] van [minderjarige] in kracht van gewijsde is gegaan, oefenen verzoekers van rechtswege het gezamenlijk ouderlijk gezag over [minderjarige] uit. De rechtbank zal een en ander verstaan in het dictum en de griffier de opdracht geven hiervan aantekening te maken in het gezagsregister.
3.19.
Verzoekers hebben verklaard dat de geslachtsnaam van [minderjarige] zal zijn en blijven.
Vaststellen geboortegegevens
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.20.
Met betrekking tot het verzoek tot vaststelling van de geboortegegevens geldt dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 aanhef en sub a Rv internationaal bevoegd is om daarvan kennis te nemen. Nederlands recht is van toepassing is op dit verzoek, omdat het gaat om het vaststellen van de geboortegegevens teneinde deze gegevens op te nemen in de Nederlandse registers.
Inhoudelijke beoordeling
3.21.
Zoals overwogen in de tussenbeschikking van deze rechtbank van 4 maart 2024 levert de in de Verenigde Staten opgemaakte geboorteakte van [minderjarige] naar het oordeel van de rechtbank strijd op met de Nederlandse openbare orde en kan deze om die reden niet worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Nu de in de Verenigde Staten opgemaakte geboorteakte niet voor inschrijving in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand in aanmerking komt, zullen de geboortegegevens van [minderjarige] vastgesteld moeten worden alvorens een geboorteakte op te kunnen maken.
3.22.
Op grond van artikel 1:25c, eerste lid, BW kan, indien ten aanzien van een buiten Nederland geboren persoon geen akte van geboorte overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of kan worden overgelegd, op verzoek van een belanghebbende de rechtbank Den Haag de voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vaststellen, indien:
a. die persoon Nederlander is of te eniger tijd Nederlander dan wel Nederlands onderdaan niet-Nederlander is geweest;
b. die persoon rechtmatig verblijft op grond van artikel 8, onder c en d, van de Vreemdelingenwet 2000;
c. op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek een latere vermelding aan de akte van geboorte moet worden toegevoegd.
Op grond van het tweede lid van dat artikel houdt de rechtbank rekening met alle bewijzen en aanwijzingen omtrent de omstandigheden waaronder, en het tijdstip waarop de geboorte moet hebben plaatsgehad. De geslachtsnaam, de voornamen, alsmede de plaats en de dag van de geboorte van de vader en van de moeder worden vastgesteld, voor zover daarvoor aanwijzingen zijn verkregen. Op grond van het derde lid spreekt in geval van adoptie de rechtbank die de adoptie uitspreekt, ambtshalve afzonderlijk de in het eerste lid bedoelde beschikking.
3.23.
Op grond van artikel 1:20 lid 1 onder a BW – voor zover hier van belang – voegt de ambtenaar van de burgerlijke stand aan de onder hem berustende akten van de burgerlijke stand latere vermeldingen toe van rechterlijke uitspraken betreffende de ontkenning van het vaderschap, alsmede, als de dagtekening van de uitspraak ten minste drie maanden oud is, van de vaststelling van het vaderschap en adoptie.
3.24.
Op grond van voornoemd artikel dient dus latere vermeldingen aan de akte van geboorte te worden toegevoegd, zodat de geboortegegevens van [minderjarige] op grond van artikel 1:25c BW kunnen worden vastgesteld.
3.25.
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de overgelegde stukken, voldoende aanwijzingen zijn verkregen omtrent de gegevens die nodig zijn om de geboortegegevens van [minderjarige] vast te kunnen stellen. De rechtbank zal hierbij het voorstel van de ambtenaar van de burgerlijke stand volgen en de volgende geboortegegevens vaststellen:
KIND
Geslachtsnaam: [verzoeker 1]
Voornamen: [minderjarige]
Plaats van geboorte: [geboorteplaats 1] , Verenigde Staten van Amerika
Dag van geboorte: [geboortedatum 2] 2020
Geslacht: M (mannelijk)
VADER
Geslachtsnaam: [naam 2]
Voornamen: [naam 2]
Plaats van geboorte: -
Dag van geboorte: [geboortedatum 3] 1979
MOEDER
Geslachtsnaam: [naam 1]
Voornamen: [naam 1]
Plaats van geboorte: -
Dag van geboorte: [geboortedatum 4] 1985
3.26.
De rechtbank zal de ambtenaar van de burgerlijke stand te Den Haag gelasten om een latere vermelding van deze rechterlijke beslissing tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap, de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en de adoptie aan de geboorteakte van [minderjarige] toe te voegen.

4.De beslissing

4.1.
stelt voor het opmaken van de geboorteakte van [minderjarige] de volgende gegevens vast:
KIND
Geslachtsnaam: [verzoeker 1]
Voornamen: [minderjarige]
Plaats van geboorte: [geboorteplaats 1] , Verenigde Staten van Amerika
Dag van geboorte: [geboortedatum 2] 2020
Geslacht: M (mannelijk)
VADER
Geslachtsnaam: [naam 2]
Voornamen: [naam 2]
Plaats van geboorte: -
Dag van geboorte: [geboortedatum 3] 1979
MOEDER
Geslachtsnaam: [naam 1]
Voornamen: [naam 1]
Plaats van geboorte: -
Dag van geboorte: [geboortedatum 4] 1985
4.2.
verklaart gegrond de ontkenning van het vaderschap van [naam 2] , geboren [geboortedatum 3] 1979, ten aanzien van:
[minderjarige],
geboren te [geboorteplaats 1] , Verenigde Staten op [geboortedatum 2] 2020;
4.3.
onder de voorwaarde dat de beslissing aangaande de ontkenning van het vaderschap van [naam 2] voornoemd in kracht van gewijsde is gegaan: stelt vast het ouderschap van:
[verzoeker 1] ,
geboren te [geboorteplaats 2] , China op [geboortedatum 4] 1985,
ten aanzien van:
[minderjarige],
geboren te [geboorteplaats 1] , Verenigde Staten op [geboortedatum 2] 2020;
4.4.
ontslaat uit de voogdij en belast [verzoeker 1] voortaan met de uitoefening van het gezag over
[minderjarige]zodra de uitspraak betreffende de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap in kracht van gewijsde is gegaan;
4.5.
onder de voorwaarde dat de beslissing aangaande de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van [verzoeker 1] voornoemd in kracht van gewijsde is gegaan: spreekt uit de adoptie van
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats 1] , Verenigde Staten op [geboortedatum 2] 2020, door [verzoeker 2] , geboren op [geboortedatum 5] 1990 te [geboorteplaats 3] (volgens het BRP: [geboorteplaats 3] ), China;
4.6.
verstaat dat na adoptie de familierechtelijke betrekking tussen [minderjarige] voornoemd en [verzoeker 1] in stand blijft;
4.7.
verstaat dat
[verzoeker 1]en
[verzoeker 2]vanaf het moment dat genoemde adoptie in kracht van gewijsde is gegaan gezamenlijk het ouderlijk gezag met betrekking tot [minderjarige] voornoemd zullen uitoefenen en draagt de griffier op hiervan aantekening te maken in het gezagsregister;
4.8.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag een latere vermelding van deze rechterlijke beslissing tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap, de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap en de adoptie aan de akte van geboorte van [minderjarige] toe te voegen;
4.9.
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator beëindigd, tenzij tegen de afstammingsuitspraak een rechtsmiddel wordt ingesteld;
4.10.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.C.M. Oude Hengel, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. K.E. Luijckx, griffier, op 26 juni 2024. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).