Uitspraak
1.De procedure
- het proces-verbaal van het mondelinge antwoord en het aanvullende schriftelijke antwoord
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Regionaal Opleidingscentrum van Amsterdam-Flevoland (ROCA) en een consument, aangeduid als [gedaagde]. ROCA vorderde betaling van € 4.152,00 voor lesgeld in verband met een opleiding tot Gespecialiseerd pedagogisch medewerker, die [gedaagde] was aangegaan. De opleiding begon op 21 april 2022 en eindigde eerder dan gepland vanwege een zwangerschap van [gedaagde]. ROCA stelde dat de lesgeldplicht voortvloeide uit de Les- en cursusgeldwet en dat het bedrag bij ministeriële regeling was vastgesteld. De kantonrechter oordeelde echter dat er geen wettelijke voorschriften voor les- en cursusgelden gelden voor de derde leerweg, waar de opleiding onder valt. Dit leidde tot de conclusie dat ROCA ten onrechte had gesteld dat [gedaagde] wettelijk verplicht was om lesgeld te betalen.
De kantonrechter heeft verder vastgesteld dat het prijsbeding in de overeenkomst niet transparant was, omdat de prijs niet duidelijk in de overeenkomst was opgenomen en de informatie over de kosten niet tijdig was verstrekt aan [gedaagde]. Hierdoor was er sprake van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen, wat in strijd was met de goede trouw. Het prijsbeding werd als oneerlijk aangemerkt en vernietigd, wat leidde tot de conclusie dat de gehele overeenkomst verviel. De vordering van ROCA werd afgewezen, en de kantonrechter veroordeelde ROCA tot betaling van de proceskosten aan [gedaagde].