ECLI:NL:RBAMS:2024:3855

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
1 juli 2024
Zaaknummer
C/13/740346 / HA RK 23-308
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executie van in beslag genomen aandelen en vaststelling van inningsbevoegdheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 juni 2024 een eindbeschikking gegeven na bewijslevering in een civiele procedure. De zaak betreft de executie van in beslag genomen aandelen in de besloten vennootschap [bedrijf] B.V. De verzoeker, wonende in Zuid-Afrika en vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A. Endtz, heeft een verzoek ingediend om de executiebevoegdheid vast te stellen en om de aandelen te verkopen. De verweerder, wonende in Italië en vertegenwoordigd door advocaat mr. D.J.J. Folgering, heeft geen antwoordakte ingediend op het verzoek van de verzoeker. De rechtbank heeft in eerdere tussenbeschikkingen al enkele belangrijke punten vastgesteld, waaronder de rechtsgeldigheid van de cessie van een vordering van € 463.000,- van de verweerder aan de verzoeker. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vertegenwoordiging van de vennootschap door [naam 2] rechtsgeldig was en dat de executiebevoegdheid correct was overgedragen aan de verzoeker. De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat de in beslag genomen aandelen onderhands verkocht moeten worden tegen een reële verkoopprijs, met de mogelijkheid voor de deurwaarder om eerder over te gaan tot openbare verkoop indien nodig. De proceskosten zijn aan de verweerder opgelegd, die als de in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKAmsterdam
Civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: C/13/740346 / HA RK 23-308
Beschikking van 27 juni 2024
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats 1] (Zuid-Afrika),
verzoekende partij (hierna:
[verzoeker]),
advocaat: mr. J.A. Endtz te Amsterdam,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats 2] (Italië),
verwerende partij (hierna:
[verweerder]),
advocaat: mr. D.J.J. Folgering te 's-Hertogenbosch.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenbeschikking van 14 maart 2024,
- de akte houdende overlegging stukken van [verzoeker] ,
- het e-mailbericht van 22 mei 2024, waarin mr. Folgering heeft laten weten dat namens [verweerder] geen antwoordakte zal worden genomen.
1.2.
In de tussenbeschikking is opgemerkt dat De Groot Evers Gerechtsdeurwaarders en Incassobureau (hierna: de
deurwaarder) en de vennootschap, [bedrijf] B.V. (hierna:
[bedrijf]) abusievelijk niet voor de mondelinge behandeling zijn opgeroepen. Vervolgens is overwogen dat na de bewijslevering, zoals bepaald in de tussenbeschikking, zal worden beslist of een nadere mondelinge behandeling zal worden bepaald met oproeping van de deurwaarder en [bedrijf] .
1.3.
Per e-mailbericht van 30 mei 2024 heeft de deurwaarder desgevraagd het volgende meegedeeld:

Indien de verkoop kan worden toegewezen zoals omschreven in het door mr. Endtz ingediende verzoekschrift dan is een zitting naar onze mening niet noodzakelijk. Mocht de wederpartij inhoudelijk bezwaar maken tegen de voorgestelde wijze van verkoop dan achten wij een zitting wel alsnog noodzakelijk.’
1.4.
Vervolgens hebben de raadslieden van partijen desgevraagd – na kennisname van bovenstaand bericht van de deurwaarder – over en weer aangegeven geen prijs te stellen op een nadere mondelinge behandeling in aanwezigheid van de deurwaarder. Namens [verzoeker] is toegelicht dat dit eveneens geldt voor de bestuurders van [bedrijf] , [verzoeker] en [naam 1] (hierna:
[naam 1]).
1.5.
Tenslotte is beschikking bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling van het verzoek

2.1.
[verzoeker] heeft, om het onder 5.7 en 5.12 van de tussenbeschikking bedoelde bewijs te leveren, een akte genomen en bewijsstukken overgelegd. [verweerder] heeft daarop geen antwoordakte genomen.
2.2.
De rechtbank verwerpt op basis van de overgelegde stukken en de daarop gegeven toelichting het standpunt van [verweerder] dat Integrated Technology Services Sh.p.k. (hierna:
ITS) naar Albanees recht niet rechtsgeldig door [naam 2] (hierna:
[naam 2]) is vertegenwoordigd bij de cessie aan [verzoeker] van de vordering van in totaal € 463.000,- op [verweerder] . Het volgende is daartoe redengevend.
2.3.
ITS had ten tijde van de cessie naast [naam 2] ook [naam 3] (hierna:
[naam 3]) als bestuurder. [verweerder] heeft aangevoerd dat [naam 2] naar Albanees recht ITS slechts kon vertegenwoordigen met medewerking van [naam 3] . Onder 5.5 van de tussenbeschikking is overwogen dat deze vraag naar Albanees recht moet worden beantwoord volgens de incorporatieleer. Uit de door [verzoeker] overgelegde legal opinion van prof. dr. S. Mengjesi, hoogleraar aan de Universiteit van Tirana in Albanië, volgt dat [naam 2] wel degelijk zelfstandig bevoegd was om ITS te vertegenwoordigen. Concreet staat in de (Engelse vertaling van de) legal opinion dat naar Albanees recht uit de overgelegde statuten en benoemingsbesluiten het volgende volgt:
‘Both administrators had the right to represent the company independently, meaning that each could take actions and decisions without the approval of the other administrator’. Mengjesi concludeert dat de op 3 augustus 2020 door één bestuurder ondertekende cessieakte geldig is.
2.4.
Ook het verweer van [verweerder] ten aanzien van de executiebevoegdheid wordt verworpen. Volgens [verweerder] was niet voldaan aan het bepaalde in artikel 431a Rv, namelijk dat bij de overgang van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een executoriale titel op een ander, betekening van die overgang zal moeten plaatsvinden aan de schuldenaar vóórdat die ander tot executie kan overgaan. In de tussenbeschikking heeft de rechtbank [verzoeker] opgedragen het aangeboden afleverbewijs te overleggen waaruit moet blijken dat de relevante stukken inzake de overgang van executiebevoegdheid op 6 september 2023 aan [verweerder] zijn overhandigd. [verzoeker] heeft vervolgens het bedoelde afleverbewijs overgelegd. Daaruit blijkt dat de notariële akte en cessiemededeling zowel in het Nederlands als in het Italiaans op 6 september 2023 aan het adres van [verweerder] in [woonplaats 2] , Italië, zijn betekend conform artikel 18 van de Europese betekeningsverordening. [1]
2.5.
Het voorgaande betekent dat ITS een bij notariële akte vastgelegde vordering op [verweerder] van in totaal € 463.000,- rechtsgeldig aan [verzoeker] heeft gecedeerd en dat [verzoeker] de overdracht van de executiebevoegdheid op 6 september 2023 aan [verweerder] heeft betekend. Vervolgens heeft [verzoeker] op 7 september 2023 rechtsgeldig beslag gelegd op de [bedrijf] -aandelen. Blijkens de beslagexploten zijn de voorgeschreven formaliteiten en termijnen hierbij in acht genomen.
2.6.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het verzoek van [verzoeker] als hierna te melden wordt toegewezen. De rechtbank zal ingevolge artikel 474g lid 3 Rv bepalen dat en onder welke voorwaarden tot verkoop en overdracht van de aandelen kan worden overgegaan. Een verkoop tegen de reële waarde, zoals verzocht, doet voldoende recht aan de belangen van [verweerder] om met een zo hoog mogelijke opbrengst zijn schuld te voldoen. Al met al bestaat geen reden om af te wijken van de door [verzoeker] verzochte voorwaarden, met dien verstande dat het aan de deurwaarder wordt overgelaten of hij de termijn van 6 maanden voor de onderhandse verkoop volmaakt. De praktijk wijst uit dat het voor de deurwaarder belemmerend kan werken als een onderhandse verkoopfase stokt en de deurwaarder de opgedragen termijn van deze fase moet uitzitten voordat overgestapt kan worden naar de volgende fase van openbare verkoop. De rechtbank zal daarom de deurwaarder toestaan de onderhandse verkoopfase eerder af te breken en vervroegd over te gaan tot openbare verkoop, indien de deurwaarder dat naar eigen inzicht nodig acht voor een voortvarend verloop van de executie.
2.7.
[verweerder] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op:
- griffierecht
314
- salaris advocaat
1.842
(3 punten × € 614)
- nakosten
178
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.334

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat alle ten laste van [verweerder] in beslag genomen aandelen in de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf] B.V., gevestigd te Amsterdam, ter executie zullen worden verkocht, met inachtneming van de wettelijke en statutaire bepalingen ter zake van vervreemding en overdracht van aandelen, en met inachtneming van hetgeen hierna wordt beslist,
3.2.
wijst een aan het deurwaarderskantoor De Groot Evers Gerechtsdeurwaarders en Incassobureau te Amsterdam verbonden (kandidaat)deurwaarder, aan als deurwaarder met de executie belast,
3.3.
bepaalt dat de aandelen onderhands verkocht en geleverd zullen worden tegen een reële verkoopprijs binnen in beginsel zes maanden na dagtekening van deze beschikking,
3.4.
bepaalt dat de aandelen, als deze niet onderhands verkocht kunnen worden, bij overschrijding van voornoemde termijn van zes maanden of zoveel eerder als de deurwaarder voor een voortvarend verloop van de executie naar eigen inzicht nodig acht, door middel van openbare verkoop (veiling) zullen worden aangeboden en verkocht,
3.5.
bepaalt de termijn waarbinnen de verkoop en overdracht van de aandelen dient plaats te vinden op twaalf maanden na dagtekening van deze beschikking aan [verweerder] , met dien verstande dat deze termijn, indien nodig op verzoek van (één van) partijen, door de rechtbank kan worden verlengd, waarbij geldt dat een eventueel verzoek hiertoe de rechtbank uiterlijk op 27 juni 2025 dient te hebben bereikt,
3.6.
bepaalt dat de verkoop zal worden geadverteerd tenminste vier weken voor de door de deurwaarder te bepalen dag waarop uiterlijk de biedingen bij hem moeten worden gedaan, in tenminste één regionaal dagblad en in Het Financieele Dagblad,
3.7.
bepaalt dat verkoop zal plaatsvinden door het doen van schriftelijke, onderhandse, onvoorwaardelijke en onherroepelijke biedingen bij de deurwaarder op uiterlijk een door de deurwaarder daarvoor vast te stellen dag en tijdstip,
3.8.
bepaalt dat de deurwaarder nadere regels kan vaststellen die dienstig zijn aan een ordelijk verloop van het biedingsproces en aan de verkrijging van een zo hoog mogelijke opbrengst en dat de deurwaarder deze regels op eerste verzoek aan geïnteresseerden ter beschikking zal stellen,
3.9.
bepaalt dat de taxatiekosten die de deurwaarder maakt voor de waardering van de aandelen worden aangewezen als executiekosten die kunnen worden voldaan uit de verkoopopbrengst,
3.10.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op € 2.334, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92 plus de kosten van betekening als [verweerder] niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en deze beschikking daarna wordt betekend,
3.11.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht,
3.12.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.P. Pompe, rechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2024.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 2020/1784.