ECLI:NL:RBAMS:2024:384

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
1330563223
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel in strafzaak met betrekking tot diefstal met geweld

Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de District Court of Zamość in Polen op 13 april 2022, betreft een vrijheidsstraf van één jaar voor diefstal vergezeld van geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering behandeld tijdens een zitting op 11 januari 2024, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E. Kolokatsi.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de zitting die leidde tot het vonnis van 24 juni 2020 aanwezig was, ondanks zijn bewering dat de inhoudelijke behandeling op de eerste zitting niet had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat op basis van het vertrouwensbeginsel de informatie in het EAB als juist moet worden aangenomen. De enkele, niet onderbouwde stelling van de opgeëiste persoon dat hij niet aan het proces heeft deelgenomen, leidde niet tot een ander oordeel.

De rechtbank concludeerde dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die zich tegen de overlevering verzetten. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij de toepasselijke wetsbepalingen zijn genoemd, waaronder artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de OLW. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.305632-23
Datum uitspraak: 25 januari 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 21 november 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 april 2022 door
the District Court of Zamość, Second Penal Divisionin Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 januari 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E. Kolokatsi, advocaat in Amersfoort, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
sentence of the Regional Court of Zamośćvan 24 juni 2020, referentie:
II K 993/20(onherroepelijk geworden op 30 oktober 2020).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog elf maanden en 28 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [2]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat hij weliswaar op de eerste zitting aanwezig is geweest, maar dat de inhoudelijke behandeling van de zaak toen is uitgebleven, omdat de medeverdachten niet ter zitting waren verschenen, en dat hij niet op de daarop volgende inhoudelijke zitting aanwezig is geweest.
De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat op grond van het vertrouwensbeginsel ervan moet worden uitgegaan dat de in het EAB vermelde informatie, te weten dat de opgeëiste persoon is verschenen op de zitting die tot het vonnis van 24 juni 2020 heeft geleid, juist is. Niet is gebleken van concrete aanknopingspunten op grond waarvan van in de onderhavige zaak van dit beginsel moet worden afgeweken. De enkele, niet onderbouwde stelling van de opgeëiste persoon dat de zaak op de eerste zitting niet inhoudelijk zou zijn behandeld en dat hij verder niet aan het proces zou hebben deelgenomen, leidt niet tot een ander oordeel.
De rechtbank gaat er op grond van het voorgaande vanuit dat het in het EAB genoemde vonnis op tegenspraak is gewezen en dat, gelet hierop, de weigeringsgrond van artikel 12 OLW zich niet voordoet.

5.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
-
diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 312 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court of Zamość, Second Penal Division(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. E. Biçer en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van F.M.H. Albarda, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 25 januari 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.