ECLI:NL:RBAMS:2024:3831

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
13/108266-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Hongarije

Op 25 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Gerechtshof van Zalaegerszeg in Hongarije. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 7 november 2023 is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1993 in Hongarije, is momenteel gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Tijdens de zittingen op 4 en 12 juni 2024 is de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn de relevante juridische procedures gevolgd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard voor de zitting in hoger beroep in Hongarije en dat de verdediging daar is gevoerd door een gemachtigde raadsman.

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB en de aanvullende informatie beoordeeld en geconcludeerd dat de overlevering kan worden toegestaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht kwalificeert als diefstal, gevolgd van geweld tegen personen. De rechtbank heeft geen weigeringsgronden gevonden die zich verzetten tegen de overlevering en heeft geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, waarbij is opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/108266-24
Datum uitspraak: 25 juni 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 17 april 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 november 2023 door het Gerechtshof van Zalaegerszeg (Hongarije) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] (Hongarije),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd in [penitentiaire inrichting] .
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 4 juni 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 juni 2024, in aanwezigheid van mr. M al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Geerdink, advocaat te Borne en door een tolk – via een telefonische verbinding – in de Hongaarse taal. Aangezien de opgeëiste persoon de tolk niet begreep, heeft de rechtbank het onderzoek geschorst, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een tolk te laten oproepen die fysiek bij de zitting aanwezig kan zijn om bijstand te leveren aan de opgeëiste persoon.
Zitting 12 juni 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 12 juni 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en heeft middels een schriftelijke verklaring d.d. 12 juni 2024 afstand gedaan van zijn recht om bij de behandeling van het EAB aanwezig te zijn.
De raadsman, mr. T. Geerdink, advocaat in Borne, was aanwezig, maar heeft ter zitting verklaard niet uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om namens de opgeëiste persoon het woord te voeren.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis, het besluit van de Arrondissementsrechtbank van Nagykanizsa onder nummer 3.B.93/2021/8. de dato 11 januari 2022, hetwelk ten gevolge van het besluit van het Gerechtshof van Zalaegerszeg als rechtbank van tweede aanleg onder nummer l.Bf.55/2022/8. de dato 28 juni 2022 gezag van gewijsde heeft verkregen, Referentie: 7.Szv.217/2022/6.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 10 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4]
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid.
Op basis van de inhoud van het EAB en de aanvullende informatie stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard voor de zitting in hoger beroep en dat in deze procedure de verdediging is gevoerd door een door hem gemachtigde raadsman. Daarom is de rechtbank – met de officier van justitie – van oordeel dat sprake is van de omstandigheid zoals genoemd in artikel 12, onder b, OLW en dat de weigeringsgrond zich niet voordoet.

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Gerechtshof van Zalaegerszeg (Hongarije) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. M. Wiewel en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier.
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 25 juni 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (