ECLI:NL:RBAMS:2024:3828

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
13/048755-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met afzien van weigering op grond van artikel 6a OLW

Op 26 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Mönchengladbach. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan en afgezien van de weigering op grond van artikel 6a van de Overleveringswet (OLW). De opgeëiste persoon, geboren in 1996, heeft de Nederlandse nationaliteit en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. D. Bektesevic, tijdens de zitting op 12 juni 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen en dat zijn persoonsgegevens correct zijn. De officier van justitie, mr. G.M. Kolman, heeft de vordering tot overlevering ingediend op 15 april 2024, en de rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met 30 dagen verlengd.

Het EAB betreft een vonnis van 23 juni 2022, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van één jaar en twee maanden is opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De opgeëiste persoon heeft aangegeven dat hij in Duitsland wil resocialiseren, en zijn raadsman heeft verzocht om af te zien van de weigering van de overlevering op grond van artikel 6a OLW. De rechtbank heeft dit verzoek gehonoreerd, aangezien de officier van justitie zich niet tegen de overlevering verzet.

De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/048755-24
Datum uitspraak: 26 juni 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 15 april 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op
8 januari 2024 door het
Amtsgericht Mönchengladbach(Duitsland) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 12 juni 2024, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. D. Bektesevic, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Duitse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Standpunt raadsman

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen weigeringsgronden in de weg staan aan de overlevering van de opgeëiste persoon.

4.Grondslag en inhoud van het EAB en artikel 12 OLW

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van het
Amtsgericht Mönchengladbachvan 23 juni 2022, onherroepelijk sinds 1 juli 2022 en met referentie
51 Ds 245/21.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en twee maanden. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
De bovengenoemde vrijheidsstraf was aanvankelijk in voorwaardelijke vorm aan de opgeëiste persoon opgelegd. Vanwege overtreding van een voorwaarde (contact opnemen met de reclasseringsmedewerker) is de tenuitvoerlegging van de straf alsnog gelast. Nu de tenuitvoerlegging van de straf niet is gelast vanwege het plegen van een nieuw strafbaar feit, toetst de rechtbank deze tenuitvoerleggingsprocedure niet aan artikel 12 OLW. Dat betekent dat alleen de procedure waarin de straf aanvankelijk is opgelegd wordt getoetst aan artikel 12 OLW. [4] Het EAB vermeldt in dat kader dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Artikel 12 OLW is daarmee niet van toepassing.

5.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
medeplegen van mishandeling;
medeplegen van zware mishandeling;
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
6.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 6a OLW kan de overlevering van een Nederlander worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
Tijdens zijn verhoor door de rechter-commissaris op 8 april 2024 heeft de opgeëiste persoon aangegeven dat hij naar Duitsland is verhuisd toen hij vier jaar oud was en dat hij daar vervolgens twintig jaar gewoond heeft. Na ook in Somalië gewoond te hebben is hij recent teruggekomen naar Nederland om hier te werken. De opgeëiste persoon spreekt geen Nederlands, maar Duits. Zijn familie woont in Duitsland en hij houdt er sterk rekening mee dat hij in Duitsland wil resocialiseren. Ter zitting is door zijn raadsman dan ook verzocht om af te zien van het weigeren van de overlevering op grond van artikel 6a OLW.
De officier van justitie verzet zich niet tegen het afzien van weigering van de overlevering op grond van artikel 6a OLW.
De rechtbank ziet, conform het standpunt van de raadsman en overeenkomstig de wens van de opgeëiste persoon, af van weigering van de overlevering op grond van artikel 6a OLW. Nu de verdediging aldus geen beroep heeft gedaan op de facultatieve weigeringsgrond en weigering van de overlevering de uitzondering behoort te zijn, ziet de rechtbank in elk geval geen aanleiding voor toepassing van die bepaling.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 141, 300 en 302 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Mönchengladbach(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R.A. Sipkens, rechter,
mrs. M. Wiewel en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 26 juni 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (