ECLI:NL:RBAMS:2024:382

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
13/000622-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing overlevering aan Kroatië in verband met detentieomstandigheden

Op 23 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/000622-24 een beslissing genomen over de overlevering van een opgeëiste persoon aan Kroatië. De opgeëiste persoon, geboren in Joegoslavië in 1990, is gedetineerd in Nederland en heeft ingestemd met zijn onmiddellijke overlevering naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 3 januari 2020 door de Kroatische autoriteiten is uitgevaardigd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn verklaring dat hij de Noord-Macedonische nationaliteit heeft, geverifieerd. Tijdens de procedure is de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Zilver, en later door mr. W.F.J. Kramer, terwijl het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. W.H.R. Hogewind en mr. S.J. Wirken.

De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in de Zagreb Remand Prison beoordeeld, waarbij garanties zijn ontvangen van de Kroatische autoriteiten dat de opgeëiste persoon onder humane omstandigheden zal worden gedetineerd. Ondanks eerdere zorgen over de detentieomstandigheden in Kroatië, heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon na zijn overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering van de opgeëiste persoon aan Kroatië toe te staan, onder de voorwaarden van de OLW. De uitspraak is gedaan in raadkamer en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/000622-24
Datum uitspraak: 23 januari 2024
Beslissing ex artikel 40 Overleveringswet
naar aanleiding van de verklaring van de opgeëiste persoon ten overstaan van de meervoudige raadkamer dat hij instemt met zijn onmiddellijke overlevering als verzocht in het ten aanzien van hem uitgevaardigde Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op
3 januari 2020, door
the Office for Suppression of Corruption and Organized Crime– dat naar de rechtbank begrijpt onderdeel is van
the State Attorney’s Office– in Kroatië (hierna de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Joegoslavië) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [penitentiaire inrichting] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De opgeëiste persoon is gehoord in de enkelvoudige raadkamer op 10 januari 2024. De opgeëiste persoon is toen bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Servische taal.
Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie.
Wegens het ontbreken van aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit over de detentieomstandigheden in Kroatië is de zaak voor bepaalde tijd aangehouden tot
12 januari 2024. Na ontvangst van de aanvullende informatie is de zaak echter voor
12 januari 2024, met instemming van partijen, verwezen naar een meervoudige raadkamer.
De opgeëiste persoon is vervolgens gehoord in de meervoudige raadkamer op 18 januari 2024. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. W.F.J. Kramer, advocaat te Utrecht, die waarneemt voor zijn kantoorgenoot, mr. R. Zilver, en door een tolk in de Servische taal.
Het Openbaar Ministerie is vertegenwoordigd door mr. S.J. Wirken, officier van justitie.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft in raadkamer verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Noord-Macedonische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
decision of the County Court in Zagreb on Pre-charge Detentionvan
18 december 2019 (met kenmerk No. Kir-Us-245/19).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Kroatisch recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Verklaring van de opgeëiste persoon

De opgeëiste persoon heeft desgevraagd laten weten dat hij begrijpt wat zijn verklaring inhoudt en dat deze onomkeerbaar is. De opgeëiste persoon heeft op 18 januari 2024 verklaard dat hij instemt met onmiddellijke overlevering aan Kroatië.

5.Standpunten van de raadsman en de officier van justitie.

De officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat er geen weigeringsgronden of beletsels zijn die aan overlevering aan Kroatië in de weg staan.

6.Garanties en bedingen.

Garantie m.b.t. detentieomstandigheden (artikel 11 OLW)
De rechtbank stelt vast dat bij brief van 9 januari, afkomstig van
the State Attorney’s Office: Office for the Suppression of Corruption and Organised Crime,is medegedeeld dat de opgeëiste persoon hoogstwaarschijnlijk zal worden gedetineerd in de
Zagreb prison for pre-trial detention(ofwel:
Zagreb Remand Prison).
Naar aanleiding van uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 december 2023 [1] is de rechtbank van oordeel dat gedetineerden in de
Zagreb prison for pre-trial detentioneen reëel gevaar lopen om te worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling.
Deze vaststelling kan evenwel op zichzelf niet leiden tot de weigering om een EAB ten uitvoer te leggen. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken die bepaalde detentiecentra in de uitvaardigende lidstaat betreffen en die betrekking hebben op de detentieomstandigheden in die desbetreffende detentiecentra, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de opgeëiste persoon bij overlevering aan de autoriteiten van die lidstaat onmenselijk of vernederend zal worden behandeld. [2]
Teneinde te verzekeren dat artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (‘Handvest’) wordt geëerbiedigd in het bijzondere geval van een persoon tegen wie een EAB is uitgevaardigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens concreet en nauwkeurig na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de betrokkene na zijn overlevering aan deze lidstaat een reëel gevaar zal lopen, te worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van dat artikel wegens de omstandigheden waarin hij in de uitvaardigende lidstaat zal worden gedetineerd. [3]
Bij brief van 9 januari 2024 van de uitvaardigende justitiële autoriteit is de volgende garantie gegeven:
“[…]Pre-trial detention in the prison system of the Republic of Croatia (as well as in Zagreb Prison) is carried out in a way that does not offend the person and dignity of the person undergoing pre-trial detention (hereinafter: prisoner). […] Pursuant to the provisions of the Criminal Procedure Act and the Rulebook on House Rules in Prisons for Pre-trial Detention, and partially to the Act on Imprisonment, prisoners are provided with conditions that meet the minimum human and legal requirements from Article 3 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms.
[…]
In Zagreb Prison, prisoners are accommodated in rooms for the accommodation of prisoners
that meet the necessary health and hygiene requirements, climatic conditions, and are
generally of an appropriate size. The rooms in which the prisoners are housed and in which
they stay are clean, dry, equipped with TV devices, have sufficient daylight and artificial light that enables reading and working without visual disturbances. Each room has its own sanitary unit, separated from the rest of the room for personal privacy, which enables the physiological needs of prisoners to be performed in clean and appropriate conditions whenever they wish, and provides them with constant access to clean and potable water and enables them to maintain daily personal hygiene. Sanitary facilities are equipped with so-called squat toilet, a sink with hot and cold water and a mirror. Drinking water is available to prisoners at all times. Prisoners are allowed to shower twice a week, and more often according to need (which need must be expressed by the prisoner himself). Each prisoner is provided with a separate bed, bedding, bed and other linen, a cabinet for personal belongings and furniture that allows sitting and eating food in the accommodation room.
[…]
It should be pointed out that given that in Zagreb Prison major changes are only possible in
the comprehensive process of reconstruction of the Prison facility, in recent years the rooms
for the accommodation of prisoners have been more intensively renovated, in accordance with organizational and security possibilities, in such a way that the walls of the accommodation rooms are painted, the sanitary facilities are renovated by laying new ceramic tiles and installing new sanitary ware, and the bathrooms for shared showers are renovated. Two wards for the accommodation of prisoners have been refurbished in their entirety, and in the other wards the accommodation rooms that needed the refurbishment the most have been renovated as well. One room for accommodation was completely renovated at the beginning of last year in such a way that the sanitary facility is completely (from floor to ceiling) separated by a wall from the room for accommodation of persons deprived of liberty. […]
Prisoners are allowed eight hours of uninterrupted rest in twenty-four hours, and stay in the
fresh air in the open area of the Prison for at least two hours a day. In Zagreb Prison, prisoners have the possibility of regular sports recreation in the sports hall […] and on the promenades of the Prison during their stay in the fresh air in the open space. […]
With the approval of the competent court and under its supervision, prisoners may be visited
(in accordance with the Daily Schedule for prisoners) by their relatives and at the prisoner's
request by a doctor and other persons. […]”
Bij brief van 15 januari 2024 van de uitvaardigende justitiële autoriteit is bovenstaande garantie als volgt aangevuld:
“Further to your request, […], to supplement the report on the conditions of pre-trial detention in Zagreb Prison for the purposes of the decision-making process on the European arrest warrant before the competent judicial authorities of the Netherlands regarding the surrender of [opgeëiste persoon] […], we are hereby supplementing the report of this Office of9 January 2024 in such a way asto provide a guaranteethat [opgeëiste persoon] will have at least 3 square metres of personal space at his disposal in the room/s where he will be housed during his pre-trial detention in Zagreb prison.”
Gelet op bovengenoemde garanties is de rechtbank van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat dat zijn door het Handvest gewaarborgde grondrechten zullen worden geschonden. De detentieomstandigheden vormen dan ook geen beletsel voor het toestaan van de overlevering.
Bedingen
De overlevering wordt niet toegestaan dan onder de algemene bedingen als bedoeld in
artikel 14, eerste, tweede en vierde lid, OLW die overeenkomen met artikel 27, tweede en derde lid, en artikel 28, tweede en vierde lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. Door in te stemmen met zijn verkorte overlevering verliest de opgeëiste persoon niet de bescherming van het specialiteitsbeginsel noch de bescherming tegen verdere overlevering of uitlevering, zoals bedoeld in de artikel 14 OLW en de artikelen 27 en 28 van Kaderbesluit 2002/584/JBZ.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, voor zover van toepassing in de verkorte procedure, en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan voor het feit zoals omschreven in onderdeel e) van het EAB.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 14 OLW.

9.Beslissing

Bepaalt dat
[opgeëiste persoon]ter beschikking zal worden gesteld van
the Office for Suppression of Corruption and Organized Crimein Kroatië.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en uitgesproken in raadkamer van 23 januari 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659-15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 ( Aranyosi en Căldăraru ), punten 92 en 94.
3.HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659-15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 ( Aranyosi en Căldăraru ), punten 92 en 94.