ECLI:NL:RBAMS:2024:3806

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
C/13/748761 FT RK 24.336
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot maatwerkvoorziening ex artikel 379 Faillissementswet in het kader van een openbare akkoordprocedure

In deze zaak heeft de besloten vennootschap [verzoeker] B.V. op 7 december 2023 een startverklaring ex artikel 370 lid 3 Faillissementswet (Fw) ingediend bij de Rechtbank Amsterdam, waarbij zij heeft gekozen voor een openbare akkoordprocedure buiten faillissement. Op 29 januari 2024 heeft [verzoeker] een verzoekschrift ingediend tot het aanstellen van een observator en een verzoek tot het treffen van een maatwerkvoorziening ex artikel 379 Fw. De rechtbank heeft op 14 februari 2024 mr. J.R. Berkenbosch benoemd tot observator en heeft op 27 februari 2024 het verzoek tot het treffen van een maatwerkvoorziening afgewezen. Op 28 maart 2024 heeft [verzoeker] opnieuw een verzoekschrift tot het treffen van een maatwerkvoorziening ingediend. De belanghebbenden, waaronder de observator en de Rabobank, hebben ingestemd met schriftelijke afdoening zonder zitting. Op 2 april 2024 heeft [verzoeker] een aangepaste versie van het ‘Amended Cross-Border Court-to-Court Communications Protocol’ ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] met de huidige versie van het Protocol tegemoet is gekomen aan de bezwaren die eerder door de rechtbank zijn geuit. De rechtbank heeft het Nieuwe Protocol op de WHOA procedure van toepassing verklaard en mr. J.R. Berkenbosch als observator aangewezen in de zin van het Nieuwe Protocol. De beschikking is gegeven en uitgesproken op 4 april 2024.

Uitspraak

Rechtbank AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
rekestnummers: C/13/748761 FT RK 24.336
uitspraakdatum: 4 april 2024
verzoek maatwerkvoorziening ex artikel 379 Fw
in de zaak van
de besloten vennootschap
[verzoeker] B.V.,
ingeschreven in de Kamer van Koophandel onder nummer [KvK nummer] ,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaten: mr. K.P. Hoogenboezem, mr. G.P. van Hooft en mr. D.M. van de Loo.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft op 7 december 2023 een startverklaring ex artikel 370 lid 3 Faillissementswet (Fw) ter griffie van deze rechtbank gedeponeerd. [verzoeker] heeft daarbij gekozen voor een openbare akkoordprocedure buiten faillissement.
1.2.
Op 29 januari 2024 heeft [verzoeker] een verzoekschrift tot het aanstellen van een observator zoals bedoeld in artikel 380 jo 379 Fw ingediend.
1.3.
Gelijktijdig heeft [verzoeker] op 29 januari 2024 een verzoekschrift tot het treffen van een maatwerkvoorziening zoals bedoeld in artikel 379 Fw ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft bij beschikking van 14 februari 2024 mr. J.R. Berkenbosch benoemd tot observator. De rechtbank heeft bij beschikking van 27 februari 2024 het
verzoek tot het treffen van een maatwerkvoorziening afgewezen.
1.5.
Op 28 maart 2024 heeft [verzoeker] andermaal een verzoekschrift tot het treffen van een maatwerkvoorziening zoals bedoeld in artikel 379 Fw ingediend.
1.6.
Belanghebbenden bij dit verzoek - de observator, de Rabobank en Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V. - hebben ingestemd met schriftelijke
afdoening zonder zitting.
1.7.
[verzoeker] heeft de rechtbank op 2 april 2024 een aangepaste versie van het
‘Amended Cross-Border Court-to-Court Communications Protocol’ doen toekomen.

2.Het verzoek van [verzoeker]

2.1.
heeft andermaal een verzoek tot het treffen van een maatvoorziening bij de rechtbank ingediend inhoudende het (herziene) Protocol van toepassing te verklaren op de onderhavige procedure en tevens een
Facilitatorals bedoeld in het Protocol aan te wijzen.
2.2.
Op 27 februari 2024 heeft deze rechtbank het verzoek van [verzoeker] tot het treffen van een voorziening ex artikel 379 Fw afgewezen. De verzochte voorziening betrof het van toepassing verklaren van een Protocol (hierna te noemen: het Oude Protocol) en daarmee de zogeheten JIN
Guidelinesen JIN
Modalities. De rechtbank heeft in haar beschikking overwogen dat zij in beginsel geen bezwaar heeft tegen het van toepassing verklaren van de JIN
Guidelinesen JIN
Modalities, maar van oordeel is dat enkele door de Amerikaanse rechtbank opgestelde ‘bijzondere bepalingen’ niet passen binnen het toepasselijke Nederlandse procesrecht. Inmiddels heeft [verzoeker] het Oude Protocol gewijzigd om aan de be- zwaren zoals door de rechtbank benoemd in de beschikking van 27 februari 2024 tegemoet te komen. [verzoeker] verzoekt thans het gewijzigde Protocol (hierna te noemen: het Nieuwe Protocol) op de onderhavige WHOA procedure van toepassing te verklaren. [verzoeker] heeft de rechtbank op 2 april 2024 nog een aangepaste versie van het ‘
Amended Cross-Border Court-to-Court Communications Protocol’, met een iets nauwkeurige formulering van onderdeel 5, 10 en 11, toegezonden.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank constateert dat [verzoeker] met het huidige versie van het Protocol tegemoet is gekomen aan de bezwaren van de rechtbank, zoals door haar geuit in de beschikking van 27 februari 2024. De rechtbank zal thans de gevraagde voorziening treffen en het Nieuwe Protocol - de laatste aangepaste versie van ‘
Amended Cross-Border Court- to-Court Communications Protocol’, de JIN
Guidelinesen de JIN
Modalities- op de onderhavige WHOA procedure van toepassing verklaren. Het Nieuwe Protocol wordt aan deze beschikking gehecht en geldt als hier ingevoegd. De rechtbank wijst de observator, mr. J.R. Berkenbosch, aan als
Facilitatorin de zin van het Nieuwe Protocol.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst het verzoek toe;
4.2.
verklaart het Nieuwe Protocol - de laatste aangepaste versie van ‘
Amended Cross- Border Court-to-Court Communications Protocol’, de JIN
Guidelinesen de JIN
Modalities- op de onderhavige WHOA procedure van toepassing;
4.3.
wijst de observator, mr. J.R. Berkenbosch, aan als
Facilitatorin de zin van het Nieuwe Protocol.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. de Vos, voorzitter, mr. P.J. Neijt en
mr. J.H. Steverink, rechters, en uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op
4 april 2024.