ECLI:NL:RBAMS:2024:3800

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
C/13/751749 / KG ZA 24-468
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van ongedocumenteerde vreemdeling uit LVV-opvang na beëindiging traject

Op 25 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam in een kort geding uitspraak gedaan over de ontruiming van een ongedocumenteerde vreemdeling uit Burundi, die sinds 15 november 2022 in de Landelijke Vreemdelingenvoorzieningen (LVV) in Amsterdam verbleef. De Gemeente Amsterdam had de vreemdeling op 17 augustus 2023 geïnformeerd dat zijn LVV-traject per 11 juli 2023 was beëindigd en dat hij de opvanglocatie uiterlijk op 31 augustus 2023 moest verlaten. Ondanks herhaalde verzoeken heeft de vreemdeling de opvang niet verlaten, wat de Gemeente noopte tot het indienen van een vordering tot ontruiming.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Gemeente haar vordering toegelicht, waarbij zij stelde dat de vreemdeling geen recht meer had op opvang, aangezien hij niet meewerkte aan zijn terugkeer naar Burundi. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vreemdeling al meer dan 1,5 jaar in de opvang verbleef en dat zijn LVV-traject onherroepelijk was beëindigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Gemeente voldoende aannemelijk had gemaakt dat er een wachtlijst van 77 personen was voor de LVV-voorzieningen, en dat het belang van de Gemeente om de ontruiming door te voeren zwaarder woog dan het belang van de vreemdeling om in de opvang te blijven.

De voorzieningenrechter heeft de vreemdeling veroordeeld om binnen een week na betekening van de uitspraak de opvanglocatie te verlaten. Tevens is bepaald dat de kosten van de procedure tussen partijen worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de Gemeente de ontruiming kan laten uitvoeren indien de vreemdeling niet vrijwillig vertrekt.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/751749 / KG ZA 24-468 VVV/MAH
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak op 25 juni 2024
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AMSTERDAM(Onderwijs, Jeugd en Zorg),
zetelend te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 15 juni 2024,
advocaten mr. D.L. Sinaij en mr. C.C. Horrevorts te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. W.G. Fischer te Assen.
Eiseres zal hierna de Gemeente worden genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. T.H. van Voorst Vader, voorzieningenrechter, en mr. M.A.H. Verburgh, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
- aan de kant van de Gemeente: [naam 1] (beleidsadviseur) en [naam 2] (juridisch medewerker), met mr. Sinaij en mr.Horrevorts,
- gedaagde met mr. Fischer.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling op 25 juni 2024 heeft de Gemeente gesteld en gevorderd overeenkomstig de dagvaarding. Gedaagde heeft mede aan de hand van een op voorhand ingediende akte verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en de Gemeente ook een pleitnota. Deze zijn aan het dossier toegevoegd. De behandeling van de zaak is gesloten en vervolgens is mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 29a lid 3 Rv dit proces-verbaal opgemaakt, dat op 27 juni 2024 aan partijen wordt afgegeven.

2.2. De feiten

2.1.
Gedaagde is een ongedocumenteerde vreemdeling afkomstig uit Burundi. Hij verblijft sinds 15 november 2022 in de LVV (Landelijke Vreemdelingenvoorzieningen Amsterdam) opvang aan de [locatie] . Gedaagde verblijft in kamer [nummer] . Op de locatie kan hij gebruik maken van gezamenlijke (sanitaire) voorzieningen, zoals de keuken en wasmachine.
2.2.
De Gemeente heeft gedaagde op 17 augustus 2023 bericht dat zijn LVV-traject is beëindigd per 11 juli 2023 en dat hij de opvang op 31 augustus 2023 moet verlaten. Ondanks herhaaldelijk verzoek nadien heeft hij de opvang niet verlaten.

3.3. De mondelinge uitspraak

3.1.
De Gemeente vordert ontruiming door gedaagde van de opvanglocatie. Daarvoor heeft zij een executoriale titel nodig. De ontruiming is al aan hem aangezegd per 31 augustus 2023 en herhaaldelijk daarna, maar hij heeft vooralsnog geweigerd de opvang te verlaten.
3.2.
Het LVV-beleid zoals nu uitgevoerd, is gebaseerd op een mandaat van de Staatssecretaris en zal volgens de Gemeente tot het einde van dit jaar worden voortgezet volgens de nu geldende afspraken daaromtrent.
3.3.
Op grond van het LVV-beleid eindigt een LVV-traject in ieder geval na 1,5 jaar en wordt het traject eerder beëindigd in het geval de betrokkene geen medewerking verleent aan het bereiken van de beoogde bestendige oplossing. Niet weersproken is dat gedaagde zich voorafgaand aan het LVV-traject aan dit beleid heeft gecommitteerd en hij van de inhoud van dat beleid op de hoogte was.
3.4.
Beide gronden voor het beëindigen van het LVV-traject zijn op gedaagde van toepassing. Hij verblijft sinds 15 november 2022, dus al ruim 1,5 jaar in de opvanglocatie. De maximumduur van het LVV-traject is dus al verstreken.
Daarnaast is zijn traject op 11 juli 2023 voortijdig beëindigd (inmiddels onherroepelijk) omdat hij niet meer mee wil werken aan terugkeer naar Burundi.
3.5.
Bovenstaande betekent dat gedaagde geen aanspraak meer heeft op de opvang en dat hij zonder recht of titel in de opvanglocatie verblijft.
3.6.
Eventuele dakloosheid van gedaagde zal een gevolg zijn van zijn eigen keuze om niet mee te werken aan terugkeer naar Burundi. Als hij zich daartoe wel bereid verklaart kan hij opvang krijgen in de VBL (vrijheidsbeperkende locatie) in Ter Apel.
3.7.
Gedaagde heeft ter zitting verklaard waarom de omstandigheden zo gewijzigd zijn dat hij niet meer naar Burundi terug durft te gaan. Dat staat hier echter niet ter beoordeling.
3.8.
Gedaagde voert aan dat het het voornemen is van het - waarschijnlijk per 2 juli 2024 aantredende - nieuwe kabinet om de LVV af te schaffen. Daarmee is volgens gedaagde het spoedeisend belang aan de vordering van de Gemeente ontvallen en moet nu pas op de plaats worden gemaakt. Binnenkort zal duidelijk worden met welke omstandigheden men te rekenen heeft.
3.9.
De voorzieningenrechter gaat hierin niet mee. Op dit moment is immers nog niet bekend wanneer nieuw beleid zal worden ingevoerd en wat daarvan de gevolgen zijn. De Gemeente meent in ieder geval tot het einde van dit jaar het huidige beleid te kunnen voortzetten. Dat betekent dat er op dit moment geen grond is om van het geldende beleid af te wijken. Er is dus alle reden om ruimte te maken voor een van de mensen op de lange wachtlijst voor de LVV-voorziening.
3.10.
Bovenstaande betekent dat gedaagde zal worden veroordeeld om de opvanglocatie te verlaten. Deze veroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De gemeente heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat voor de opvanglocatie een wachtlijst (met 77 personen) bestaat. Het belang van de gemeente om dit vonnis ten uitvoer te kunnen leggen en een ongedocumenteerde van de wachtlijst in de opvanglocatie te plaatsen, weegt zwaarder dan het belang van gedaagde.
3.11.
Voor het verlaten van de opvang zal gedaagde een termijn van 1 week na betekening van deze uitspraak worden gegeven.
3.12.
De Gemeente heeft expliciet gevraagd om een kostenveroordeling, omdat zij door gedaagde op kosten wordt gejaagd. Gedaagde heeft uitdrukkelijk aangegeven dat hij geen inkomsten en vermogen heeft en ook geen inkomsten mag verwerven. Omdat ongedocumenteerde vreemdelingen in Nederland geen inkomsten mogen verwerven, komt het procesrisico van een kostenveroordeling voor hen neer op een ontoelaatbare belemmering van het recht op toegang tot de rechter. Daarom zal gedaagde niet in de proceskosten worden veroordeeld, maar zullen deze worden gecompenseerd, dat wil zeggen dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt gedaagde om binnen een week na betekening van dit vonnis de onroerende zaak, het pand gelegen aan de [locatie] , kadastraal bekend als Amsterdam [sectie + nummer] ( [Objectnummer] ), te ontruimen met al de zijnen en het zijne, en het perceel geheel ontruimd, ontdaan van zaken, onder afgifte van de sleutels, aan de Gemeente ter beschikking te stellen en ontruimd te houden en niet meer te gebruiken, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform de artikelen 555 e.v. en 444 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering,
4.2.
veroordeelt gedaagde, indien hij niet vrijwillig aan de hiervoor gegeven veroordeling tot ontruiming voldoet en de Gemeente de ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf bewerkstelligt, aan de Gemeente de kosten van de ontruiming te voldoen op vertoning van en conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming,
4.3.
verklaart deze uitspraak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzieningenrechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
Type: MAH
Coll: mb