ECLI:NL:RBAMS:2024:3752

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
13/138399-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor uitbreiding van vervolging van overgeleverde persoon in Duitsland

Op 17 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam, in de Internationale Rechtshulpkamer, een beslissing genomen in de zaak met parketnummer 13/138399-24. De rechtbank verleent toestemming voor de uitbreiding van de vervolging van de overgeleverde persoon, die momenteel gedetineerd is in Duitsland. Dit verzoek tot uitbreiding is ingediend door het Landgericht Kleve op 12 april 2024, en betreft een vordering ex artikel 14, derde lid, van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft vastgesteld dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad om zijn opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot aanvullende toestemming kenbaar te maken, zoals vereist door het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 26 oktober 2021.

De rechtbank heeft de ingediende stukken beoordeeld en geconcludeerd dat deze toereikend zijn om een beslissing te nemen, met volledige eerbiediging van de rechten van de verdediging. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de overgeleverde persoon geen verklaring wenste af te leggen en dat er geen speciale redenen waren om af te wijken van het specialiteitsbeginsel. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de gegevens die zijn verstrekt in het verzoek en de relevante juridische kaders, en heeft de toestemming verleend voor de uitbreiding van de vervolging voor de feiten zoals vermeld in het verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/138399-24
Datum beslissing: 17 juni 2024
BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 30 april 2024, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor uitbreiding van de vervolging als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW. Dit verzoek is ingediend door het
Landgericht Kleve(Duitsland) op 12 april 2024 en betreft:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats] (Duitsland),
thans gedetineerd in Duitsland,
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Beoordeling

Het verzoek bevat de gegevens als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De voorhanden zijnde stukken zijn toereikend om - met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon - een beslissing te nemen.
Het verzoek betreft feiten ten aanzien waarvan krachtens de OLW overlevering had kunnen worden toegestaan.
Hoorrecht
Vereist is dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad om al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot aanvullende toestemming kenbaar te maken, zoals bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 26 oktober 2021. [1]
De Staatsanwalt in Kleve heeft op 7 juni 2024 per e-mail een proces-verbaal van een zitting van 8 april 2024 met de rechtbank gedeeld. Uit dit proces-verbaal blijkt onder andere het volgende:
“Het hier in acht te nemen specialiteitsbeginsel werd toegelicht.
(…)
Het specialiteitsbeginsel werd verder toegelicht.
Advocaat Arslan legde uit dat de beklaagde hier op dit moment geen verklaring over wenste af te leggen. Er zou niet worden afgezien van de inachtneming van het specialiteitsbeginsel. Hij had hier geen speciale redenen voor, alleen juridische.”
Uit een e-mail van de Staatsanwalt in Kleve van 21 mei 2024 blijkt daarnaast het volgende:
“I attached my letter to [opgeëiste persoon] lawyer concerning your wish of hearing[opgeëiste persoon] regarding my request for additional prosecution according to Art. 27 III g) of the framework 2002-584-JI. I received no answer from the lawyer so I suppose they do not want give a statement.”
De brief waarnaar in het citaat hierboven verwezen wordt bevindt zich eveneens in het dossier. Het betreft een brief van 30 april 2024 naar de advocaat van de overgeleverde persoon waarin hem wordt verzocht om vóór 16 mei 2024 een standpunt in te nemen ten aanzien van het verzoek tot uitbreiding van de vervolging.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad om al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot aanvullende toestemming kenbaar te maken en zal daarom het verzoek toewijzen.

2.Beslissing

De rechtbank
verleentop grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, en derde lid, OLW
toestemmingvoor uitbreiding van de vervolging van
[opgeëiste persoon]voor de feiten zoals vermeld in het verzoek.
Deze beslissing is genomen op 17 juni 2024 door:
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. H.J. Bos en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,

Voetnoten

1.Vgl. HvJ EU 26 oktober 2021, ECLI:EU:C:2021:876, punt 63.