ECLI:NL:RBAMS:2024:3751

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
24-002000
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen weigering rechter-commissaris om onderzoekshandelingen te verrichten in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 25 juni 2024 uitspraak gedaan over een bezwaar dat was ingediend op grond van artikel 182 van het Wetboek van Strafvordering. De bezwaarde, bijgestaan door zijn raadsleden, had de rechter-commissaris verzocht om onderzoekshandelingen te verrichten, waaronder het horen van 32 getuigen. De rechter-commissaris heeft dit verzoek op 11 januari 2024 afgewezen, wat leidde tot het indienen van een bezwaarschrift op 22 januari 2024. Tijdens de behandeling van het bezwaar op 11 juni 2024 heeft de rechtbank de bezwaarde, zijn raadsleden en de officier van justitie gehoord. De verdediging heeft het verzoek tot het horen van een aantal getuigen ingetrokken, maar heeft enkele getuigenverzoeken gehandhaafd die volgens hen cruciaal zijn voor de verdediging van de bezwaarde, die wordt verdacht van verduistering van 40 miljoen euro. De officier van justitie heeft het bezwaar ongegrond verklaard, stellende dat er onvoldoende onderbouwing was voor de verzoeken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de rechter-commissaris terecht heeft geweigerd de verzoeken in te willigen, omdat de gevraagde getuigen niet konden bijdragen aan de beslissing in de zaak. De rechtbank heeft het bezwaar daarom ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
parketnummer : 13-845258-17
raadkamernummer : 24-002000
datum : 25 juni 2024
beslissing van de meervoudige raadkamer op het bezwaar op grond van artikel 182, zesde lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[bezwaarde] ,

geboren op [geboortedag 1] 1987 te [geboortedag 2] ( [geboorteland] ),
woonplaats kiezende ten kantore van zijn raadslieden mr. A.J.M. de Swart en mr. J.P. Bakker, Alexanderstraat 21, 2514 JM ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de bezwaarde.

Feiten

Namens de bezwaarde heeft de raadsman op 3 april 2023 de rechter-commissaris verzocht onderzoekshandelingen te verrichten, te weten het horen als getuige van 32 personen.
De rechter-commissaris heeft bij beslissing van 11 januari 2024 het verzoek afgewezen.

Procedure

Het bezwaarschrift is op 22 januari 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 11 juni 2024 het bezwaar in besloten raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de bezwaarde, de raadslieden mr. A.J.M. de Swart en mr. Y.E.A. Buruma en de officier van justitie op zitting gehoord.

Bezwaar

Het bezwaar richt zich tegen de weigering de rechter-commissaris de door de bezwaarde van de verzochte onderzoekshandelingen te verrichten. In een nadere toelichting op het bezwaarschrift d.d. 6 juni 2024 heeft de verdediging het verzoek tot het horen van een aantal getuigen ingetrokken. Het verzoek tot het horen van de volgende getuigen is gehandhaafd:
(6) [getuige 1]
(7) [getuige 2]
(9) [getuige 3]
(10) [getuige 4]
(11) [getuige 5]
(12) [getuige 6]
(13) [getuige 7]
(14) [getuige 8]
(15) [getuige 9]
(16) [getuige 10]
(17) [getuige 11]
(19) [getuige 12]
Namens de bezwaarde is, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
De gehandhaafde getuigen kunnen over vier onderwerpen verklaren:
De aankooprijzen en verwervingsbedragen van de door de bezwaarde aangekochte groeven en de kosten ten aanzien van de exploitatie;
De administratie (van STI);
Het overbrengen van liquiditeit naar [land] door de bezwaarde en;
Het enigszins losstaande feit 4 van de concept tenlastelegging, te weten de verweten valsheid in geschrifte.
De verdediging heeft het bezwaar, kort samengevat, als volgt toegelicht. De bezwaarde wordt verdacht van verduistering van 40 miljoen euro. De verdediging verzoekt de rechtbank de bezwaarde in staat te stellen zich adequaat te kunnen verweren tegen de zware beschuldigingen van het Openbaar Ministerie. Getuigenverhoren van [nationaliteit] getuigen zijn, in een zaak die draait om de aldaar gedane investeringen, onvermijdelijk. Het gaat dan onder meer om het aankoopteam dat betrokken was bij de onderhandelingen over de aanschaf van de groeven. Zij kunnen verklaren over de overeengekomen verwervingsprijzen, de betaling en de formele afwikkeling van de aankopen. Verder is het van belang getuigen te horen die werkzaam waren voor de heer [naam / naam bedrijf] en betrokken waren bij de administratie. Zij kunnen verklaren over door bezwaarde voldane exploitatiekosten die in [land] zijn gemaakt, zoals kosten voor de aanschaf van machines, en kosten gepaard gaande met bedrijfsvoering.
Voorts zijn er getuigen die kunnen verklaren over specifieke alternatieve betalingsstructuren die door bezwaarde zijn gebruikt. De verdediging ziet mogelijkheden om de getuigen zonder rechtshulpverzoek aan [land] te horen door de getuigen vrijwillig naar Nederland te laten komen om hier door de rechter-commissaris te worden gehoord; praktisch gezien zijn er dus geen bezwaren tegen toewijzing van de getuigenverzoeken..
De laatste verzochte getuige, [getuige 12] , ziet op feit 4 op de concept tenlastelegging, de verweten valsheid in geschrifte ten aanzien van 17 screenshots. [getuige 12] was werkzaam als financieel-administratief medewerker op het kantoor van [bedrijf] en was betrokken bij de bedrijfsadministratie van de bezwaarde uit welke hoofde hij kan verklaren.
Tot slot heeft de verdediging in de nadere toelichting op het verzoekschrift verzocht het Openbaar Ministerie opdracht te geven het dossier te completeren met processen-verbaal zoals verzocht in de tweede tranche onderzoekswensen van 3 april 2023. De rechter-commissaris heeft op dit verzoek nog geen beslissing genomen. De verdediging leest daarin een weigering om de gevraagde onderzoekshandeling te verrichten en verzoekt de rechtbank alsnog te beslissen dat het dossier gecompleteerd moet worden zoals verzocht. In raadkamer heeft de verdediging verklaard zich ook te kunnen vinden in een terugverwijzing naar de rechter-commissaris.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie concludeert tot ongegrondverklaring van het bezwaar. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, bij afwezigheid van een verklaring van de bezwaarde, het verzoek tot het horen van getuigen een grondige onderbouwing vereist. Enige concrete informatie over investeringen in groeven in [land] ontbreekt. Het gebrek hieraan doet veronderstellen dat de gevraagde getuigen slechts in algemene termen zullen verklaren. Er zijn eerder getuigen gehoord bij de rechter-commissaris over het runnen van de administratie. Deze getuigen hebben niets verklaard over de relatie tussen het geld van de verstrekker [naam / naam bedrijf] en de uitgaven. Een dergelijke algemene verklaring draagt niet bij aan de beantwoording van de vraag of de bezwaarde gelden van [naam / naam bedrijf] anders dan overeenkomstig het overeengekomen doel heeft besteed. De rechtbank zou ook bij tussenbeslissing opdracht kunnen geven de bezwaarde nogmaals door de FIOD te laten horen om meer duidelijkheid te krijgen wat betreft het verdedigingsbelang.
Wat betreft het verzoek tot completering van het dossier stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het verzoek eerst dient te worden terugverwezen naar de rechter-commissaris om daarop te beslissen.

Beoordeling

Vooropgesteld wordt dat de rechter-commissaris een verzoek als het onderhavige weigert indien de gevraagde onderzoekshandeling niet kan bijdragen aan enige in de zaak te nemen beslissing. De rechtbank zal moeten toetsen of de beslissing van de rechter-commissaris in het licht daarvan stand kan houden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 3 april 2023 heeft de verdediging de tweede tranche onderzoekswensen ingediend bij de rechter-commissaris. Eén van de verzoeken was het Openbaar Ministerie opdracht te geven het dossier te completeren door de toevoeging van processen-verbaal inzake gesprekken en/of verhoren van de FIOD met [raadsman] en de [naam] . Uit de beslissing van de rechter- commissaris van 11 januari 2024 blijkt dat de rechter-commissaris op dit punt geen beslissing heeft genomen. Anders dan de verdediging ziet de rechtbank hierin geen weigering van de rechter-commissaris om op het verzoek te beslissen. Het lijkt er meer op dat de rechter-commissaris het verzoek over het hoofd heeft gezien. De bezwaarde zal dus eerst de rechter-commissaris moeten verzoeken op het verzoek te beslissen.
De verdediging heeft in het bezwaarschrift van 24 januari 2024 en de nadere toelichting van 6 juni 2024 het verzoek tot het horen van getuigen ten aanzien van 24 getuigen gehandhaafd.
Ten aanzien van deze onderzoekshandelingen is onvoldoende vast komen te staan welk belang de verdediging heeft bij toewijzing van deze onderzoekswensen, nu ook na nadere onderbouwing en toelichting niet is gebleken dat de gevraagde onderzoekshandelingen voor de te beantwoorden vragen van de artikelen 348 en 350 Sv van belang kunnen zijn. Het bezwaar zal daarom ongegrond worden verklaard. De rechtbank licht dit als volgt toe.
Namens de bezwaarde stelt de verdediging zich op het standpunt dat de bezwaarde de door de verstrekker geleende 40 miljoen euro wel degelijk in [land] in de aankoop en exploitatie van steengroeven heeft geïnvesteerd. Het merendeel van de gevraagde getuigen zouden volgens de verdediging kunnen verklaren dat de bezwaarde steengroeven in [land] heeft aangekocht en daar geld voor heeft betaald. Dat staat in deze zaak echter niet ter discussie. Evenmin staat ter discussie dat het betalingsverkeer met [land] beperkt is en dat er - in algemene zin - alternatieve creatieve methodes nodig waren om toch financiële transacties met [land] te verrichten. Zoals overwogen door de rechter-commissaris draait het in deze zaak om de vraag of de bezwaarde het geleende geld aan de groeven heeft besteed en zo ja, langs welke concrete weg. Met andere woorden: het gaat om het verband tussen het geleende geld van [naam / naam bedrijf] en de aankoop van de steengroeven. Gesteld noch gebleken is dat de verzochte getuigen over het bestaan van dit verband kunnen verklaren. De rechtbank acht het verzoek tot het horen van deze getuigen daarom onvoldoende gemotiveerd.
Ook het verzoek tot het horen als getuige van de heer [getuige 12] acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Uit hetgeen onder punt 3.5.7 door de verdediging hiertoe naar voren is gebracht blijkt dat de getuige alleen kan verklaren over de algemene gang van zaken binnen de bedrijfsadministratie, maar niet over hetgeen concreet onder feit 4 in de concept tenlastelegging is opgenomen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mr. M. Smit en mr. E.M de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en uitgesproken op 25 juni 2024.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.