ECLI:NL:RBAMS:2024:3750

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
13/117316-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering van een Nederlander op basis van artikel 6a OLW met bevel tot tenuitvoerlegging van de straf in Nederland

Op 19 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Spanje op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en voldoende banden met Nederland, waardoor de overlevering op grond van artikel 6a van de Overleveringswet (OLW) wordt geweigerd. De rechtbank oordeelt dat de tenuitvoerlegging van de in Spanje opgelegde vrijheidsstraf van 7 jaar en 6 maanden in Nederland kan plaatsvinden. De opgeëiste persoon is gedetineerd en heeft verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met 30 dagen verlengd en de behandeling van het EAB vond plaats op 5 juni 2024. De officier van justitie, mr. K. van der Schaft, was aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. J-H.L.C.M. Kuijpers. De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon voldoende familiale, taalkundige, culturele en sociale banden met Nederland heeft, wat een rechtmatig belang voor de tenuitvoerlegging van de straf in Nederland rechtvaardigt. De rechtbank beveelt de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland en heft de overleveringsdetentie op, maar beveelt wel de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAMINTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/117316-24
Datum uitspraak: 19 juni 2024
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Deze vordering dateert van 10 april 2024 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op 7 september 2023 door
Section Two of the Provincial Court of Málaga(Spanje) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 5 juni 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat in Amsterdam. Hij nam waar voor zijn kantoorgenoot, mr. T. van Assendelft de Coningh.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgment no. 520, issued by Section Two of the Provincial Court of Málagavan 21 november 2016. Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 22 april 2024 blijkt dat het
High Court of Justicein hoger beroep over de zaak heeft geoordeeld bij arrest van 3 juli 2017. Niet duidelijk is of de opgeëiste persoon in hoger beroep aanwezig is geweest.
Het EAB vermeldt slechts dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing in eerste aanleg heeft geleid. In de aanvullende informatie van 8 mei 2024 is vermeld dat de opgeëiste persoon in alle fasen van de procedure (dus ook in hoger beroep) een advocaat naar eigen keuze heeft gehad die de verdediging heeft gevoerd. Deze advocaat was bovendien gemachtigd namens hem op te treden. Ook was de opgeëiste persoon steeds op de hoogte van het plaatsvinden van de verschillende fasen van de procedure. De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW doet zich dan ook niet voor nu sprake is van de omstandigheid als bedoeld in artikel 12 onder b OLW.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 7 jaar en 6 maanden. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1270 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest. Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de berekening van het nog resterende strafdeel zoals dat in onderdeel c) het EAB vermeld staat onjuist is. De rechtbank merkt met de officier van justitie op dat dit een executieaangelegenheid betreft, waarin de rechtbank niet kan treden. In beginsel dient uitgegaan te worden van de juistheid van het strafrestant zoals dat in het EAB genoemd wordt. Eventuele onjuistheden of wijzigingen in de berekening van het strafrestant kunnen in de executiefase aan bod komen.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Spanje een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 6a OLW kan de overlevering van een Nederlander worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Spanje opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
Het feit is naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Uit de Nederlandse kwalificatie volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet het toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaximum overstijgt.
De opgelegde sanctie is naar haar aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande, met de officier van justitie en de raadsman, dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
Uit hetgeen ter zitting hierover is opgemerkt volgt verder dat de opgeëiste persoon voldoende familiale, taalkundige, culturele en sociale banden met Nederland heeft, zodat sprake is van een rechtmatig belang dat de tenuitvoerlegging van de straf in Nederland rechtvaardigt.
De rechtbank is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In dit geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is en de rechtbank geen aanleiding ziet om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond, wordt de overlevering geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2 en 10 Opiumwet en 2, 5, 6a en 7 Overleveringswet.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Section Two of the Provincial Court of Málaga(Spanje) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraf in Nederland.
HEFT OPde overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon].
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Dit bevel is apart opgemaakt.
Deze uitspraak is gedaan door:
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. H.J. Bos en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 5 juni 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.