In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, vordert de besloten vennootschap Peccretio B.V. dat de gedaagde vennootschap, aangeduid als [gedaagde 1], de aandelen in Preheca B.V. afneemt en de eerste tranche van de koopprijs van € 500.000,00 betaalt. De vordering is ingesteld in kort geding, omdat de overeengekomen uiterste betaal- en leveringsdatum van 31 juli 2023 reeds was verstreken. Peccretio stelt dat [gedaagde 1] in verzuim is, omdat zij de betaling niet heeft verricht. De gedaagde partij voert aan dat zij door omstandigheden buiten haar invloedssfeer niet kan nakomen, en beroept zich op overmacht. De voorzieningenrechter oordeelt dat het beroep op overmacht niet slaagt, omdat de gedaagde partij de risico's van financiering heeft aanvaard en geen financieringsvoorbehoud heeft gemaakt in de overeenkomst. De voorzieningenrechter oordeelt dat voldoende aannemelijk is dat de gedaagde partij verplicht is om de aandelen af te nemen en de eerste tranche te betalen. Daarnaast wordt de persoonlijke aansprakelijkheid van [gedaagde 2], de bestuurder van [gedaagde 1], besproken. Peccretio stelt dat [gedaagde 2] onrechtmatig heeft gehandeld door de overeenkomst aan te gaan, terwijl hij wist dat [gedaagde 1] niet kon nakomen. De voorzieningenrechter oordeelt dat Peccretio niet heeft aangetoond dat [gedaagde 2] wist of moest weten dat [gedaagde 1] niet kon nakomen, en wijst de vorderingen tegen [gedaagde 2] af. De gedaagde partij wordt veroordeeld tot nakoming van de overeenkomst en betaling van de gevorderde bedragen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.