ECLI:NL:RBAMS:2024:3683

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
1311058024
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Hongarije

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 juni 2024 uitspraak gedaan over een vordering tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het District Court of Miskolc in Hongarije. Het EAB, dat dateert van 27 februari 2024, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Hongarije, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 30 mei 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.E. Hissel.

De verdediging heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd vanwege de slechte detentieomstandigheden in Hongarije, zoals aangetoond door YouTube-filmpjes. De officier van justitie heeft dit verweer verworpen, en de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen objectieve gegevens zijn die een algemeen gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling in Hongarije aantonen. De rechtbank heeft eerder in 2019 geoordeeld dat er geen algemeen reëel gevaar meer bestaat voor dergelijke behandelingen in Hongaarse detentie-instellingen.

Daarnaast heeft de raadsvrouw gesteld dat er een verzoek is gedaan op basis van artikel 21a van de Overleveringswet, waarop geen reactie is gekomen van de Hongaarse autoriteiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het uitblijven van een reactie geen weigeringsgrond oplevert voor de overlevering. Uiteindelijk heeft de rechtbank vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn, waardoor de overlevering is toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.110580.24
Datum uitspraak: 13 juni 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 9 april 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 februari 2024 door
the District Court of Miskolc, Hongarije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1996,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [P.I.] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 30 mei 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogenwind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.E. Hissel, advocaat in Maastricht, en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van
the Miskolc District Court, met referentienummer 16.B.2029/2023/12. Uit het A-formulier blijkt dat dit bevel dateert van 5 december 2023.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Hongaars recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]
De rechtbank ziet, anders dan de raadsvrouw, geen aanleiding om aan te nemen dat er wellicht al sprake is geweest van een veroordeling in onderhavige zaak. Het dossier bevat geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de opgeëiste persoon voor het feit omschreven in het EAB reeds veroordeeld zou zijn.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
moord en doodslag, zware mishandeling
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Weigeringsgrond artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in Hongarije

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering van de opgeëiste persoon dient te worden geweigerd, omdat de omstandigheden in de Hongaarse gevangenis niet in orde zijn. Dat blijkt uit twee YouTube filmpjes, namelijk
Kékfény- Gyilkosság a bortonbenen
Kekfeny Zarkafonok. Hierin is te zien dat er voortdurend wordt gevochten in de gevangenis, dat het eten van gedetineerden wordt afgepakt en dat er geen controle is over de veiligheid van gedetineerden. Gelet hierop bestaat dus geen garantie dat de opgeëiste persoon in een veilige gevangenis terecht zal komen en loopt hij aldus een reëel gevaar dat na overlevering zijn grondrechten zullen worden geschonden, aldus de raadsvrouw.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, resumerend, tot verwerping van het verweer geconcludeerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij uitspraak van 27 augustus 2019 heeft de rechtbank geoordeeld dat niet langer sprake is van een algemeen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling in Hongaarse detentie-instellingen. [4]
De werkwijze voor het vaststellen van een dergelijk algemeen gevaar is als volgt:
“Hiertoe dient de uitvoerende rechterlijke autoriteit zich allereerst te baseren op objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden die heersen in de uitvaardigende lidstaat en die kunnen duiden op gebreken die hetzij structureel of fundamenteel zijn, hetzij bepaalde groepen van personen raken, hetzij bepaalde detentiecentra betreffen.” [5]
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de YouTube filmpjes niet dergelijke gegevens bevatten. De rechtbank beschikt ook ambtshalve niet over dergelijke gegevens. Daarom kan niet worden aangenomen dat er een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in detentie-instellingen in Hongarije worden blootgesteld aan een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest). Het verweer wordt dan ook verworpen.

6.Artikel 11 OLW en artikel 21a OLW

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de opgeëiste persoon stelt zich op het standpunt dat er een verzoek is gedaan als bedoeld in artikel 21a van de OLW, waarop nog geen reactie is gekomen van de Hongaarse autoriteiten. Dit levert een schending op van de grondrechten in het kader van artikel 11 OLW, aldus de raadsvrouw.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat artikel 21a OLW slechts een inspanningsverplichting betreft en dat de overlevering, bij uitblijven van resultaat, om die reden niet kan worden geweigerd. Het verzoek van de raadsvrouw is door het Internationaal Rechtshulp Centrum reeds aan de uitvaardige justitiële autoriteit kenbaar gemaakt. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft niet gereageerd op dit verzoek, maar dit staat niet aan de overlevering in de weg.
Oordeel van de rechtbank
Voor zover de raadsvrouw heeft willen betogen dat het niet naleven van het verzoek ex artikel 21a OLW een schending van de grondrechten van het Handvest oplevert, slaagt dit verweer niet. Hetgeen is aangevoerd vormt onvoldoende grond voor de conclusie dat voor de opgeëiste persoon een reëel gevaar bestaat dat de door het Handvest gewaarborgde grondrechten zijn of zullen worden geschonden. De officier van justitie heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit in kennis gesteld van het door de verdediging gedane verzoek ex artikel 21a OLW en heeft daarmee voldaan aan de in dit artikel bedoelde inspanningsverplichting. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat, zoals ook door de officier van justitie is betoogd, het uitblijven van resultaat op dit punt geen weigeringsgrond oplevert.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 11 Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court of Miskolc, Hongarije voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. C.M. Delstra en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gabriëlse en L.E. Poel, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 13 juni 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam, 27 augustus 2019,
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 5 april 2016, gevoegde zaken C404/15 en C659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198, rechtsoverweging 89.