ECLI:NL:RBAMS:2024:3669

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
AMS 23/3955
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en fiscale parkeerplaats in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van Bunschoten-Spakenburg, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. Eiseres had een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen op 16 mei 2023, omdat haar voertuig zonder betaling van parkeerbelasting was geparkeerd. Eiseres stelde dat haar auto niet op een fiscale parkeerplek stond en dat zij daarom geen parkeerbelasting verschuldigd was. De heffingsambtenaar verklaarde echter dat het parkeervak waar de auto stond wel degelijk een fiscaal parkeervak was, ondersteund door gegevens van de scanauto en het stratenregister.

Tijdens de zitting op 27 mei 2024 was eiseres niet aanwezig, omdat zij de zittingsuitnodiging niet had ontvangen. De rechtbank heeft toestemming gekregen van eiseres om uitspraak te doen zonder haar te horen. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd dat eiseres op een fiscale parkeerplaats had geparkeerd. Eiseres had haar stelling dat geen parkeerbelasting verschuldigd was niet onderbouwd.

De rechtbank oordeelde verder dat de heffingsambtenaar had voldaan aan het kenbaarheidsvereiste, aangezien er parkeermeters en borden in de omgeving aanwezig waren. De stelling van eiseres dat haar collega's geen naheffingsaanslagen hadden gekregen, werd verworpen omdat deze niet voldoende onderbouwd was. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard en werd er geen aanleiding gezien voor vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/3955

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te Bunschoten-Spakenburg , eiseres

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Met het besluit van 16 mei 2023 heeft de heffingsambtenaar aan eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Met de uitspraak op bezwaar van 27 juni 2023 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2024. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [heffingsambtenaar] . Eiseres is niet verschenen, omdat zij de zittingsuitnodiging niet heeft ontvangen. De griffier heeft hierover op 29 mei 2024 om 13.00 uur telefonisch contact gehad met eiseres. Eiseres heeft de rechtbank toestemming gegeven om uitspraak te doen, zonder dat zij op de zitting is gehoord.

Overwegingen

1. Op 11 mei 2023 stond het voertuig van eiseres met kenteken [kentekennummer] stil in een parkeervak ter hoogte van [adres] [huisnummer] te Amsterdam. Om 13:47 uur heeft een parkeercontroleur van de gemeente Amsterdam geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan. Vervolgens is de naheffingsaanslag opgelegd.
2. Eiseres voert aan dat haar auto niet op een fiscale parkeerplek stond en dat zij daarom geen parkeerbelasting verschuldigd was. De auto stond bij het pand van het bedrijf [naam organisatie] op een parkeervak dat bij deze organisatie hoort. Verder stelt eiseres dat meerdere collega’s een naheffingsaanslag hebben ontvangen, maar dat deze na het indienen van bezwaar zijn vernietigd.
3. De heffingsambtenaar stelt dat het parkeervak waar de auto van eiseres stond wel degelijk een fiscaal parkeervak is. Op de scanfoto's is te zien dat de auto van eiseres geparkeerd staat op een parkeervak voor de ingang van het pand van [naam organisatie] , maar niet dat hier geen parkeerbelasting verschuldigd is. Uit het stratenregister, behorende bij het Uitvoerings- en aanwijzingsbesluit parkeerbelasting 2023, blijkt dat ter plaatse een betaald parkeren regime geldt. Volgens de heffingsambtenaar is eiseres dus parkeerbelasting verschuldigd voor het parkeren aldaar.
4. De rechtbank stelt vast dat uit het stratenregister, behorende bij het Uitvoerings- en aanwijzingsbesluit parkeerbelasting 2023, inderdaad blijkt dat in het deel van de [adres] waar eiseres haar auto had geparkeerd parkeerbelasting moet worden betaald. Deze regelgeving bevat geen uitzonderingen voor parkeervakken bij de bedrijfspanden in deze straat. Dat sprake was van een fiscaal parkeervak wordt ondersteund door de heffingsambtenaar overgelegde gegevens van de scanauto en de uitdraai uit de systemen van de heffingsambtenaar, waarin dit parkeervak ook als fiscale parkeerplaats is aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar hiermee voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres heeft geparkeerd op een fiscale parkeerplaats. Daartegenover heeft eiseres haar stelling dat geen parkeerbelasting is verschuldigd voor parkeren in het betreffende parkeervak bij het pand van [naam organisatie] , op geen enkele wijze onderbouwd.
5. Voor zover eiseres heeft bedoeld aan te voeren dat onvoldoende duidelijk was dat zij parkeerbelasting moest betalen, overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste rechtspraak kan het bestaan van de verplichting om parkeerbelasting te voldoen blijken uit de aanwezigheid van parkeerapparatuur bij of in de directe omgeving van de parkeerplaats, of uit borden of andere aanwijzingen bij of in de directe omgeving van de parkeerplaats, op een zodanige wijze dat er redelijkerwijs geen misverstand over kan bestaan dat parkeerbelasting verschuldigd is (de kenbaarheid). Verder is het vaste rechtspraak dat van een weggebruiker mag worden verwacht dat hij zich op de hoogte stelt van het al dan niet verschuldigd zijn van parkeerbelasting in het gebied waar hij wenst te parkeren. Op de parkeerder rust dan ook een onderzoeksplicht.
6. De rechtbank stelt vast dat op ongeveer 20 meter afstand van de parkeerlocatie van eiseres parkeerautomaat [automaatnummer] staat. Dat in de omgeving borden staan waaruit een uitzondering op het betaald parkeren regime kan worden afgeleid voor de parkeervakken bij het pand van [naam organisatie] , is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank concludeert dan ook dat de heffingsambtenaar heeft voldaan aan het kenbaarheidsvereiste. De naheffingsaanslag is dus terecht aan eiseres opgelegd.
7. De stelling van eiseres dat de aan haar collega’s opgelegde naheffingsaanslagen in bezwaar zijn vernietigd, kan bij gebrek aan onderbouwing niet tot een andere conclusie leiden. Alleen al omdat niet duidelijk is waarom deze naheffingsaanslagen zijn vernietigd, kunnen hieraan geen consequenties worden verbonden voor de aan eiseres opgelegde naheffingsaanslag.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Voor vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Speksnijder, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2024.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.