In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 19 juni 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, handelend onder de naam '[naam 1]', afgewezen. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een exploitatievergunning voor zijn souvenirwinkel, maar deze was door de burgemeester van Amsterdam afgewezen op 22 april 2024. De afwijzing was gebaseerd op de Wet Bibob, waarbij verweerder stelde dat er een ernstig gevaar bestond dat de vergunning zou worden gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten, gezien de zakelijke relatie tussen verzoeker en de heer [naam 2], die vermoedelijk betrokken was bij witwassen.
De voorzieningenrechter heeft op 6 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van verweerder. De rechter concludeert dat de belangen van de openbare orde en veiligheid zwaarder wegen dan de belangen van verzoeker bij het voortzetten van zijn onderneming. De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende elementen zijn voor het aannemen van een zakelijk samenwerkingsverband tussen verzoeker en de heer [naam 2], ondanks verzoekers beweringen dat alle banden zijn verbroken. De rechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat het primaire besluit naar verwachting in bezwaar kan standhouden. Er wordt geen griffierecht of proceskostenveroordeling toegewezen.