ECLI:NL:RBAMS:2024:3624

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
13/059537-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor bedreiging met airsoftgranaat en voorhanden hebben van wapen

Op 18 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 27-jarige man, die werd beschuldigd van bedreiging en het voorhanden hebben van een airsoftgranaat. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 12 februari 2024 een airsoftgranaat aan de centrale toegangsdeur van een appartementencomplex had bevestigd, met de woorden 'Tik Tak' en een pijl naar de granaat geverfd. Dit leidde tot de conclusie dat hij voorwaardelijk opzet had op de bedreiging van bewoners van het complex. De rechtbank achtte de ernst van het feit, gezien de maatschappelijke context en de gevaarzetting, groter dan bedreiging met een vuurwapen. De verdachte werd vrijgesproken van het voorhanden hebben van zes kogelpatronen, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. De rechtbank weegt in haar oordeel mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten, maar niet voor een soortgelijk feit. De rechtbank volgde de eis van de officier van justitie en legde een gevangenisstraf op, waarbij de impact van de bedreiging op de gemeenschap zwaar meeweegt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/059537-24 en 18/199950-20 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 18 juni 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] ,
verblijvende op het adres:
[adres 2] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W. van Poll, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
het medeplegen van bedreiging van (een familielid van) [persoon 1] en [persoon 2] . en van een of meerdere personen verblijvende in het complex aan de [adres 3] door een airsoftgranaat aan de portiekdeur te bevestigen en de woorden “Tik Tak” en een pijl wijzende naar de granaat op het complex te verven op 12 februari 2024;
het voorhanden hebben van zes kogelpatronen op 28 februari 2024;
het voorhanden hebben van een airsoftgranaat op 12 februari 2024.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage I,die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
Feit 1 en feit 3 acht de officier van justitie bewezen op grond van de uitslagen van het DNA-onderzoek, de overeenkomsten tussen de kledingstukken van NN1 en NN2 en de kledingstukken die zijn aangetroffen in de woning van verdachte, alsmede de locatiegegevens van de telefoon van verdachte en de omstandigheid dat verdachte zijn telefoon rondom het tijdstip van het ophangen van de granaat en het spuiten van de graffiti biometrisch heeft ontgrendeld en gebruikt. De officier van justitie is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte zowel NN1 als NN2 is, zodat hij vrijgesproken dient te worden van medeplegen.
Met betrekking tot feit 2 blijkt uit het dossier dat de politie bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 2] negen patronen heeft aangetroffen in een kast. De officier van justitie acht van belang dat de broer van verdachte aan de politie heeft verklaard dat de kast van verdachte is, dat hij er geen toegang tot heeft en dat de kast vanaf de oude woning van verdachte naar de woning aan de [adres 2] is verhuisd. Verdachte is niet lang daarvoor ook daadwerkelijk verhuisd. Dat in de tenlastelegging wordt gesproken over slechts zes patronen in plaats van negen, is een fout. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 28 februari 2024 in ieder geval zes patronen voorhanden heeft gehad.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte van alle feiten vrijgesproken dient te worden.
Ten aanzien van feit 1 en feit 3 heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat op grond van het DNA-spoor niet kan worden vastgesteld dat verdachte de airsoftgranaat heeft opgehangen, omdat het geen dadersspoor betreft. Ook op grond van de kledingvergelijking kan niet worden vastgesteld dat verdachte de persoon op de camerabeelden is. Aan de hand van één vergelijkbaar kenmerk, zoals een opstaande kraag, wordt geconcludeerd dat het gaat om dezelfde jas als op de camerabeelden. Het onderzoek naar de telefoon van verdachte heeft ook geen relevante resultaten opgeleverd.
Indien de rechtbank bewezen acht dat verdachte de persoon op de camerabeelden is, kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld dat iemand daadwerkelijk is bedreigd. Het dossier bevat geen aangiftes of verklaringen van [persoon 1] en [persoon 2] .. De officier van justitie richtte zich in zijn requisitoir op bewoner en getuige [getuige] . [getuige] heeft verklaard dat hij was geschrokken, maar niet dat hij zich bedreigd voelde. Waarschijnlijk realiseerde hij zich al dat niet hij, maar iemand anders het doelwit was van de bedreiging. Uit het dossier is echter niet gebleken dat die persoon ook van de bedreiging op de hoogte is geraakt. Al met al kan niet worden vastgesteld dat [getuige] zich bedreigd heeft gevoeld, zodat verdachte vrijgesproken dient te worden van feit 1.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat de kast waarin de patronen zijn aangetroffen aan verdachte toebehoort, zodat verdachte ook van dit feit vrijgesproken dient te worden. De verdenking is enkel gebaseerd op de verklaring van de broer van verdachte, die verdachte zelf weerspreekt. Het dossier bevat verder geen informatie over de inhoud van de kast, zoals spullen waaraan verdachte kan worden geïdentificeerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van het voorhanden hebben van zes patronen (feit 2)
De rechtbank acht – met de raadsman – feit 2 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. Het dossier bevat enkel de verklaring van de broer van verdachte dat de kast waarin de patronen zijn aangetroffen, aan verdachte toebehoort. Verdachte heeft die verklaring ter terechtzitting betwist. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de patronen aan verdachte toebehoorden.
3.3.2.
Bewijsmotivering voor bedreiging (feit 1) en het voorhanden hebben van een airsoftgranaat (feit 3)
De rechtbank acht de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten bewezen op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier blijkt dat in de nacht van 12 februari 2024 om 00:49 uur door een persoon (hierna: NN1) een airsoftgranaat met een tiewrap wordt bevestigd aan de toegangsdeur van een appartementencomplex aan de [adres 3] . Bijna twee uur later, om 02:35 uur, spuit een persoon (hierna: NN2) met graffiti de woorden “Tik Tak” op het complex, en een pijl, wijzend naar de airsoftgranaat. Verbalisant [verbalisant] beschrijft NN1 en NN2 aan de hand van de camerabeelden. NN1, die de granaat ophangt, heeft een slank/normaal postuur en draagt onder andere een jas met capuchon van het merk
The North Faceen een trainingsbroek. NN2 heeft ook een slank/normaal postuur en draagt onder andere een gewatteerde jas.
In de vroege ochtend van 12 februari 2024 komt de politie ter plaatse na een melding van één van de bewoners van het complex dat er een handgranaat aan de centrale toegangsdeur zou zijn bevestigd met een tiewrap. De tiewrap wordt veiliggesteld en onderworpen aan DNA-onderzoek. Op het lange uiteinde van de kabelbinder wordt een DNA-profiel aangetroffen. Uit onderzoek naar dit DNA blijkt dat het afkomstig is van minimaal één persoon en dat dit DNA-spoor meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het afkomstig is van verdachte, dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige onbekende persoon. De rechtbank concludeert hieruit dat dit DNA-spoor afkomstig is van verdachte.
Verdachte wordt enige tijd later aangehouden in de woning aan de [adres 2] te Amsterdam. De woning wordt doorzocht en bij de doorzoeking worden kledingstukken in beslag genomen. Aan de hand van de beelden vergelijkt verbalisant [verbalisant] de in beslag genomen kledingstukken met de kledingstukken die NN1 en NN2 dragen. Zij merkt de volgende gelijkenissen op. De in beslag genomen jas van het merk
The North Faceheeft, net als de jas die NN1 draagt, een capuchon met een verlengde klep, een trekkoord bij de hals, een logo van het merk op de borst en een soortgelijke boord van de mouw. De in beslag genomen trainingsbroek, waarvan verdachte ter terechtzitting heeft bevestigd dat die van hem is, heeft hetzelfde logo op de voorzijde en dezelfde reflecterende band op de achterzijde als de trainingsbroek van NN1. Ook het model van de trainingsbroeken, nauwsluitend aan de onderzijde en wijder aan de bovenzijde, en de plaats van een reflecterende opdruk, net boven de knieholte, komen overeen. De in beslag genomen gewatteerde jas heeft tot slot dezelfde opstaande kraag als de jas die NN2 draagt op de beelden.
Bij de doorzoeking wordt ook een telefoon in beslag genomen en vervolgens onderzocht. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de telefoon van hem is. De telefoon van verdachte blijkt gedurende de nacht van 12 februari 2024 te zijn gebruikt, maar was precies rond het tijdstip van het ophangen van de granaat enkele minuten vergrendeld. Vijftien minuten nadat de granaat is opgehangen aan het complex aan de [adres 3] , heeft de telefoon van verdachte verbinding gemaakt met de zendmast aan de [adres 4] . Laatstgenoemde locatie is op dertien minuten afstand van de [adres 3] . Op 13 februari 2024 is met de telefoon van verdachte via Google de zoekopdracht “onderzoek naar mogelijke explosie [wijk]” uitgevoerd. Vervolgens zijn twee artikelen bekeken over de aangetroffen handgranaat op de [adres 3] op de websites van het Parool en AT5.
De rechtbank acht op basis van de hiervoor besproken feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat verdachte zowel NN1 als NN2 is, en dat hij de airsoftgranaat heeft opgehangen en op het complex de woorden “Tik Tak” en een pijl wijzend naar voornoemde granaat heeft geverfd.
Bedreiging (feit 1)
De rechtbank komt hierna tot het oordeel dat verdachte een ander persoon, verblijvende in het complex, namelijk [getuige] heeft bedreigd.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Uit het dossier blijkt dat de politie ’s ochtends vroeg ter plaatse komt na een melding van bewoner en getuige [getuige] . [getuige] verklaart dat hij in shock was toen hij de granaat zag en dat hij direct 112 heeft gebeld. De rechtbank is van oordeel dat de aard van de ten laste gelegde gedragingen op zichzelf al voldoende is om bij de bedreigde in redelijkheid de vrees te doen ontstaan dat de bedreiging daadwerkelijk zou worden uitgevoerd.
Voorwaardelijk opzet
Over het standpunt van de raadsman dat uit het dossier kan worden afgeleid dat de bedreiging aan iemand anders dan [getuige] was gericht, overweegt de rechtbank dat dat niet in de weg hoeft te staan aan een bewezenverklaring van bedreiging ten aanzien van andere personen. Door de airsoftgranaat te bevestigen aan de centrale toegangsdeur van een appartementencomplex, heeft verdachte ten minste de aanmerkelijke kans aanvaard dat één of meerdere (andere) in het complex verblijvende personen, zoals [getuige] , van de bedreiging op de hoogte zouden raken en dat bij hen de vrees zou ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer zou kunnen worden gelegd.
Vrijspraak van medeplegen en van bedreiging overige personen
Van medeplegen en van het bedreigen van de overige ten laste gelegde personen zal verdachte worden vrijgesproken, omdat het dossier daarvoor onvoldoende bewijs bevat. Uit het dossier is immers niet gebleken dat naast [getuige] nog andere personen van de bedreiging op de hoogte zijn geraakt, noch dat verdachte de bedreiging met anderen heeft gepleegd.
Voorhanden hebben van een airsoftgranaat (feit 3)
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat verdachte op 12 februari 2024 een airsoftgranaat heeft opgehangen aan de toegangsdeur van het appartementencomplex aan de [adres 3] . Op grond daarvan acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte de airsoftgranaat die dag voorhanden heeft gehad. De airsoftgranaat is door deskundigen onderzocht. De conclusie van het rapport luidt dat de airsoftgranaat kan worden aangemerkt als een wapen conform categorie I, onder 7°, van artikel 2, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. De rechtbank acht op grond van het voorgaande feit 3 wettig en overtuigend bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1.
op 12 februari 2024 te Amsterdam een persoon verblijvende in het complex aan de [adres 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door
 een airsoftgranaat te bevestigen aan de portiekdeur van een complex aan de [adres 3] , en
 de woorden "Tik Tak" en een pijl wijzende naar een airsoftgranaat op het voornoemde complex aan de [adres 3] te verven.
3.
op 12 februari 2024 te Amsterdam een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een airsoftgranaat, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte gemotiveerd is om iets van zijn leven te maken. De reclassering is over hem te spreken. Hij komt zijn afspraken na, is bezig met het aflossen van zijn schulden en volgt een dagbestedingstraject. De verdediging heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan voorarrest op te leggen, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf. Dat zou voorkomen dat verdachte zijn omklapwoning kwijtraakt.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Explosies zijn de laatste jaren een terugkerend fenomeen in Amsterdam en hebben tot doel personen te intimideren. Verdachte heeft daar kennelijk mee willen dreigen door de airsoftgranaat op te hangen. Hij heeft zijn bedreiging bovendien bewust kracht bijgezet door met graffiti een pijl wijzend naar de airsoftgranaat op het complex te spuiten, met daarnaast de woorden “Tik Tak”. Explosies hebben niet alleen grote impact op de direct betrokkenen, maar zorgen ook voor gevoelens van angst en onveiligheid in een buurt. Verdachte heeft de airsoftgranaat bevestigd aan de centrale toegangsdeur van een appartementencomplex, waar veel bewoners dagelijks doorheen moeten. De deur is bovendien gelegen aan de openbare weg. De granaat was dus zichtbaar voor een ieder die langsloopt. Dat het ging om een airsoftgranaat en niet een ‘echte’ handgranaat, is daarbij niet van belang, omdat dat voor een willekeurige passant niet is te zien. Gelukkig heeft de politie al vroeg in de ochtend kunnen ingrijpen en zo kunnen voorkomen dat het beeld van de granaat meer mensen angst zou aanjagen. Dat neemt niet weg dat de gehele buurt er vervolgens van op de hoogte zal zijn geraakt dat er een granaat was gevonden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 27 mei 2024. Hieruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten, maar niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte rapport van 21 mei 2024 en de nadere toelichting daarop door de reclassering van 2 juni 2024. De reclassering schrijft dat alle interventies binnen een forensisch kader de afgelopen jaren reeds zijn benut. De reclassering ziet, mede gelet op de ontkennende houding van verdachte, geen heil in een nieuw toezicht met interventies, nu dit waarschijnlijk niet zal bijdragen het voorkomen van recidive. Dat verdachte ondanks alle hulp en steun van de reclassering toch is gerecidiveerd, rekent de rechtbank hem aan. Verdachte heeft ook ter terechtzitting geen openheid van zaken gegeven.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor bedreiging door het tonen van (nep)vuurwapen is het oriëntatiepunt een gevangenisstraf van vier maanden. Voor het voorhanden hebben van een op een wapen gelijkend voorwerp is het oriëntatiepunt een geldboete van € 550,-. Eerstgenoemd oriëntatiepunt lijkt van toepassing op een situatie waarbij aan één persoon een wapen wordt getoond om die persoon te bedreigen. De situatie in deze strafzaak, waarbij een airsoftgranaat aan een centrale toegangsdeur van een appartementencomplex is gehangen, is van een ernstigere orde, mede gelet op de gevaarzetting en de maatschappelijke context. Daarom ziet de rechtbank aanleiding om van dit oriëntatiepunt af te wijken en een hogere, geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. Het reclasseringsadvies en de proceshouding van verdachte geven geen aanleiding om een deels voorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank zal de eis van de officier van justitie volgen en aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden opleggen.

8.Beslag

Onder verdachte zijn negen patronen, één airsoftgranaat en één tiewrap in beslag genomen. De officier van justitie heeft gevorderd dat de patronen aan het verkeer worden onttrokken en dat de airsoftgranaat en tiewrap verbeurd worden verklaard.
8.1.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de patronen voorhanden heeft gehad, zoals ten laste gelegd onder 2. Nu de patronen echter zijn aangetroffen in het onderzoek naar de misdrijven waarvan verdachte wordt verdacht, terwijl deze kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden de patronen onttrokken aan het verkeer.
De airsoftgranaat en tiewrap behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van die voorwerpen het bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 2 mei 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 18/199950-20, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 17 augustus 2020 van de politierechter te Leeuwarden, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met bevel dat een deel van deze straf, groot drie maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd op 14 augustus 2024 schuldig maakt aan een strafbaar feit en de rechter tenuitvoerlegging van dat deel gelast. Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
9.1.
Standpunten ter zitting
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel.
De verdediging heeft de rechtbank primair verzocht om de vordering af te wijzen, subsidiair om de proeftijd te verlengen en meer subsidiair verzocht om de tenuitvoerlegging van slechts een deel van de straf te gelasten en daarbij te bepalen dat dat gedeelte wordt omgezet naar een taakstraf. De voorwaardelijke straf is voor andere soort feiten aan verdachte opgelegd. Bovendien was de proeftijd erg lang.
9.2.
Oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet geen aanleiding om de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel niet te gelasten. De vordering tot tenuitvoerlegging wordt toegewezen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling
Feit 3:handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
9 STK Patroon (PL1300-2024034310-G6468456)
Verklaart
verbeurd:
  • 1 STK Tiewrap (PL1300-2024034310-G6461688, Kabelbinder)
  • 1 STK Handgranaat (PL1300-2024034310-G6463738, Airsoft handgranaat)
Gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van de politierechter te Leeuwarden van 17 augustus 2020, te weten een
gevangenisstraf van 3 (drie) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. C.A.E. Wijnker en M.A. Boerhorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Borova, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juni 2024.
[...]

[...]

[...]