Op 18 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die onderworpen was aan een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich onvoldoende heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan de maatregel waren verbonden. Ondanks eerdere inspanningen en begeleiding heeft de verdachte niet de gewenste gedragsverandering laten zien en is er een toename van het recidiverisico geconstateerd. De rechtbank heeft daarom besloten de niet ten uitvoer gelegde PIJ-maatregel alsnog ten uitvoer te leggen, met inachtneming van de vrijheidsbeneming die de verdachte al heeft ondergaan. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de procesgang, de adviezen van deskundigen en de standpunten van de officier van justitie en de verdediging. De rechtbank benadrukt dat de verdachte meer sturing en begeleiding nodig heeft dan in een ambulant kader kan worden geboden. De beslissing is genomen in het belang van de verdachte, zodat hij de noodzakelijke behandeling kan ondergaan in een instelling met duidelijke kaders.