ECLI:NL:RBAMS:2024:3593

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
10638077 CV EXPL 23-10567
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht inzake oneerlijke handelspraktijken en niet-ontvankelijkheid van de eiser

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 18 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en A.S. Watson (Health & Beauty Continental Europe) B.V. [eiser] vorderde een verklaring voor recht dat de uitingen van A.S. Watson in reclamefolders misleidend waren en kwalificeerden als oneerlijke handelspraktijken. De eiser had producten gekocht bij Kruidvat en Trekpleister, waarbij hij zich beroept op onjuiste adviesprijzen en niet-bestaande prijsvoordelen. A.S. Watson voerde verweer en concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van de eiser.

De kantonrechter overwoog dat de eiser niet had aangetoond dat hij schade had geleden door de gestelde oneerlijke handelspraktijken. Bovendien had de eiser de overeenkomsten niet buitengerechtelijk vernietigd, wat hem de mogelijkheid had geboden om de producten te retourneren. De rechter concludeerde dat de eiser onvoldoende belang had bij de gevorderde verklaring voor recht, aangezien hij niet had aangetoond dat deze verklaring enige invloed zou hebben op zijn rechtsverhouding met A.S. Watson.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter de eiser niet-ontvankelijk in zijn vorderingen en veroordeelde hem in de proceskosten van A.S. Watson, die op € 630,00 werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. B. Brokkaar.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10638077 \ CV EXPL 23-10567
Vonnis van 18 juni 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R. de Nekker,
tegen
A.S. WATSON (HEALTH & BEAUTY CONTINENTAL EUROPE) B.V.,
gevestigd te Renswoude,
gedaagde partij,
hierna te noemen: A.S. Watson,
gemachtigde: mr. T.A. Eradus.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 oktober 2023;
- de mondelinge behandeling van 5 maart 2024 waarvan aantekeningen zijn gemaakt;
- de spreekaantekeningen van beide partijen.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
A.S. Watson exploiteert in Nederland onder meer de winkels Kruidvat en Trekpleister.
2.2.
[eiser] heeft op 16 april 2023 in een filiaal van Kruidvat een fles Witte Reus wasmiddel vier liter gekocht voor € 10,99 naar aanleiding van een reclamefolder met daarin de advertentie:
[in rood: adviesprijs € 34,99, ktr]
2.3.
[eiser] heeft op 19 april 2023 in een filiaal van Trekpleister twee flessen Robijn wasmiddel gekocht voor € 10,00 naar aanleiding van een reclamefolder met daarin de advertentie:
2.4.
Op de website van Trekpleister stond op dat moment vermeld dat de adviesprijs per fles Robijn wasmiddel € 12,99 was. Op de kassabon van deze aankoop staat € 6,99 per fles vermeld en een totale actiekorting van € 3,98.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert een verklaring voor recht dat de uitingen “Robijn van € 31,18 voor € 10,00 (68% korting)” en “Witte Reus van € 34,99 voor € 10,99 (60% korting)” door A.S. Watson kwalificeren als misleidende en (daarmee) oneerlijke handelspraktijk in de zin van artikel 6:193 b en 6:193c lid 1 sub d van het Burgerlijk Wetboek (BW), met veroordeling van A.S. Watson in de proceskosten. Volgens [eiser] is de aanbieding van Trekpleister in de reclamefolder misleidend omdat sprake is van een feitelijk onjuiste adviesprijs (€ 31,18 voor twee flessen dus € 15,59 per fles, terwijl op de website van Trekpleister werd geadverteerd met een adviesprijs van € 12,99 per fles) en van een niet bestaand prijsvoordeel (de kassabon vermeldt een prijsvoordeel van € 3,98, 80% minder dan in de reclamefolder werd voorgehouden). De aanbieding van Kruidvat is misleidend, omdat het genoemde kortingspercentage niet ondubbelzinnig ziet op de adviesprijs en omdat geen sprake is van een (bestaand) prijsvoordeel. Kruidvat verkoopt het product namelijk alleen maar in de aanbieding en het product werd in de betreffende periode nergens anders verkocht voor € 34,99. [eiser] heeft ook nergens kunnen verifiëren of de adviesprijzen juist zijn.
3.2.
A.S. Watson voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van diens vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Art. 3:302 BW bepaalt dat de rechter op vordering van een bij een rechtsverhouding onmiddellijk betrokken persoon omtrent die rechtsverhouding een verklaring voor recht uitspreekt. Art. 3:303 BW bepaalt dat zonder voldoende belang niemand een rechtsvordering toekomt. In dit vereiste van voldoende belang ligt besloten dat het belang bij het instellen van een vordering evenredig moet zijn aan het belang van de wederpartij en dat van een behoorlijke rechtspleging. Dat voldoende belang bestaat bij een vordering mag in beginsel worden verondersteld. Indien dat belang wordt betwist of de rechter ambtshalve opheldering wenst over dat belang, rusten de stelplicht en bewijslast terzake in beginsel op degene die de vordering instelt (ECLI:NL:HR:2019:590). [eiser] heeft – gelet op de uitvoerige betwisting door A.S. Watson – niet voldaan aan deze stelplicht. Hierna wordt uitgelegd waarom niet.
4.2.
Als een handelaar zich bedient van een oneerlijke handelspraktijk in de zin van artikel 6:193b BW (en daarmee onrechtmatig handelt), is deze voor de daardoor ontstane schade aansprakelijk (artikel 6:193j lid 2 BW). [eiser] heeft in deze procedure (of daaraan voorafgaand) niet aannemelijk gemaakt dat hij schade heeft geleden als gevolg van de (door hem gestelde) oneerlijke handelspraktijken van A.S. Watson. Weliswaar heeft [eiser] tijdens de mondelinge behandeling (desgevraagd) meegedeeld dat hij reiskosten heeft gemaakt doordat hij het Openbaar Vervoer in Amsterdam (waar hij ook woonachtig is) heeft gebruikt om de producten bij Trekpleister en Kruidvat te kopen, maar [eiser] heeft niet uitgelegd dat en waarom deze kosten het gevolg zijn van de door hem gestelde oneerlijke handelspraktijken.
4.3.
Een overeenkomst die als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen is bovendien vernietigbaar (6:193j BW). [eiser] heeft de overeenkomsten niet buitengerechtelijk vernietigd. [eiser] wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat dit niet mogelijk was, omdat A.S. Watson niet erkent dat sprake is van een oneerlijke handelspraktijk. Ook zonder die erkenning – en ook zonder verkrijging van de van A.S. Watson verlangde informatie over de geadverteerde adviesprijzen en kortingen – had [eiser] tot vernietiging van de overeenkomsten met Kruidvat en Trekpleister kunnen overgaan. A.S. Watson hanteert een retourbeleid en heeft onweersproken aangevoerd dat zij de zaak buiten rechte wilde afwikkelen. Daarmee is voldoende aannemelijk dat A.S. Watson zich bij vernietiging zou hebben neergelegd, in die zin dat [eiser] de producten had kunnen retourneren tegen terugbetaling van de aankoopprijs. Daarmee had een gerechtelijke procedure kunnen worden voorkomen.
4.4.
Ook in deze procedure wordt geen vernietiging van de overeenkomst(en) gevorderd. Het is [eiser] kennelijk niet te doen om het (tegen ontvangst van de aankoopprijs) retourneren van de door hem gekochte producten. [eiser] wenst – zoals hij tijdens de mondelinge behandeling meedeelde – (in rechte) genoegdoening te krijgen in de vorm van de erkenning in algemene zin door A.S. Watson dat zij gebruik heeft gemaakt van misleidende handelspraktijken. Daartoe strekken ook de door hem gevorderde verklaringen voor recht. [eiser] heeft niet gesteld dat hij na toewijzing daarvan tot vernietiging van de overeenkomst(en) zal overgaan of de vernietiging daarvan alsnog zal vorderen. Tegen deze achtergrond heeft [eiser] – gelet op de hem op grond van artikel 6:163j BW toekomende remedies – onvoldoende toegelicht dat toewijzing van de door hem gevorderde verklaringen voor recht enig verschil zal maken in zijn rechtsverhouding met A.S. Watson, en daarmee welk concreet belang hij daarbij heeft. De enkele door [eiser] gewenste genoegdoening is geen concreet belang dat in rechte moet worden gerespecteerd, net zo min als het algemene belang dat er (naar de kantonrechter begrijpt) volgens hem uit bestaat dat bij adverteren met adviesprijzen sprake is van schijnvoordeel. Een dergelijk belang kwalificeert niet als een eigen belang van [eiser] en een verklaring voor recht geldt bovendien alleen tussen partijen. Het enkele feit dat op grond van artikel 6:193c lid 1 BW ook sprake kan zijn van een misleidende handelspraktijk in de situatie dat een gemiddelde consument door feitelijk onjuiste of misleidende informatie een besluit over een overeenkomst
kannemen dat hij anders niet had genomen, maakt dat niet anders. Dat betekent immers nog niet dat [eiser] in dit geval processueel een eigen belang heeft bij de door hem gevorderde verklaringen voor recht.
4.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiser] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vorderingen. [eiser] moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Deze worden aan de zijde van A.S. Watson begroot op:
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 476,00 (2,00 punten × € 238,00)
- nakosten
€ 68,00(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 630,00
voor zover van toepassing inclusief btw.
De beslissing
De kantonrechter
I. verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen;
II. veroordeelt [eiser] in de proceskosten van A.S. Watson van € 630,00, voor zover van toepassing inclusief btw, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig betaalt en het vonnis daarna wordt betekend;
III. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Brokkaar en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2024