ECLI:NL:RBAMS:2024:3573

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
13.256068.23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot moord en zware mishandeling; taakstraf voor vuurwerkbezit

Op 13 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord/doodslag en zware mishandeling. De zaak betreft een incident op 18 juni 2023, waarbij de verdachte het slachtoffer met een mes zou hebben gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen opzet was op de dood of zwaar lichamelijk letsel, wat leidde tot vrijspraak van de poging tot moord en zware mishandeling. De rechtbank concludeerde dat het letsel van het slachtoffer, een oppervlakkige steekwond, niet voldoende was om te spreken van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel of de dood.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, wat hij heeft bekend. De rechtbank heeft dit feit bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de gevaarzetting van het professioneel vuurwerk en de risicovolle opslag ervan. De verdachte had 21 cobra's in zijn bezit, wat een ernstige overtreding van de wet op de economische delicten en het Vuurwerkbesluit opleverde. De rechtbank heeft de teruggave van een in beslag genomen telefoon gelast en de voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.256068.23
Datum uitspraak: 13 juni 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedag] 1981,
wonende op het adres [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E.M. Meppelink, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R. Pothast, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij op 18 juni 2023 het slachtoffer [persoon] (hierna: [persoon]) met een mes heeft gestoken. Dit is primair ten laste gelegd als poging tot moord/doodslag en subsidiair als poging tot zware mishandeling (feit 1). Daarnaast wordt verdachte ervan beschuldigd dat hij ten tijde van zijn aanhouding op 3 oktober 2023 professioneel vuurwerk (21 cobra’s) voorhanden had en had opgeslagen (feit 2).
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte beide tenlastegelegde feiten heeft begaan, waarbij de officier van justitie het steken met een mes kwalificeert als een poging tot doodslag.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging vindt niet bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, omdat niet vastgesteld kan worden dat sprake was van (voorwaardelijk) opzet op de dood, dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen een bewezenverklaring van feit 2.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak feit 1 primair en subsidiair
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat [persoon] in de nacht van 17 op 18 juni 2023 gewond is geraakt doordat hij met een mes is geraakt in het bovenlichaam ter hoogte van de onderste ribben. Mede gelet op de verklaring van verdachte, staat voor de rechtbank vast dat verdachte degene is geweest die [persoon] met het mes heeft verwond.
Om te bepalen of dit handelen van verdachte kwalificeert als poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling, zoals ten laste is gelegd, moet de rechtbank de vraag beantwoorden of verdachte met zijn handelen het opzet heeft gehad op het doden van [persoon] en als dat niet zo is, of hij opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank komt tot de conclusie dat dit allebei niet het geval is, zodat verdachte vrijgesproken moet worden van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Hiervoor vindt de rechtbank het volgende van belang.
Het dossier bevat geen uitgebreide letselverklaring. Uit het dossier blijkt wel dat [persoon] kort na het incident ter plaatse is behandeld door ambulancepersoneel en dat zij ter plekke de wond met een pleister hebben afgeplakt. Het hechten van de wond, of ander ingrijpender medisch handelen, was kennelijk niet nodig. Uit de schriftelijke verklaring van de huisarts volgt dat het ging om een oppervlakkige steekwond, zonder gevolgen voor de achterliggende long of het hart. Daarmee staat vast dat sprake is geweest van één stekende beweging met beperkt letsel als gevolg. Op basis van de camerabeelden kan vastgesteld worden dat verdachte het mes rustig heeft gepakt en uitgeklapt. Nadat verdachte de stekende beweging heeft gemaakt reageert het slachtoffer hier niet zodanig op, dat daaruit afgeleid kan worden dat met kracht gestoken is. Ook de andere stukken in het dossier bevatten geen aanwijzingen dat verdachte met kracht heeft gestoken. Dit maakt dat de rechtbank niet kan vaststellen dat het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans meebracht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (of het doden van [persoon]). Dit leidt tot de conclusie dat het handelen van verdacht niet kan worden gekwalificeerd als poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling.
3.3.2.
Bewezenverklaring feit 2
Verdachte heeft bekend dat hij de 21 cobra’s voorhanden heeft gehad en heeft opgeslagen. De rechtbank vindt mede gelet op deze bekennende verklaring bewezen dat verdachte het onder twee ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank leidt de bewezenverklaring af uit de volgende bewijsmiddelen:
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting van 13 juni 2024;
Een proces-verbaal van verdenking, met nummer PL1300-2023135459-52, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] (pag. 185-188);
Een geschrift, een kennisgeving van inbeslagneming met nummer PL1300-2023135459-41 (pag. 214);
Een proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, met nummer PL13000-2023135459, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3], inclusief bijlagen (pag. 215-235).

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.3.2 opgesomde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 2
op 3 oktober 2023 te Amsterdam opzettelijk 21 stuks cobra‘s, zijnde professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, voorhanden heeft gehad en heeft opgeslagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 weken, met aftrek van voorarrest, waarvan 11 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen.
De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over een op te leggen straf in het geval de rechtbank verdachte alleen veroordeelt voor feit 2.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht voor het bewezenverklaarde vuurwerkfeit hoogstens een taakstraf op te leggen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan verdachte een taakstraf op van 120 uur. Daarvoor vindt de rechtbank het volgende van belang.
Verdachte heeft 21 cobra’s voorhanden gehad en opgeslagen in zijn kelderbox. Daarmee heeft verdachte als niet-professional gevaarlijk en massa-explosief professioneel vuurwerk op een onveilige wijze opgeslagen. De gevaarzetting van massa-explosief vuurwerk is groot. Een eigenschap van massa-explosief vuurwerk is het gelijktijdig exploderen van ander massa-explosief vuurwerk. Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij het vuurwerk al gedurende langere tijd (namelijk al vanaf voor de jaarwisseling) had opgeslagen. Daarmee heeft verdachte een risicovolle situatie voor zijn woonomgeving gecreëerd. Als het vuurwerk zou zijn ontploft, had dat een ravage aangericht.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank rekening met het aantal stuks en de aard van vuurwerk dat verdachte voorhanden heeft gehad en de risicovolle wijze van opslaan.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte. Omdat daaruit niet volgt dat verdachte eerder voor vuurwerkdelicten is veroordeeld, is dat niet van belang voor de op te leggen straf.

8.Beslag

Onder verdachte is een Samsung-telefoon in beslag genomen en deze telefoon is nog niet aan verdachte terug gegeven. De officier van justitie heeft hierover geen standpunt ingenomen en de raadsman heeft verzocht om teruggave van de telefoon aan verdachte.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de telefoon niet aan verdachte terug te geven, zodat de rechtbank de teruggave zal gelasten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 2
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Gelast de teruggave aan verdachte van een Samsung S20 (goednummer PL13002023135459-6403731).
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. M.A. Boerhorst en S.A.M. Groot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Wolswinkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juni 2024.
[...]