De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzetwitwassen, schuldwitwassen en valsheid in geschrift. De rechtbank grondt haar beslissing op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen en op de hierna volgende overwegingen. Als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkorte vonnis. Deze aanvulling wordt aan het verkorte vonnis gehecht.
Verdachte is ten tijde van de tenlastegelegde periode bestuurder van [bedrijf 1] Hij heeft twee leenovereenkomsten opgemaakt met [naam 2] en [naam 3] gedateerd op 5 januari 2016. Verdachte heeft deze twee overeenkomsten op 28 maart 2017 naar de ING bank gestuurd, als onderbouwing voor de herkomst van de hierboven genoemde twee bedragen van € 550.000,- en € 500.000,- die op 12 januari 2016 naar de ING-bankrekening van [bedrijf 1] zijn overgemaakt.
3.3.1.Ten aanzien van feit 3
Verdachte heeft verklaard dat hij de twee leenovereenkomsten heeft opgemaakt op verzoek van [naam 1] . De leenovereenkomsten zijn opgemaakt om aan de Kosovaarse overheid te laten zien, zodat er geld vanuit Kosovo naar Nederland kon worden overgemaakt. Verdachte heeft hierover verklaard dat het geld van [naam 1] was, maar dat [naam 1] dat geld eerder naar Kosovo heeft overgemaakt om daar te investeren. Toen [naam 1] het geld nodig had, zijn de leenovereenkomsten opgemaakt om het geld terug te krijgen. Ook [naam 2] , en [naam 3] , degenen met wie de leenovereenkomsten zijn gesloten, hebben verklaard dat het geld van [naam 1] was en dat er dus geen sprake was van een lening. [naam 5] heeft verklaard dat er geen sprake kan zijn van een lening, omdat [naam 2] en [naam 3] geen geld hebben.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte leenovereenkomsten heeft opgemaakt en ingediend bij de ING bank, terwijl er geen sprake was van een lening. Uit het voorgaande blijkt bovendien dat de verdachte wist dat van een lening geen sprake was en dat hij ook wist dat de overeenkomsten gebruikt zouden worden om te misleiden. Dit maakt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en het gebruik maken van een vals geschrift. Dat de verdachte heeft verklaard dat hij deze leningen heeft opgesteld om te voorzien in een titel om het geld uit Kosovo naar Nederland te krijgen maakt het voorgaande niet anders, nu verdachte naar het oordeel van de rechtbank het oogmerk heeft gehad op misleiding.
3.3.2.Ten aanzien van feit 1
Om tot een veroordeling van witwassen te komen moet bewezen worden dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de geldbedragen op de tenlastelegging van misdrijf afkomstig zijn, en dat hij die geldbedragen voorhanden heeft gehad en daarvan de herkomst heeft verhuld.
Geldbedragen voorhanden gehad
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij een bedrag van in totaal € 2.485.00,- heeft witgewassen. Dit bedrag betreft het totale bedrag dat door [naam 1] is overgemaakt van zijn bankrekening in Turkije en Kosovo naar de bankrekeningen van [naam 2] en [naam 3] in Kosovo. Van dit bedrag is € 1.627.650,- overgemaakt van de bankrekeningen van [naam 2] en [naam 3] naar [bedrijf 1] Nu de rechtbank niet kan vaststellen dat verdachte het bedrag dat door [naam 1] aan [naam 2] en [naam 3] is overgemaakt voorhanden heeft gehad, wordt verdachte van dat gedeelte van de tenlastelegging vrijgesproken.
De vraag die vervolgens voor ligt is of verdachte het bedrag van € 1.627.650,- dat vanuit Kosovo (van de rekeningen van [naam 2] en [naam 3] ) naar [bedrijf 1] is overgeboekt, voorhanden heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat verdachte de bedragen van € 500.000 en € 550.000,- (in totaal € 1.050.000,-) voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft in zijn rol als bestuurder van [bedrijf 1] deze gelden onder zich gehad en gebruikt bij de aankoop van het pand aan de [adres] . Ook ten aanzien van het resterende bedrag van € 557.650,- dat aan [bedrijf 1] is overgemaakt is de rechtbank van oordeel dat verdachte dit voorhanden heeft gehad. Dit bedrag is deels aangewend voor de aankoop van de [adres] . Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij niet betrokken is geweest bij de aankoop van dit pand, oordeelt de rechtbank dat verdachte dit geldbedrag wel voorhanden heeft gehad, omdat verdachte de bestuurder was van [bedrijf 1] en ook de rekeningen van [bedrijf 1] beheerde. Bovendien blijkt uit de akte van levering van beide panden dat verdachte wel degelijk betrokken was bij de aankoop van deze panden. Verdachte heeft beide akten ondertekend bij de notaris.
Vermoeden van witwassen t.a.v. € 1.627.650,-
De rechtbank kan op basis van het dossier geen specifiek misdrijf vaststellen waaruit het geldbedrag van € 1.627.650,- afkomstig is. De vraag die vervolgens voor ligt is of sprake is van een ernstig vermoeden dat dit geldbedrag uit misdrijf afkomstig is. De rechtbank beantwoord deze vraag bevestigend, onder meer gelet op de omstandigheden rondom het overboeken van dit geldbedrag. Het geldbedrag is in zeven overboekingen van de rekeningen van [naam 2] en [naam 3] naar de rekening van [bedrijf 1] overgemaakt. De geldbedragen zijn kort voor de overboeking van Kosovo naar [bedrijf 1] ontvangen op de rekening van [naam 2] en [naam 3] , van de rekening van [naam 1] in Turkije en Kosovo. Verdachte heeft zoals hierboven reeds is overwogen valse leenovereenkomsten opgesteld om de herkomst van twee van deze overboekingen, een overboeking van € 500.000,- en € 550.000,- op 12 januari 2016, te verklaren. Uit de aangiften inkomstenbelasting van [naam 1] blijkt dat [naam 1] slechts een salaris ontving van ongeveer € 45.000,- per jaar, terwijl [naam 1] er bovendien een luxe levensstijl op nahield.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande, in onderling samenhang bezien, sprake is van een redelijk vermoeden dat de gelden vanuit Kosovo van misdrijf afkomstig zijn.
De verklaring van verdachte
Gelet op het voorgaande mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van de gelden.
Verdachte heeft verklaard dat het geld dat [naam 1] heeft overgemaakt naar Kosovo afkomstig was uit inkomsten van [naam 1] van een verffabriek in Turkije. Verdachte heeft hiertoe bankafschriften met betrekking tot de verkoop van de aandelen van de verffabriek van [naam 1] overgelegd.
Verdachte heeft geen verklaring gegeven over de herkomst van de miljoenen die [naam 1] tot zijn beschikking had om aandelen in de verffabriek te kopen en leningen aan de fabriek te verstrekken.
Gelet op het bovengenoemde vindt de rechtbank de verklaring van verdachte over de herkomst van het geld onvoldoende om het witwasvermoeden te ontzenuwen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat geen andere conclusie mogelijk is dan dat de geldbedragen vanuit Kosovo uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Ten aanzien van het bedrag van € 1.050.000,- is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat deze geldbedragen afkomstig waren van misdrijf. Zijn wetenschap volgt uit de omstandigheid dat hij de twee valse leenovereenkomst ten aanzien van dit bedrag heeft opgemaakt. In zoverre is naar het oordeel van de rechtbank sprake van opzettelijk witwassen.
Gewoonte
Het voorhanden hebben en verhullen van deze twee geldbedragen is onvoldoende om van een gewoonte te kunnen spreken, zodat de rechtbank verdachte vrij zal spreken van het maken van een gewoonte van dit feit.
Ten aanzien van een geldbedrag van € 557.650,- kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte wist dat het geld van criminele herkomst was. De rechtbank is wel van oordeel dat verdachte dat had moeten weten. Verdachte deed al jaren de administratie voor [naam 1] en kon zijn luxe levensstijl niet verklaren. Toen [naam 1] in 2005 vastzat in verband met een verdenking van betrokkenheid bij een diamantroof op Schiphol, is verdachte als getuige gehoord. Desondanks heeft verdachte ervoor gekozen om geen vragen te stellen aan [naam 1] over de herkomst van zijn gelden. In zoverre is aldus sprake van schuldwitwassen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de geldbedragen in nauwe en bewuste samenwerking met [naam 1] en de ten laste gelegde bv’s heeft witgewassen, waardoor sprake is van medeplegen.
3.3.3.Ten aanzien van feit 2
Contante stortingen € 81.705,-
Verdachte heeft contante bedragen van in totaal € 81.705,- van [naam 1] ontvangen. Verdachte heeft deze contante bedragen op zijn bankrekening van [bedrijf 6] gestort. Verdachte heeft vervolgens met dit geld privébetalingen voor [naam 1] gedaan. Daarnaast zijn er twee overboekingen ontvangen vanuit Kosovo van in totaal € 4.500,- op de bankrekening van [bedrijf 6] .
De rechtbank kan op basis van het dossier ook geen specifiek misdrijf vaststellen ten aanzien van het geldbedrag van feit 2. De rechtbank vindt gezien de omstandigheden dat het ging om een groot contant geldbedrag dat verdachte op de rekening moest storten van een vof die reeds was doorgehaald in de KVK en daarmee privébetalingen moest doen voor [naam 1] , terwijl [naam 1] weinig inkomsten genereerde, dat er sprake is van een ernstig vermoeden dat het geldbedrag uit misdrijf afkomstig is. Verdachte heeft geen verklaring afgelegd over de herkomst van deze contanten. Nu er geen concrete en verifieerbare verklaring is afgelegd over de herkomst, is de rechtbank van oordeel dat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. De rechtbank is van oordeel dat verdachte dit redelijkerwijs had moeten weten.
Vrijspraak van € 4.500,- en € 4.513,76,-
Naast de contante stortingen werden op de bankrekening van [bedrijf 6] ook twee bedragen uit Kosovo van in totaal € 4.500,- overgemaakt. Verder worden diverse kleine bedragen (terug) ontvangen van diverse instanties zoals het CJIB en de ANWB met in de omschrijving: te veel of dubbel betaalde bedragen. Nu ten aanzien van deze bedragen niet is gebleken van een witwasvermoeden zal verdachte van deze geldbedragen worden vrijgesproken.