ECLI:NL:RBAMS:2024:3536

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
AWB 23/5258
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verleende omgevingsvergunning voor bestemmingswijziging en bouwactiviteit in Amsterdam

Op 31 januari 2023 verleende het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam een omgevingsvergunning aan vergunninghouder voor het veranderen van de indeling van een pand en het omzetten van de bestemming naar vijf woningen en twee kantoorruimten. Eisers, bewoners van Amsterdam, maakten bezwaar tegen deze vergunning, maar het college handhaafde zijn besluit. Hierop hebben eisers beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam. De rechtbank heeft op 10 april 2024 de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat de Omgevingswet, die op 1 januari 2024 in werking trad, niet van toepassing was, omdat de aanvraag voor de omgevingsvergunning vóór deze datum was ingediend. De rechtbank beoordeelde de ontvankelijkheid van eisers en concludeerde dat hun beroep ontvankelijk was, ondanks dat zij slechts tegen de beslissing op hun bezwaar beroep hadden ingesteld. De rechtbank oordeelde dat het college de bestemmingswijziging en de druk op de leefomgeving voldoende had gemotiveerd. De rechtbank vond dat de overschrijding van de goothoogte stedenbouwkundig aanvaardbaar was en dat de argumenten van eisers over de parkeerdruk niet opgingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers geen gelijk kregen en geen proceskostenvergoeding ontvingen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/5258

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juni 2024 in de zaak tussen

[eisers] , uit Amsterdam, eisers

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouder van Amsterdam, het college

(gemachtigde: [gemachtigde van verweerder] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [bedrijf] uit Amsterdam (vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. G.K. El Wanni).

Inleiding

1. Op 31 januari 2023 heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van de indeling (en constructie) van de begane grond, eerste verdieping en tweede verdieping, het maken van een dakterras op de tweede verdieping, het maken van een daklaag van twee verdiepingen, het veranderen van alle kozijnen in de voorgevel en het omzetten van de bestemming naar vijf woningen en twee kantoorruimten op de locatie [adres 1] [huisnummer 1] , [huisnummer 2] en [huisnummer 3] in Amsterdam. Eisers hebben los van elkaar bezwaar gemaakt tegen deze omgevingsvergunning.
1.1.
Met het bestreden besluit van 17 juli 2023 op het bezwaar van [eisers] is het college bij zijn beslissing gebleven. Eisers zijn het hier niet mee eens en hebben daarom beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2024 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [namen] , beiden werkzaam bij vergunninghouder.

Beoordeling door de rechtbank

Wat moet de rechtbank in deze procedure beoordelen?
2. Voor de beoordeling van het beroep is allereerst van belang welke wetgeving de rechtbank moet toepassen. Op 1 januari 2024 zijn namelijk de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. De Omgevingswet vervangt onder meer de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Als een aanvraag om een omgevingsvergunning echter is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. [1] Aangezien vergunninghouder de omgevingsvergunning vóór 1 januari 2024 heeft aangevraagd, is in deze procedure de Wabo van toepassing.
3. Op grond van de Wabo zijn verschillende activiteiten vergunningplichtig. Deze activiteiten zijn opgesomd in artikel 2.1 en 2.2 van de Wabo. In deze zaak heeft het college de omgevingsvergunning verleend voor de volgende twee activiteiten: ‘het bouwen van een bouwwerk’ [2] en ‘het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan’. [3]
4. Verder is het bestemmingsplan [bestemmingsplan]’ (het bestemmingsplan) van toepassing. Op de locatie [adres 1] [huisnummer 1] rust de bestemming ‘Gemengd-1’. Op de locatie [adres 1] [huisnummer 3] rust de bestemming ‘Wonen’. Het adres [adres 1] [huisnummer 2] bestaat feitelijk niet.
5. De rechtbank zal allereerst beoordelen of [eisers] ontvankelijk is in haar beroep. Daarna zal de rechtbank beoordelen of het college in redelijkheid de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan’ heeft kunnen verlenen. Eisers hebben geen argumenten aangevoerd tegen het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen van een bouwwerk’. De rechtbank zal deze activiteit daarom niet beoordelen. Tot slot zal de rechtbank de argumenten van [eisers] over de proceskostenvergoeding in bezwaar en de eigen parkeerplaats beoordelen.
Ontvankelijkheid van [eisers]
6. Vergunninghouder heeft in zijn reactie van 28 maart 2024 opgemerkt dat het beroep van [eisers] niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Eisers hebben namelijk alleen beroep ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar van [eisers] . Aangezien de rechtbank de ontvankelijkheid van partijen in beroep ambtshalve moet beoordelen, zal zij nader op deze opmerking van vergunninghouder ingaan.
7. Eisers hebben op de zitting toegelicht waarom zij alleen beroep hebben ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar van [eisers] . [eisers] dacht dat, als zij beroep zou instellen tegen de beslissing op haar bezwaar, de zitting bij de rechtbank in haar vakantie zou plaatsvinden. [eisers] wilde niet dat de zaak door haar vakantie vertraging zou oplopen. Eisers hebben er daarom voor gekozen om alleen beroep in te stellen tegen de beslissing op het bezwaar van [eisers] .
8. Gelet op deze toelichting en het gegeven dat de keuze voor deze processtrategie door [eisers] is ingegeven om de procedure niet te vertragen, hetgeen ook een belang is voor vergunninghouder, ziet de rechtbank geen aanleiding het beroep van [eisers]
niet-ontvankelijk te verklaren. Dit betekent dat [eisers] wordt geacht ook namens [eisers] beroep te hebben aangetekend tegen het besluit op het bezwaar van [eisers] .

Het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan

9. Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om voor afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe. Dat betekent dat het college de keuze heeft om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. Het college moet dit goed motiveren en zorgvuldig handelen. De bestuursrechter toetst of het college in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen de gevraagde omgevingsvergunning al dan niet te verlenen.
Omzetten van de bestemming
10. Eisers voeren als belangrijkste argument aan dat het college de bestemmingswijziging onvoldoende heeft onderbouwd. Hoewel het college heeft onderkend dat de geldende bestemming het uitgangspunt is, lijkt hij in de beoordeling hier veelal aan voorbij te gaan en terug te grijpen op de historische functie. Daarnaast heeft het college geen afweging gemaakt tussen de ruimtelijke impact van kantoren en van woningen. Het college moet verder motiveren waarom zij van de Kantorenstrategie 2019 – 2026 (hierna: de Kantorenstrategie) afwijkt. De motivering van het college dat uit het voorheen geldende bestemmingsplan blijkt dat het pand een gemengde bestemming had, maar is wegbestemd als gevolg van de omgevingsvergunning tot transformatie van woningen is feitelijk onjuist. In de openbare verkoopbrochure staat immers dat in het voorontwerp van het bestemmingsplan alleen wonen is toegestaan. Het college heeft de functie dus zelf voorgenomen. Dat het pand tot de [adres 2] behoorde is niet relevant, omdat de ingang van het pand in de [adres 1] ligt. De [adres 1] is overwegend bestemd met de bestemming ‘Wonen’.
10. Het college heeft allereerst toegelicht dat met de wijziging één plint ontstaat. Deze plint begint bij de [adres 2] en loopt om de hoek door tot en met het perceel [adres 1] [huisnummer 1] . Daarnaast past de wijziging in het gemengde karakter van [locatie]. Het college heeft op de zitting toegelicht dat de buurt een gemengd karakter kent met veel commerciële ruimtes. Naast wonen is er ook sprake van bedrijvigheid, winkels en kantoren. Hierin onderscheidt [locatie] zich van andere buurten en deze ontwikkeling past in dat karakter. Vervolgens gold op het perceel [adres 1] [huisnummer 1] eerst de bestemming wonen. Dit is op basis van een concreet plan omgezet naar de bestemming ‘Gemengd’, maar dat plan is nooit ten uitvoer gebracht. Gelet op de toelichting van het college op de zitting vindt de rechtbank deze gang van zaken aannemelijk. Tot slot heeft het college bestreden dat sprake is van leegstand. Er staan enkele winkels leeg in de [adres 2], maar er staan geen kantoren leeg in [locatie].
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college het omzetten van de bestemming hiermee voldoende en begrijpelijk gemotiveerd.
Druk op de leefomgeving, verkeersdrukte en parkeren
10. Eisers voeren verder aan dat de druk op de leefomgeving, verkeersdrukte en het parkeren zal toenemen. Het college heeft kantoor en woonfunctie alleen separaat bezien en niet in samenhang met elkaar. De veranderende functie én het toevoegen van twee verdiepingen vergroten de druk. Het bestemmingsplan zegt echter nadrukkelijk dat de parkeerdruk op [locatie] niet vergroot moet worden. Het college heeft niet in ogenschouw genomen dat de meeste mensen die een kantoor ontvangt met de auto arriveren en de al schaarse parkeerplaatsen zullen gebruiken en verkeerdrukte toeneemt. De cijfers van het college lijken volledig theoretisch. Parkeren in [locatie] is al een groot probleem. De toelichting van het college dat de kantoorfunctie minder verkeersgeneratie oplevert is onjuist. De kantoorfunctie zal door haar vergaderfunctie meer bezoekers trekken dan een woning en daarmee meer verkeersstromen genereren. Daarnaast zal een toename van het aantal fietsen de leefomgeving onder druk zetten. Er staan door ruimtegebrek al meer fietsen buiten de rekken geparkeerd dan erin. De Nota van Uitgangspunten bestemmingsplan [locatie] (hierna: de Nota) bepaalt dat een toename van fietsparkeren niet is in te passen in de openbare ruimte. Het college moet de samenhang tussen de kantoorfunctie en het optoppen in ogenschouw nemen.
10. Over de parkeerdruk van auto’s overweegt de rechtbank als volgt. Het college heeft in zijn aanvullende motivering van 20 april 2023 een berekening overgelegd, met behulp van kengetallen die landelijk door het CROW worden gehanteerd. Het college heeft geconcludeerd dat de functie kantoor in dit plan een lagere (theoretische) verkeersgeneratie heeft dan de functie wonen. Voor de geplande kantoorruimte van 237 m² is de verkeersgeneratie namelijk 7,11. Als deze ruimte voor woningen gebruikt zou worden, levert dat een verkeersgeneratie op van 9,9 in totaal. Daarnaast krijgen huishoudens maximaal één parkeervergunning per woning. Kantoren krijgen maximaal één parkeervergunning per tien voltijdswerknemers. In de plannen worden twee kantoorruimtes voorzien voor twintig werknemers. Dit komt neer op vier parkeervergunningen. Dit is één vergunning meer dan bij de theoretische situatie dat er drie woningen gemaakt zouden worden. Dit is niet nadelig voor de parkeerdruk, aldus het college. Kantoorpersoneel zal gedurende de werkweek overdag parkeren en bewoners vooral ’s avonds. Met de functie kantoor zal de parkeerdruk overdag iets meer kunnen stijgen, maar de parkeerdruk in de avond blijft ongewijzigd.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college met deze berekening voldoende gemotiveerd dat de parkeerdruk van auto’s voldoende is onderzocht. De berekening van het college is ruim en het college heeft hierin meer meegenomen dan noodzakelijk was. De vergelijking tussen de parkeerdruk van kantoren en de parkeerdruk van woningen is naar het oordeel van de rechtbank overtuigend. Tot slot ziet de rechtbank geen aanleiding om aan (de kengetallen van) de berekening te twijfelen.
10. Over de parkeerdruk van fietsen heeft het college toegelicht dat in de [adres 1] drie betaalde fietsenstallingen staan. Als fietsen op de stoep in de rekken worden geparkeerd past dat binnen het toegestane gebruik van de stoep. De fietsen kunnen ook elders in de straat of bij andere fietsenrekken worden geplaatst.
10. De rechtbank is van oordeel dat het college de parkeerdruk van fietsen hiermee voldoende heeft gemotiveerd. Voor zover eisers hebben gesteld dat een aantal betaalde fietsparkeergelegenheden zijn gesloten, is dit, zo is ter zitting vastgesteld, een ontwikkeling van na de beslissing op bezwaar. Met ontwikkelingen die na de beslissing op bezwaar hebben plaatsgevonden kan de rechtbank geen rekening houden.
Goothoogte
10. Eiseres voeren verder aan dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de overschrijding van de maximale goothoogte stedenbouwkundig aanvaardbaar is. De gevel is als beschermd stadsgezicht aangemerkt en erachter wordt een opbouw van twee verdiepingen geplaatst. Dat de gevonden oplossing mooi is, is subjectief en een onderbouwing van het standpunt van eisers dat het project een grote verandering teweegbrengt in de karakteristieken van het pand.
10. Op 20 april 2023 heeft het college toegelicht dat een transformatie van het pand stedenbouwkundig goed mogelijk is, gezien de lage ordewaardering van de belendende panden en de lage stedenbouwkundige zone. Het nieuwe volume is volgens het college goed ingepast qua hoogte en zet zich voldoende af tegen de karakteristiek van de bestaande gevel. De bestaande gevel wordt gerespecteerd en de oorspronkelijke opzet wordt nauwelijks aangetast door het terugspringen van het nieuwe volume vanuit de straatkant. Het nieuwe volume past qua (goot)hoogte heel goed in de nieuwe omgeving. Door een slim ontwerp van het volume en door het plaatsen van een asymmetrisch dak met verschillende goothoogtes neemt het nieuwe volume aan beide kanten de hoogte van de belendende panden op. Dit is volgens het college de beste oplossing die op deze plek bedacht kan worden. Het gebouw vormt toekomstig een zachte overgang van een lagere goothoogte naar een hogere goothoogte. Dit is volgens het college ruimtelijk heel mooi opgelost en zeker aanvaardbaar.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college hiermee voldoende gemotiveerd dat de overschrijding van de maximale goothoogte stedenbouwkundig aanvaardbaar is. De rechtbank benadrukt hierbij dat zij niet beoordeelt of zij onder deze omstandigheden tot hetzelfde oordeel als het college zou zijn gekomen, maar slechts of het college zijn beoordeling goed heeft gemotiveerd. Hiervan is in dit geval sprake. Dat eisers het inhoudelijk niet eens zijn met de beoordeling van het college, leidt niet tot het oordeel dat de motivering onjuist is.
10. Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het college in redelijkheid een omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen aan vergunninghouder.
Proceskostenvergoeding
10. [eisers] voert aan dat het college haar ten onrechte geen proceskostenvergoeding in bezwaar heeft toegekend. Een advocaat heeft haar bijgestaan en voorzien van inhoudelijke input. Er is immers sprake van een onrechtmatig besluit.
10. De rechtbank overweegt dat de proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen staan vermeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Het bedrag van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, wordt vastgesteld door allereerst aan de verrichten proceshandelingen punten toe te kennen overeenkomstig de lijst zoals opgenomen in de bijlage bij dit Besluit. Voor de bezwaarfase bestaan deze proceshandelingen uit het indienen van een bezwaarschrift en het verschijnen op de (nadere) hoorzitting. Aangezien de advocaat geen van deze proceshandelingen heeft verricht, komen de door [eisers] verzochte proceskosten reeds daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
Parkeervergunning
10. [eisers] voert tot slot aan dat zij een vaste en gegarandeerde parkeerplaats ter beschikking moet krijgen ter compensatie van de toenemende parkeerdruk, zodat zij haar auto kan parkeren in de wijk.
10. De rechtbank kan in deze procedure alleen het besluit toetsen waartegen eisers beroep hebben ingesteld. De vraag of [eisers] al dan niet aanspraak kan maken op een eigen parkeerplaats valt daarom buiten het bestek van deze procedure. De grond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

26. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van
mr.T.W. Steenhoff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet.
2.Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo.
3.Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.